ECLI:NL:GHARL:2022:6115

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 juli 2022
Publicatiedatum
18 juli 2022
Zaaknummer
200.306.380
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vernietiging ontslag en ziekengeld bij NH Hotels

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een werknemer tegen zijn ex-werkgever, NH Hotels, over de vernietiging van zijn ontslag en de betaling van ziekengeld. De werknemer, die op 9 januari 2020 begon als nacht receptionist, heeft op 19 mei 2020 een e-mail gestuurd waarin hij aangeeft zijn positie te moeten verlaten. NH Hotels heeft deze e-mail opgevat als een opzegging van de arbeidsovereenkomst, die volgens hen op 17 juni 2020 is geëindigd. De werknemer heeft echter later een verzoek ingediend om het ontslag te vernietigen, maar het hof oordeelt dat hij te laat was met zijn verzoek. Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter dat de werknemer niet ontvankelijk is in zijn verzoek tot vernietiging van het ontslag, omdat de wettelijke termijn van twee maanden na beëindiging van de arbeidsovereenkomst is overschreden. Daarnaast wordt de vraag of NH Hotels ziekengeld verschuldigd is aan de werknemer niet inhoudelijk behandeld, omdat dit onderwerp al in een andere procedure aan de orde is. Het hof oordeelt dat de werknemer het bedrag dat NH Hotels hem heeft betaald op grond van de eerdere beschikking moet terugbetalen, met wettelijke rente. De proceskosten worden door beide partijen zelf gedragen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummers gerechtshof 200.306.380 en 200.308.772
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht 9293613
beschikking van 18 juli 2022
in het
hoger beroep van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2]met zaaknummer 200.306.380 van
[appellant zaak1/geïntimeerde zaak2]
die woont in [woonplaats1]
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als verzoekende partij
hierna [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] te noemen
vertegenwoordigd door mr. R. Grijpstra
tegen
Hotelexploitatiemaatschappij Janskerkhof Utrecht B.V.
die is gevestigd in Utrecht
die ook hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als verwerende partij
hierna NH Hotels te noemen
vertegenwoordigd door mr. G.M. Gerdes
en in
het hoger beroep van NH Hotelsmet zaaknummer 200.308.772 van
Hotelexploitatiemaatschappij Janskerkhof Utrecht B.V.
die is gevestigd in Utrecht
die ook hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als verwerende partij
hierna NH Hotels te noemen
vertegenwoordigd door mr. G.M. Gerdes
tegen
[appellant zaak1/geïntimeerde zaak2]
die woont in [woonplaats1]
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als verzoekende partij
hierna [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] te noemen
vertegenwoordigd door mr. R. Grijpstra.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

het hoger beroep van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2]
1.1
heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking die de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, op 4 november 2021 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • het beroepschrift
  • het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep van NH Hotels
  • het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2]
  • een brief van 26 april 2022 van mr. Gerdes met aanvullende producties
  • het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 10 juni 2022 is gehouden.
het hoger beroep van NH Hotels
1.2
NH Hotels heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking die de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, op 28 januari 2022 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • het beroepschrift
  • een brief van 26 april 2022 van mr. Gerdes met aanvullende producties
  • het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2]
  • het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep van NH Hotels
  • het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 10 juni 2022 is gehouden.

2.De kern van de zaak

2.1
Het hoger beroep van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] en het hoger beroep van NH Hotels hebben betrekking op dezelfde procedure bij de kantonrechter. Het verschil zit er alleen in dat [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] het niet eens is met de beslissing die de kantonrechter op 4 november 2021 heeft gegeven en dat NH Hotels het niet eens is met de beslissing die de kantonrechter op 28 januari 2022 heeft gegeven.
2.2
In het hoger beroep van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] is de vraag of het hof het verzoek van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] tot vernietiging van het ontslag/de opzegging kan beoordelen en daarover kan beslissen of dat [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] te laat is geweest met het indienen van zijn verzoeken bij de rechter. Daarnaast moet het hof in het incidentele hoger beroep van NH Hotels in deze zaak beoordelen of de mail van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] van 29 mei 2020 ook op zichzelf als een opzegging moet worden beschouwd.
