ECLI:NL:GHARL:2022:6793

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 augustus 2022
Publicatiedatum
2 augustus 2022
Zaaknummer
200.293.302
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over verplichtstelling in bedrijfstakpensioenfonds voor zorg en welzijn

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verplichtstelling van de besloten vennootschap Metabletica B.V. tot deelname aan het pensioenfonds PFZW. Metabletica, vertegenwoordigd door mr. F.V.I.M. Hoppers, vorderde dat het hof zou verklaren dat zij niet onder de verplichtstelling van PFZW valt voor de periode van 8 augustus 2013 tot 1 juli 2016. De stichting PFZW, vertegenwoordigd door mr. E. Lutjens, heeft deze vordering betwist. De kantonrechter had eerder de vorderingen van Metabletica afgewezen, waarop Metabletica in hoger beroep ging.

Het hof heeft vastgesteld dat Metabletica in de relevante periode werknemers in dienst had die behandelingen verrichtten die onder de verplichtstellingsbesluiten vallen. Het hof oordeelde dat de vorderingen van Metabletica ook in hoger beroep niet konden worden toegewezen, omdat de verplichtstelling voor de zorgsector in die periode van toepassing was. Het hof heeft daarbij de uitleg van de verplichtstellingsbesluiten 2011 en 2013 gevolgd en geconcludeerd dat Metabletica niet onder de uitzonderingsbepaling viel, omdat de psychiater in dienst was en niet als zelfstandige werkte.

De conclusie van het hof was dat het hoger beroep niet slaagde en dat Metabletica werd veroordeeld tot betaling van de proces- en nakosten. De uitspraak van de kantonrechter werd bekrachtigd, en de veroordelingen waren uitvoerbaar bij voorraad. Dit arrest is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.293.302
zaaknummer rechtbank Utrecht 8613328 UC EXPL 20-5040
arrest van 2 augustus 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap Metabletica B.V.
die is gevestigd in Valkenswaard,
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als eiseres,
hierna Metabletica te noemen,
vertegenwoordigd door mr. F.V.I.M. Hoppers
tegen
de stichting Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn,
die is gevestigd in Utrecht
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde,
hierna PFZW te noemen
vertegenwoordigd door mr. E. Lutjens.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

Naar aanleiding van het arrest van 18 januari 2022 heeft op 3 juni 2022 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1
Metabletica vordert dat voor recht wordt verklaard dat zij in de periode van 8 augustus 2013 tot 1 juli 2016 niet onder de verplichtstelling van PFZW valt. Metabletica vordert verder dat PFZW een nieuwe premienota zal opstellen vanaf 1 juli 2016 en dat de door haar betaalde bedragen over de periode voor 1 juli 2016 zullen worden terugbetaald. Ook wil Metabletica dat PFZW de proces- en nakosten van de procedure bij het hof en bij de kantonrechter aan haar zal vergoeden.
2.2
Metabletica heeft bij de kantonrechter dezelfde vorderingen ingesteld als in de procedure in hoger beroep.
2.3
De kantonrechter heeft deze vorderingen afgewezen. [1] De bedoeling van het hoger beroep is dat de afgewezen vorderingen alsnog worden toegewezen.

