In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aansprakelijkheid van een bestuurder voor onbetaalde pensioenpremies van de failliete onderneming Zzzoof B.V. De appellant, die als bestuurder van Zzzoof optrad, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beslissing van de kantonrechter die zijn vordering had afgewezen. Het Pensioenfonds had de appellant aansprakelijk gesteld voor de niet-betaalde premies, die volgens hen het gevolg waren van kennelijk onbehoorlijk bestuur. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant niet hoofdelijk aansprakelijk is voor de onbetaalde pensioenpremies, omdat het Pensioenfonds onvoldoende feitelijke onderbouwing heeft geleverd voor hun vordering. Het hof oordeelde dat er geen bewijs was dat Zzzoof in gebreke was met premiebetalingen op het moment dat de melding van betalingsonmacht had moeten plaatsvinden. Bovendien was er geen sprake van kennelijk onbehoorlijk bestuur, aangezien de appellant had voldaan aan zijn verplichtingen en er geen nieuwe premienota's waren verstuurd. Het hof heeft het bestreden vonnis vernietigd en de vordering van de appellant alsnog toegewezen, waarbij het Pensioenfonds werd veroordeeld in de proceskosten.