2.3
In het hoger beroep van NH Hotels is de vraag of zij ziekengeld is verschuldigd aan [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] . Op zijn beurt heeft [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] een incidentele vordering ex artikel 843a Rv waarbij het gaat om de vraag of NH Hotels gehouden is informatie over de NOW-regeling over te leggen.
2.4
De achtergrond van het geschil is als volgt. [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] is op 9 januari 2020 begonnen met zijn werkzaamheden als (nacht)receptionist op grond van een arbeidsovereenkomst met NH Hotels. Deze arbeidsovereenkomst had een (bepaalde) looptijd en zou eindigen op 8 september 2020. [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] heeft op 19 mei 2020 een e-mail gestuurd aan de front office manager van NH Hotels, [naam1] , en hem geschreven “dat hij afscheid moet nemen van zijn positie”. [naam1] heeft diezelfde dag [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] geantwoord dat hij [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] op zijn verzoek zal uitroosteren na de tweede week in juni en dat hij [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] een uitdienstbrief zal sturen die [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] moet ondertekenen. [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] heeft die uitdienstbrief als pdf-bestand (met daarin op de voor een handtekening bestemde plaats zijn getypte naam en de getypte ontvangstdatum van 29 mei 2020) teruggestuurd met zijn e-mail van 29 mei 2020 en daarin bericht dat hij per direct stopt met zijn werkzaamheden vanwege geldgebrek. De door [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] aan [naam1] gevraagde letter of recommendation heeft [naam1] aan [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] gestuurd op 29 mei 2020.
2.5
Op 18 juni 2020 heeft [naam1] zijn e-mail van 19 mei 2020 aan [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] doorgestuurd aan [naam2] , [functie1] van de gemeente Almere. Op 2 juli 2020 heeft [naam2] via een e-mail aan [naam1] gevraagd of zij nog een gesprek kunnen hebben over [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] omdat hij naar haar mening ziek uit dienst gemeld had moeten worden. In die e-mail heeft [naam2] gevraagd of dit niet alsnog kan, maar niet is gebleken dat NH Hotels daarmee heeft ingestemd.
2.6
Op 27 juli 2020 is [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] ziekgemeld bij het UWV. Daarop heeft het UWV een brief van 28 juli 2020 gestuurd aan NH Hotels met de mededeling dat [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] een Ziektewet-uitkering heeft aangevraagd in verband met arbeidsongeschiktheid per 19 mei 2020 en NH Hotels, die eigenrisicodrager is, verzocht om de ziekmelding in behandeling te nemen. NH Hotels heeft dit niet gedaan.
2.7
Op 3 november 2020 heeft [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] aan NH Hotels onder meer geschreven dat hij tot 17 juni 2020 in dienst was bij NH Hotels, dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden per die datum is beëindigd en dat [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] met gezondheidsklachten uit dienst is getreden. [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] maakt in die brief jegens NH Hotels aanspraak op een Ziektewetuitkering per 17 juni 2020. Het UWV heeft [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] bij beslissing van 29 juni 2021 een Ziektewetuitkering toegekend met ingang van 8 september 2020. Het UWV heeft in dat kader aangegeven dat [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] met ingang van 19 mei 2020 ziek zou zijn, [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] in aanmerking zou komen voor een Ziektewetuitkering en [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] tot 8 september 2020 in dienst is geweest bij NH Hotels. NH Hotels heeft tegen deze beslissing bezwaar ingesteld omdat zij van mening is dat het UWV ten onrechte heeft geoordeeld dat [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] met ingang van 19 mei 2020 ziek zou zijn, onder meer omdat er van de zijde van UWV geen nader onderzoek is gedaan en geen medische informatie is opgevraagd. NH Hotels meent dat [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] niet in aanmerking komt voor een uitkering omdat hij zelf ontslag heeft genomen.
