ECLI:NL:GHARL:2022:6897

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 augustus 2022
Publicatiedatum
4 augustus 2022
Zaaknummer
21-001991-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor rijden onder invloed en zonder geldig rijbewijs met betrekking tot de onrechtmatige observatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor het rijden onder invloed van alcohol en voor het rijden zonder geldig rijbewijs. De feiten vonden plaats op 10 juni 2020 in Sappemeer, waar de verdachte als bestuurder van een personenauto werd aangetroffen met een alcoholgehalte van 600 microgram per liter uitgeademde lucht, wat aanzienlijk boven de toegestane limiet ligt. Daarnaast was het rijbewijs van de verdachte ongeldig verklaard, en hij had geen ander rijbewijs voor de betrokken categorie.

De verdediging voerde aan dat er sprake was van een onherstelbaar vormverzuim door de onrechtmatige plaatsing van een peilbaken onder de auto van de verdachte. Het hof oordeelde echter dat de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte beperkt was, en dat de algemene taakomschrijving van opsporingsambtenaren voldoende grondslag bood voor deze actie. Het hof verwierp het verweer van de verdediging en oordeelde dat er geen sprake was van een vormverzuim.

Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde een gevangenisstraf van vijf weken op, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, en een taakstraf van 70 uren. Daarnaast werd de verdachte voor zes maanden de rijbevoegdheid ontzegd en werd de in beslag genomen auto verbeurd verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging zijn genomen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001991-21
Uitspraak d.d.: 4 augustus 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 9 april 2021 met parketnummer 96-308348-20 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 21 juli 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot veroordeling van verdachte tot:
 een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 70 uren subsidiair 35 dagen hechtenis;
 een onvoorwaardelijke geldboete van € 600,00 subsidiair 12 dagen hechtenis;
 een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaren;
 een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 3 jaren.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. P.T. Huisman, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter, van oordeel dat de beide feiten wettig en overtuigend bewezen zijn maar dat sprake is geweest van een onherstelbaar vormverzuim hetgeen tot strafmindering dient te leiden, heeft verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 600,00 subsidiair 12 dagen hechtenis, te betalen in 10 één-maand-termijnen van € 60,00, een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 3 jaren en heeft de inbeslaggenomen auto verbeurdverklaard.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het deels anders beslist en zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 10 juni 2020 te Sappemeer, gemeente Midden-Groningen, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 600 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2.
hij, op of omstreeks 10 juni 2020 te Sappemeer, gemeente Midden-Groningen, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Borgercompagnie, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim en dat zij het op dit punt eens is met het vonnis van de politierechter. De raadsman van verdachte heeft hiertoe aangevoerd dat de wijze van opsporing – te weten het plaatsen van een peilbaken onder de auto – onrechtmatig is geweest omdat uit het dossier niet blijkt dat daartoe een machtiging ex artikel 126g van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is verleend
De raadsman heeft betoogd dat al eerder is geoordeeld (ECLI:NL:GHARL:2016:10593) dat er door het plaatsen van een peilbaken sprake is van stelselmatige observatie. Om deze reden is in een dergelijk geval een bevel van de officier van justitie in de zin van artikel 126g Sv noodzakelijk. Dit bevel is niet gegeven. Het peilbaken is geplaatst op grond van artikel 3 Politiewet 2012. Dit kan niet en is een onrechtmatige inbreuk op artikel 8 EVRM, de bescherming van de privacy, aldus de raadsman.
Het vormverzuim dient ertoe te leiden dat de gegevens die zijn verkregen door de onrechtmatige wijze van opsporing worden uitgesloten van het bewijs. Hierdoor ontbreekt wettig en overtuigend bewijs en dient verdachte vrijgesproken te worden van de hem ten laste gelegde feiten, aldus de raadsman.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een vormverzuim. Zij heeft hierbij gewezen op ECLI:NL:HR:2018:2050, waarin de Hoge Raad in een vergelijkbare casus heeft geoordeeld dat de algemene taakomschrijving van opsporingsambtenaren neergelegd in artikel 3 van de Politiewet voldoende legitimatie biedt voor het plaatsen van een peilbaken onder een auto.
Oordeel hof
Het hof stelt vast dat er tegen verdachte geen bevel stelselmatige observatie van kracht was. Observaties waarvoor geen machtiging is gegeven als bedoeld in artikel 126g van het Wetboek van Strafvordering, kunnen onrechtmatig zijn indien zij geschikt zijn om een min of meer compleet beeld van bepaalde aspecten van het leven van de verdachte te verkrijgen. Of dat het geval is, is afhankelijk van de omstandigheden zoals de duur, intensiteit, plaats en het doel van de observaties en de wijze waarop zij hebben plaatsgevonden (vgl. HR 6 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2050 en HR 13 november 2012, ECLI:NL:2012:BW9338).