3.Het oordeel van het hof

Kern van de beslissing van het hof
3.1
Het hof zal beslissen dat de vorderingen van Metabletica ook in hoger beroep niet kunnen worden toegewezen. Dat wordt hieronder toegelicht.
De feiten
3.2
Het hof gaat uit van dezelfde feiten als de kantonrechter. Kort samengevat komen die feiten op het volgende neer.
3.3
Metabletica is een in 2010 door de heer [naam1] (hierna te noemen: [naam1] ) opgerichte besloten vennootschap die zich bezighoudt met het verlenen van tweedelijns geestelijke gezondheids- en verslavingszorg. De aandelen in de vennootschap worden gehouden door Mindcare Holding B.V. Indirect - via deze holding - is [naam1] de enig bestuurder en aandeelhouder van Metabletica. Metabletica heeft psychologen en psychotherapeuten in dienst. In de loop van 2013 werkten ongeveer negen werknemers voor Metabletica. Met ingang van 8 augustus 2013 heeft Metabletica een psychiater in dienst genomen, die medicatie ging voorschrijven en werd geraadpleegd ingeval van crises. De onderneming is daarna verder gegroeid.
3.4
PFZW is het bedrijfstakpensioenfonds in de zin van de Pensioenwet ten behoeve van de sectoren zorg en welzijn. Voor deze sectoren is de aansluiting bij en deelneming in PFZW, voor de periode waar het in deze procedure om gaat (te weten: 8 augustus 2013 tot en met 30 juni 2016), ingevolge de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Wet Bpf 2000) verplicht gesteld. Dat is gebeurd bij (wijzigings-)besluiten van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 17 mei 2011 (hierna het verplichtstellingsbesluit 2011) en van 24 oktober 2013, dat op 1 januari 2014 in werking trad (hierna: het verplichtstellingsbesluit 2013). Bij besluit van de minister van 27 juni 2016 (hierna: het verplichtstellingsbesluit 2016) is de verplichtstelling tot deelneming in het bedrijfstakpensioenfonds voor de periode vanaf 1 juli 2016 gewijzigd.
3.5
De werkingssfeer van de bedoelde verplichtstelling is gekoppeld aan de aard van de ondernemingsactiviteiten van de aangesloten en aan te sluiten werkgevers. In 2007 is de verplichtstelling, voor zover hier van belang, gaan gelden voor
‘werkgevers in de intramurale en/of extramurale zorg’en daaronder zijn onder meer begrepen
‘de natuurlijke of rechtspersoon die zorg of hulp verleent’in de vorm van
‘behandeling’. Tot 1 juli 2016 waren ingevolge de verplichtstellingsbesluiten 2011 en 2013 (onder meer) uitgezonderd
‘de natuurlijke of rechtspersoon die als zelfstandige eerste- of tweedelijns vrije beroepsbeoefenaar zorg verleent’.
3.6
De werkingssfeer van de verplichting tot aansluiting bij en deelneming in PFZW is in het verplichtstellingsbesluit 2016 met ingang van 1 juli 2016 aangepast, (onder meer) in die zin dat de hier bedoelde uitzondering is beperkt tot
‘de natuurlijke of rechtspersoon die als zelfstandige eerstelijns vrije beroepsbeoefenaar geestelijke gezondheidszorg verleent’. De uitzondering voor de tweedelijns geestelijke gezondheidszorg door vrije beroepsbeoefenaars is toen dus vervallen.
3.7
Metabletica was en is geen lid van een werkgeversvereniging die partij is bij de cao Geestelijke Gezondheidszorg. Zij is niet verbonden aan een andere instelling of ziekenhuis. In de arbeidsovereenkomsten die Metabletica in de loop van de tijd met haar werknemers heeft gesloten, is bepaald dat zij niet deelnemen in een pensioenregeling. Teneinde te kunnen contracteren met zorgverzekeraars en om de verleende zorg te kunnen declareren is Metabletica AGB-geregistreerd. Daarbij werd de aan [naam1] verstrekte AGB-code gebruikt. Aanvankelijk (volgens Metabletica tot 1 juli 2016; volgens PFZW tot 26 mei 2011) hanteerde zij de AGB-code voor een vrijgevestigde praktijk en heeft zij als zodanig gecontracteerd met en gedeclareerd aan zorgverzekeraars. Inmiddels staat zij niet meer geregistreerd als vrijgevestigde praktijk, maar als zelfstandig behandelcentrum.
3.8