2.8
Voor een goed begrip van de zaak is verder nog vermeldenswaardig dat NH Hotels op concernniveau in verband met Covid 19-maatregelen gebruik heeft gemaakt van de NOW-regeling, onder meer over de maanden april, mei en juni 2020.
2.9
Samengevat heeft [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] bij de kantonrechter gevraagd om het ontslag/de opzegging te vernietigen, de re-integratie te starten, verschuldigd ziekengeld te betalen, vakantiedagen uit te betalen, de te betalen bedragen te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente, bruto/netto-specificaties en veroordeling van NH Hotels in de kosten van het geding.
2.1
De kantonrechter heeft het verzoek om vernietiging van het ontslag/de opzegging niet inhoudelijk behandeld, het verzoek tot betaling van ziekengeld over de periode van 2 juli tot 8 september 2020 toegewezen onder verstrekking van bruto-netto specificaties, met wettelijke rente en de andere verzoeken afgewezen. De bedoeling van het hoger beroep van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] is dat zijn verzoek om vernietiging van het ontslag/de opzegging alsnog inhoudelijk wordt behandeld en al zijn (afgewezen) verzoeken alsnog worden toegewezen. De bedoeling van het incidenteel hoger beroep van NH Hotels is dat alle verzoeken van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] worden afgewezen, dat wordt vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst met ingang van 29 mei 2020 is geëindigd en dat [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] wordt veroordeeld tot terugbetaling van wat NH Hotels aan [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] heeft betaald omdat zij aan de veroordelingen heeft voldaan.

3.Het oordeel van het hof

De beslissing van het hof
3.1
In het
hoger beroep van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2]komt het hof niet toe aan een inhoudelijk oordeel over zijn verzoek om het ontslag/de opzegging te vernietigen. De beslissing van de kantonrechter wordt op dat punt bevestigd door het hof. Het bezwaar van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] dat NH Hotels niet-ontvankelijk is in haar incidenteel hoger beroep wordt gepasseerd, omdat incidenteel hoger beroep ook kan worden ingesteld als de termijn voor principaal hoger beroep is verstreken. Maar het incidenteel hoger beroep van NH Hotels in deze zaak slaagt niet.
Ieder van partijen dient de eigen proceskosten te dragen.
In het
hoger beroep van NH Hotelsmoet [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] het bedrag terugbetalen dat NH Hotels hem heeft betaald op grond van de beschikking van de kantonrechter met wettelijke rente. Het verzoek om [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] te veroordelen in de kosten van de procedure bij de kantonrechter wijst het hof af, net als de vordering van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] om informatie over de NOW-beslissingen te verkrijgen. De proceskosten in dit hoger beroep moet ieder van partijen zelf dragen. Het hof legt hierna uit hoe het tot deze besluiten in de beide hoger beroepen is gekomen.
is te laat met zijn verzoek tot vernietiging van het ontslag/de opzegging
3.2
De kantonrechter heeft in 4.2. van zijn beslissing uitgelegd dat op grond van de wet [1] de bevoegdheid om een verzoek tot vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst bij de kantonrechter in te dienen vervalt twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd. Daaraan heeft de kantonrechter toegevoegd dat deze vervaltermijn niet kan worden gestuit, geschorst of verlengd vanuit de gedachte dat aan de werknemer en werkgever zo snel mogelijk duidelijkheid moet worden verstrekt over de vraag of er nog rechten en verplichtingen tussen hen bestaan. Het hof stelt vast dat deze juridische uitleg van de kantonrechter juist is en neemt deze over.
3.3
De kantonrechter heeft vervolgens geoordeeld dat, of nu wordt uitgegaan van de datum van 19 mei, 29 mei, 17 juni (de dag waarop de arbeidsovereenkomst volgens de uitdienstbrief is beëindigd) of 9 september 2020 (de dag waarop de arbeidsovereenkomst van rechtswege zou eindigen), in alle gevallen de termijn van 2 maanden ruim is verstreken omdat [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] zijn verzoek pas in juni 2021 heeft gedaan. Het hof is het daarmee eens. Dat betekent dat [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] niet meer een verzoek tot vernietiging van de opzegging kan doen.