Uit het dossier blijkt dat het - niet gelogde - peilbaken op de auto van de verdachte kortstondig, te weten in dit geval minder dan één dag, ten aanzien van verdachte in gebruik is geweest. De verdachte werd op dezelfde dag van de plaatsing van het peilbaken, kort na de melding dat het peilbaken bewoog, aangehouden. Het hof is – anders dan de politierechter – van oordeel dat de observatie door het plaatsen van het peilbaken op de personenauto van verdachte onder deze omstandigheden, met de aldus genoemde beperking in tijd en het niet gericht zijn op de persoon, maar enkel op de - niet gelogde - verplaatsing van het voertuig, niet geschikt is om een min of meer compleet beeld te krijgen van bepaalde aspecten van het leven van verdachte en dat derhalve van stelselmatige observatie geen sprake is. Het hof is voorts van oordeel dat de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van verdachte door het kortdurend plaatsen van een peilbaken op de auto slechts beperkt is geweest, zodat de algemene taakomschrijving van opsporingsambtenaren, neergelegd in artikel 3 van de Politiewet 2012, daarvoor voldoende grondslag biedt.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman dat sprake is van een vormverzuim en ziet derhalve geen aanleiding om tot bewijsuitsluiting over te gaan.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij, op 10 juni 2020 te Sappemeer, gemeente Midden-Groningen, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 600 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2.
hij, op 10 juni 2020 te Sappemeer, gemeente Midden-Groningen, terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Borgercompagnie, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994 (600 microgram).
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft de verkeersveiligheid in gevaar gebracht door op de openbare weg in een auto te rijden na het gebruik van alcoholhoudende drank en terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Het ademalcoholgehalte van de verdachte was op dat moment beduidend hoger dan het toegestane gehalte. Bovendien heeft hij zich niets aangetrokken van de maatregel van ongeldigverklaring van zijn rijbewijs.
Uit het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 juni 2022 blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder ook soortgelijke feiten.
De raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte inmiddels anders in het leven staat en zijn leven heeft gebeterd. Verdachte woont samen met zijn partner en zijn pasgeboren jongste zoon en hij is aan het werk als stukadoor met behoud van uitkering middels een traject van het UWV. De raadsman heeft bij het hof bepleit de strafeis van de advocaat-generaal te volgen.
Door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) zijn oriëntatiepunten voor strafoplegging vastgesteld. Voor het rijden in een auto terwijl het rijbewijs van de bestuurder ongeldig is verklaard, heeft de LOVS een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken als oriëntatiepunt gegeven. Voor het rijden onder invloed van alcohol met een ademalcoholgehalte van 600 microgram en recidive binnen 5 jaar, heeft de LOVS een geldboete van € 750,00 en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden als oriëntatiepunt gegeven.
Het hof ziet in verdachtes persoonlijke omstandigheden aanleiding om af te wijken van de genoemde oriëntatiepunten, met dien verstande dat hem geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf en geen onvoorwaardelijke rijontzegging zal worden opgelegd.
Gelet op het hiervoor genoemde en ook vanuit het oogpunt van normhandhaving en vergelding bekeken, is het opleggen van een combinatie van een voorwaardelijke gevangenisstraf, een onvoorwaardelijke taakstraf en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van hierna te noemen duur naar het oordeel van het hof passend en geboden.

Verbeurdverklaring

Verdachte reed in zijn auto, merk Volkswagen, met kenteken [kenteken] toen hij op 10 juni 2020 werd betrapt op het rijden in een auto terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard en terwijl hij onder invloed was van alcohol. Deze auto is door de politie in beslag genomen en niet teruggegeven. Omdat hij met deze aan hem toebehorende auto de feiten heeft gepleegd, kan deze auto worden verbeurdverklaard. Het hof is van oordeel dat dat in dit geval ook passend is en zal dit ook zo beslissen.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de financiële draagkracht van verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24, 33, 33a, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 9, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
70 (zeventig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
35 (vijfendertig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
personenauto, Volkswagen, kenteken [kenteken] .
Aldus gewezen door
mr. W. Foppen, voorzitter,
mr. M.C. Fuhler en mr. F. van der Maden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis, griffier,
en op 4 augustus 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.