In 2017 is Metabletica zich gaan oriënteren op een voor haar werknemers af te sluiten pensioenverzekering. Zij heeft in dat verband ook de mogelijkheid van (vrijwillige) aansluiting bij het PFZW onderzocht. Naar aanleiding van het gesprek van 31 juli 2017 tussen Metabletica en PFZW heeft het pensioenfonds zich op het standpunt gesteld dat sprake was van verplichte deelneming in het fonds. Nadat PFZW van Metabletica het aanvraagformulier had ontvangen, heeft het fonds de aanvangsdatum van de verplichte deelneming bepaald op 8 augustus 2013, zijnde de datum van indiensttreding van mevrouw [naam2] , psychiater, bij Metabletica.
3.9
Metabletica meent tot 1 juli 2016 niet verplicht te zijn geweest tot aansluiting bij het pensioenfonds, omdat zij toen nog een vrijgevestigde (eerstelijns) psychologenpraktijk was.
De beoordeling van de vorderingen
3.1
Tussen partijen staat niet ter discussie dat de behandeling die de bij Metabletica in dienst getreden psychiater vanaf 8 augustus 2013 verrichtte, een behandeling is als bedoeld in de verplichtstellingsbesluiten 2011 en 2013 (onder A.a.6. van die besluiten). Zij verschillen alleen van mening over de uitleg van de uitzondering van de werkingssfeer van de besluiten, zoals geformuleerd bij het derde gedachtestreepje onder A.a. van de besluiten.
3.11
Meer concreet gaat het om de vraag of een rechtspersoon die een of meer werknemers in loondienst heeft, die behandelingen verrichten als bedoeld onder A.a.6. van die besluiten, onder deze uitzonderingsbepaling valt.
3.12
Het hof stelt voorop dat voor de uitleg van een bepaling in een verplichtstellingsbesluit volgens vaste rechtspraak geldt dat in beginsel de bewoordingen daarvan en eventueel van de daarbij behorende schriftelijke toelichting, gelezen in het licht van de tekst van het gehele verplichtstellingsbesluit, van doorslaggevende betekenis zijn (de zogenoemde cao-norm). Het komt dus niet aan op de bedoelingen van de partijen bij de totstandkoming van het verplichtstellingsbesluit, voor zover deze niet uit de daarin opgenomen bepalingen of bijbehorende schriftelijke toelichting kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen van het verplichtstellingsbesluit. Bij deze uitleg kan onder meer worden gekeken naar de op andere plekken in het verplichtstellingsbesluit gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de verschillende, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. Bij toepassing van de cao-norm kan geen betekenis worden toegekend aan andere stukken dan het verplichtstellingsbesluit zelf en de eventueel daarbij behorende toelichting, omdat anders voor degenen voor wie het verplichtstellingsbesluit geldt onvoldoende duidelijk is welke bronnen wel en welke niet bij de uitleg mogen worden betrokken.
3.13
Gelet op dit toetsingskader moet de werkingssfeer in het verplichtstellingsbesluit zo zijn geformuleerd dat het voor een gemiddelde werkgever bij lezing daarvan duidelijk is, of naar objectieve maatstaven redelijkerwijs duidelijk moet zijn, dat zijn bedrijfsactiviteiten onder het verplichtstellingsbesluit vallen. Die duidelijkheid is nodig omdat voor de onder het verplichtstellingsbesluit vallende werkgevers van rechtswege de verplichting ontstaat tot naleving van de statuten en reglementen van het verplichte bedrijfstakpensioenfonds, waaronder de verplichting tot afdracht van premies.
3.14
Vaststaat dat een toelichting op het verplichtstellingsbesluit, zoals dat in de relevante periode tot 1 juli 2016 gold, ontbrak, zodat uitleg op basis van die toelichting niet mogelijk is. Het komt dus aan op de bewoordingen in het verplichtstellingsbesluit zelf, te weten
‘de natuurlijke persoon of rechtspersoon die als zelfstandige eerste- of tweedelijns vrije beroepsbeoefenaar zorg verleent’.
3.15
De betekenis die daar in het normale spraakgebruik aan wordt gegeven, is dat de desbetreffende persoon de zorg of hulp zelf als zelfstandige moet verlenen.
In het Van Dale woordenboek is de betekenis van het woord zelfstandige:
‘1iem. die zelfstandig is, m.n. die maatschappelijk zelfstandig is, die zelf, niet in loondienst, in zijn onderhoud voorziet