3.4
[appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] vindt dat sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden zodat NH Hotels niet een geslaagd beroep toekomt op overschrijding van de vervaltermijn. [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] vindt dat hij daarom ontvankelijk is in zijn verzoek om vernietiging van ‘het ontslag/de opzegging’. Net als de kantonrechter gaat het hof er vanuit dat [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] daarmee de beëindiging van de arbeidsovereenkomst zonder instemming van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] heeft bedoeld.
3.5
[appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] meent dat hij zich heeft ziekgemeld bij NH Hotels en heeft zich naar zijn zeggen pas naar aanleiding van een bericht van NH Hotels van 29 april 2021 gerealiseerd dat zijn arbeidsovereenkomst op 17 juni 2020 beëindigd was. Het hof komt tot de conclusie dat bij [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] niet voor het eerst eind april 2021 het besef kan zijn ontstaan dat zijn arbeidsovereenkomst per mei/juni 2020 was beëindigd en legt dit uit aan de hand van de volgende omstandigheden, die het vaststelt:
1. In de e-mail van 19 mei 2020 heeft [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] aan [naam1] geschreven dat hij afscheid moet nemen van zijn positie. Hij schrijft daarover:
“Ik heb en mededeling. Ik heb veel en lang der over gedacht. Vanwegens mijn gezondheid. Moet ik heelas afscheid nemen van mijn positie. Mijn gezondheid is achteraf gegaan. Het is aleen maar een jaar terug die ik Endel darm kanker operaie heeft gehad. Ik heb mijn best gedaan om en beetje fit te blijven so ik kon werken. Maar heelas gaat het niet zo goed met mij. Ik zal de komende tijd wel mijn diensten werken. Mijn Laatste dienst zou de tweede week van Juni zijn, om jij en beetje ruimte te geven. (…)”2. [naam1] heeft per e-mail op dezelfde dag geantwoord dat hij [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] zal uitroosteren na de 2e week in juni zoals hij wenst, [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] binnenkort in YouForce een uitdienstbrief zal ontvangen die door [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] moet worden ondertekend en dat [naam1] en [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] wanneer het zover is gezamenlijk de uit dienst taken zullen doen. Verder schrijft [naam1] :
(…) Ik neem pas afscheid van je op jouw laatste werkdag;). (…)”3. Na deze mail heeft [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] nog een paar dagen gewerkt. Op 27 mei 2020 heeft NH Hotels aan [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] een brief gestuurd met het verzoek om deze ondertekend terug te sturen. In deze uitdienstbrief wordt onder meer geschreven:
“(…) Hierbij bevestigen wij dat jouw contract, met wederzijds goedvinden, beëindigd wordt per 17-06-2020.Zoals overeengekomen is je laatste werkdag (…) op 16-06-2020. Na inlevering van (…) bedrijfseigendommen (…) zal je een maand na je uitdiensttreding de eindafrekening van je laatste salaris ontvangen. (…) Je hebt pas recht op een WW-uitkering nadat de oorspronkelijke einddatum van je arbeidsovereenkomst is verstreken. (…)”4. In een e-mail van 28 mei 2020 heeft [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] aan [naam1] om een letter of recommendation gevraagd en [naam1] heeft die aan [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] gegeven op 29 mei 2020.
5. Op 29 mei 2020 heeft [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] in een e-mail aan [naam1] geschreven
‘Hier stuur ik de brief die ik moest tekenen’en meegedeeld dat hij vanwege geldgebrek genoodzaakt is om per direct te stoppen met zijn werkzaamheden. Bij deze e-mail is een pdfbestand van de brief van 27 mei 2020 gevoegd en daarop is de naam van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] getypt op de plaats die bestemd is voor zijn handtekening en de datum van 29-05-2020 getypt op de plek waar de ontvangstdatum kan worden ingevuld.
6. Op 18 juni 2020 heeft [naam1] aan [naam2] , [functie1] van de gemeente Almere, zijn e-mail van 19 mei aan [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] doorgestuurd en in de e-mail aan [naam2] vermeld:
‘Ontslag [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] ’.
7. In een brief van 5 augustus 2020 heeft NH Hotels aan [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] onder meer geschreven:
“(…) Het UWV heeft ons geïnformeerd dat je je hebt aangemeld voor een Ziektewetuitkering. Op 27 juli 2020 heb je bij het UWV aangegeven dat je vanaf 19 mei 2020 ziek bent.Jouw contract bij NH (…) is per 17 juni 2020 voortijds beëindigd met wederzijds goedvinden. De oorspronkelijke einddatum van jouw contract zou 8 september 2020 zijn. (…)”8. Op 3 november 2020 heeft [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] aan NH Hotels onder meer geschreven dat hij tot 17 juni 2020 in dienst was bij NH Hotels, dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden per die datum is beëindigd en dat [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] met gezondheidsklachten uit dienst is getreden. [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] maakt in die brief aanspraak op Ziektewetuitkering bij NH Hotels omdat zij eigenrisicodrager is. Bij brieven van 20 januari 2021 en van 13 april 2021 heeft [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] NH Hotels herinnerd aan zijn brief van 3 november 2020 omdat hij daarop nog geen antwoord heeft gehad. Op 29 april 2021 heeft NH Hotels gereageerd via een brief aan [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] . Daarin schrijft NH Hotels onder meer dat zij meent niet verantwoordelijk te zijn voor het betalen van een Ziektewetuitkering omdat [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] zijn arbeidsovereenkomst zelf vrijwillig op 19 mei 2020 heeft opgezegd met de afspraak de laatste diensten te werken tot 17 juni 2020 en [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] tot en met 28 mei 2020 gewoon heeft gewerkt en toen is gestopt vanwege geldgebrek.
9. Op 4 november 2020 heeft de HR specialist verzuim van NH Hotels aan [naam2] een e-mail gestuurd waarin hij uitlegt dat [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] zelf heeft opgezegd op 19 mei 2020 met de afspraak dat hij wel bereid zou zijn om zijn laatste diensten te werken tot einde dienstverband op 17 juni 2020, dat [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] daadwerkelijk heeft gewerkt tot en met 28 mei 2020 en zich daarna heeft afgemeld bij zijn leidinggevende wegens geldgebrek.
3.6
Uit deze omstandigheden leidt het hof af dat [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] al vanaf 19 mei 2020 had kunnen en moeten beseffen dat NH Hotels zijn mededeling heeft behandeld als een opzegging en niet als een ziekmelding. In zijn e-mail van 19 mei 2020 schrijft [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] wel dat het niet zo goed met hem gaat en dat hij een jaar eerder een operatie heeft gehad, maar daarin valt niet te lezen dat hij zich om die reden op 19 mei 2020 ziek wil melden en niet kan werken op dat moment. Daarbij staat de discussie over de vraag of [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] al dan niet ziek uit dienst is gegaan en in verband daarmee mogelijk recht heeft op een ziektewetuitkering los van de vraag of [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] zich had moeten beseffen dat NH Hotels zijn mededelingen opvatte als een opzegging. [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] heeft na die e-mail ook nog een aantal dagen gewerkt en om een letter of recommendation gevraagd, die [naam1] heeft verstrekt.
In de e-mail van 29 mei 2020 geeft [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] een heel andere reden aan NH Hotels op waarom hij niet meer kan komen werken, namelijk geldgebrek. In die e-mail worden woorden als ‘ziek’ en ‘ziekmelding’ helemaal niet genoemd. Het hof gaat er verder vanuit dat [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] in de uitdienstbrief (een pdf-bestand) zijn naam en de datum van ontvangst heeft getypt omdat hij in zijn e-mail van 29 mei 2020 aan [naam1] heeft geschreven:
‘Hier stuur ik de brief die ik moest tekenen’en dit pdf-bestand daarbij heeft gevoegd. In dat licht is de stelling van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] dat hij die brief niet heeft ondertekend onvoldoende gemotiveerd en de omstandigheid dat hij die brief niet heeft gelezen moet voor zijn risico blijven.