kleine zelfstandigeiem. die een winkel of een klein bedrijf heeft

zelfstandige zonder personeelzzp’er’
Verder wordt aan de woorden ‘vrij beroep’ in het Van Dale woordenboek de volgende betekenis toegekend:
‘vrij beroepdat bestaat in vrijwillig gekozen dienstverrichtingen aan derden, zoals dat van arts, advocaat, journalist’.
3.16
Deze betekenis van het woord zelfstandige in combinatie met de betekenis van de woorden ‘vrij beroep’ in het normale spraakgebruik brengt mee dat de uitzonderingen van de verplichte deelneming in het pensioenfonds van PFZW (behalve voor natuurlijke personen) slechts gelden voor rechtspersonen van waaruit gewerkt wordt door behandelaars die daaraan als zelfstandige verbonden zijn.
3.17
Vaststaat dat de bij Metabletica in dienst zijnde psychiater niet als zelfstandige was verbonden aan Metabletica en ook niet onder een eigen AGB-code de verrichtingen declareerde. Zij was immers
in loondienstwerkzaam bij Metabletica. Er werd slechts gebruik gemaakt van de aan [naam1] toegekende AGB-code. Dit betekent dat vanaf het moment waarop deze psychiater in dienst trad, de uitzonderingsbepaling in het verplichtstellingsbesluit 2011 en het daarop volgende besluit van 2013 niet meer van toepassing was. De omstandigheid dat Metabletica de AGB-code voor een vrijgevestigde praktijk hanteerde en als zodanig heeft gecontracteerd met en gedeclareerd aan zorgverzekeraars maakt dit niet anders.
3.18
Het hof volgt Metabletica dus niet in haar stelling dat hier sprake is van onduidelijkheid en het toekennen van een ruimere uitleg aan de bewoordingen van de verplichtstellingsbesluiten 2011 en 2013.
3.19
De toelichting die is opgenomen bij het verplichtstellingsbesluit 2016 maakt de beslissing van het hof niet anders en kan daarom onbesproken blijven. Het gaat daarbij immers om een verplichtstellingsbesluit van een latere datum, waarover partijen niet van mening verschillen dat Metabletica onder dat besluit verplicht is aangesloten. Dat geldt ook voor de toelichting op het conceptbesluit tot wijziging van het pensioenreglement met ingang van 1 januari 2021.
3.2
Het hof komt niet toe aan bewijslevering, omdat Metabletica geen concreet aanbod tot bewijslevering heeft gedaan en omdat eventuele bewijslevering niet tot een andere beslissing zou leiden.
3.21
Samengevat is het hof van oordeel dat hij geen aanknopingspunten ziet om de uitzonderingsbepaling in de verplichtstellingsbesluiten 2011 en 2013 uit te leggen op de manier zoals Metabletica die voorstaat. Dit betekent dat de grieven van Metabletica falen.
De conclusie
3.22
Het hoger beroep slaagt niet. Omdat Metabletica in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof Metabletica veroordelen tot betaling van de proces- en nakosten in hoger beroep, met de wettelijke rente daarover.
3.23
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof:
1. bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Utrecht van 20 januari 2021;
2. veroordeelt Metabletica tot betaling van de volgende proceskosten van PFZW:
€ 772,- aan griffierecht
€ 2.228,- aan salaris van de advocaat van PFZW (2 procespunten x appeltarief II)
€ 163,- aan nakosten (kosten die ontstaan na deze uitspraak)
Al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
3. veroordeelt Metabletica tot betaling van € 85,- aan extra nakosten als de kosten niet binnen 14 dagen nadat de deurwaarder deze uitspraak heeft betekend aan PFZW zijn betaald. Als daarna niet is betaald, dan worden die kosten verder verhoogd met de wettelijke rente;
4. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5. wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.B. Boorsma, J. van de Merwe en H.M.J. van den Hurk, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2022.

Voetnoten

1.Vonnis van 20 januari 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:202