Uit de brief van 3 november 2020 en de – kale – herinneringsbrieven van 20 januari 2021 en 13 april 2021 van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] leidt het hof af dat [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] wel degelijk steeds het besef heeft gehad dat sprake was van een situatie waarin de arbeidsovereenkomst door zijn opzegging was beëindigd per 17 juni 2020. Van de zijde van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] is aangegeven dat deze brieven zijn opgesteld door een voormalige gemachtigde van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] , maar dat blijkt niet uit die brieven en de vraag is ook wat de relevantie daarvan is. [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] heeft onvoldoende onderbouwd dat hij niet volledig op de hoogte was van de inhoud van deze brieven waar zijn naam onder staat en die bovendien overeenkomen met zijn herhaalde vraag aan NH Hotels om een Ziektewet-uitkering.
3.7
Net als de kantonrechter stelt het hof verder vast dat NH Hotels vanaf het bericht van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] van 19 mei 2020 steeds helder en consequent is geweest in haar bewoordingen en gedragingen naar [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] toe. [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] heeft niet onderbouwd waarom NH Hotels dat niet is geweest wat betreft haar gedragingen. Uit het handelen van NH Hotels volgt eenduidig dat zij er vanuit is gegaan dat [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] heeft opgezegd en NH Hotels daarmee heeft ingestemd. Zo heeft NH Hotels [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] uitgeroosterd na 16 juni 2020 zoals [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] in zijn e-mail van 19 mei 2020 had gevraagd, heeft ze aangekondigd dat [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] een uitdienstbrief zou krijgen en deze toegestuurd. In die uitdienstbrief heeft NH Hotels [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] erop gewezen dat hij pas recht heeft op een WW-uitkering na de oorspronkelijke einddatum van zijn arbeidsovereenkomst. In zijn e-mail van 19 mei 2020 heeft [naam1] geschreven dat hij afscheid neemt van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] op de laatste werkdag. Dat het niet zover is gekomen heeft er uitsluitend mee te maken dat [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] wegens geldgebrek zijn diensten waarvoor hij nog was ingeroosterd niet heeft kunnen afmaken.
3.8
Ook naar [naam2] toe heeft NH Hotels steeds het standpunt ingenomen dat zij ervan uitging dat [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] had opgezegd. [naam2] is de medewerker van de gemeente die de aanvraag van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] voor een uitkering in juni 2020 heeft behandeld. [naam1] heeft aan [naam2] op 18 juni 2020 de mail van 19 mei 2020 van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] doorgestuurd en NH Hotels heeft op 4 november 2020 aan [naam2] bericht dat [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] zelf heeft opgezegd op 19 mei 2020. Uit de e-mail van 2 juli 2020 die [naam2] aan [naam1] heeft gestuurd, volgt dat [naam2] met [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] over de wijze van eindigen van het dienstverband heeft gesproken. In die e-mail wordt vermeld:
“(…) Meneer blijkt heel ziek. Mi had hij ziekgemeld moeten worden. Op de vraag waarom hij zich niet ziek heeft gemeld geeft hij aan dat hij het niet wist.Kunnen we een gesprek hebben over of hij niet ziek uit dienst gemeld kan worden zodat hij zich kan melden bij het UWV voor een ZW uitkerin? (…)”Omdat [naam2] met [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] heeft gesproken over het einde van het dienstverband is het niet aannemelijk dat [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] in het geheel niet heeft geweten van de communicatie tussen [naam2] en NH Hotels.
3.9
De conclusie van het hof is dat [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] al na zijn mededeling van 19 mei 2020 had kunnen en moeten beseffen dat werd uitgegaan van een opzegging door [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] waarmee NH Hotels vervolgens heeft ingestemd, ook al zou [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] de brief van 5 augustus 2020 niet hebben gehad, zoals hij heeft gesteld. Dat dit besef bij hem voor het eerst op of omstreeks 29 april 2021 is ontstaan heeft [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] gelet op deze omstandigheden niet voldoende onderbouwd. De vervaltermijn van 2 maanden is ruimschoots overschreden en er is dus geen sprake van zeer uitzonderlijke omstandigheden waardoor voor die termijnoverschrijding een uitzondering moet worden gemaakt. Dit betekent dat het verzoek van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] om vernietiging niet inhoudelijk behandeld kan worden. Het hof komt daarom ook niet toe aan de vraag of NH Hotels wel voldoende heeft onderzocht of [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] echt beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst heeft beoogd en de gevolgen daarvan heeft overzien. Ook komt het hof om dezelfde reden niet toe aan de bewijsaanbiedingen die [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] heeft gedaan en die onder meer betrekking hebben op de vraag of [naam1] al in januari 2020 op de hoogte was van de operatie die [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] heeft gehad.
De grieven 1, 2 en 4 in het hoger beroep van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] en grief 1 van NH Hotels in het incidenteel hoger beroep slagen niet.
heeft niet opgezegd op 29 mei 2020
3.1
Volgens NH Hotels moet de e-mail van 29 mei 2020 van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] ook op zichzelf als een opzegging worden beschouwd, maar het hof ziet dat anders. Uit niets blijkt namelijk dat NH Hotels de mededeling van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] dat hij vanwege geldgebrek (geen geld voor benzine) niet meer kon komen heeft opgevat als een opzegging van de arbeidsovereenkomst per direct. NH Hotels had hierover meer moeten aanvoeren omdat zij in de brief van 5 augustus 2020, waarvan [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] de ontvangst overigens betwist, nog aan [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] schrijft dat zijn contract per 17 juni 2020 voortijds is beëindigd met wederzijds goedvinden. NH Hotels heeft echter helemaal geen feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat zij de mededeling van 29 mei 2020 heeft opgevat als een opzegging door [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] per direct. Zo is niet gebleken dat NH Hotels [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] heeft gewezen op de consequenties van deze – in haar ogen – tweede opzegging ten opzichte van de eerdere opzegging, bijvoorbeeld voor wat betreft het rooster en het afscheid. Dat NH Hotels vanaf dat moment geen loon meer heeft voldaan is in dit verband nietszeggend omdat [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] volgens de arbeidsovereenkomst oproepkracht is. [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] heeft na 28 mei 2020 geen diensten meer gedraaid die NH Hotels moest verlonen. Bovendien geldt dat, zo NH Hotels de mededeling van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] al kon opvatten als een verklaring gericht op beëindiging van de arbeidsovereenkomst, het gelet op de door [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] opgegeven reden ‘geen geld voor benzine’, op haar weg had gelegen om nader te onderzoeken of de wil van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] wel echt was gericht op beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Mogelijk had [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] zijn diensten nog wel willen draaien als zijn praktische financiële probleem was opgelost. Grief 2 van NH Hotels in het incidenteel hoger beroep faalt.
heeft geen recht op ontvangst van informatie over de NOW-regeling
3.11
[appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] heeft niet voldoende kunnen onderbouwen waarom het overleggen van drie voorschot-beslissingen over de bij NH Hotels toegepaste NOW-regeling relevant is in deze procedure. NH Hotels heeft vanaf het begin openheid gegeven over de omstandigheid dat zij gebruik heeft gemaakt van de NOW-regeling en dat één van de voorwaarden daarbij is dat zij geen werknemers mag ontslaan. De stellingen van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] lijken er op dit punt vanuit te gaan dat [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] is ontslagen door NH Hotels maar hiervoor is al vastgesteld dat dit niet het geval is. Bovendien heeft NH Hotels onweersproken gesteld dat in de voorschot-beslissingen over de bij NH Hotels toegepaste NOW-regeling geen namen van individuele werknemers zijn vermeld, zodat te minder valt in te zien welk belang [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] heeft bij inzage in deze documenten. Het verzoek om informatie over de NOW-regeling dat [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft gedaan zal dan ook worden afgewezen.
moet het door NH Hotels betaalde ziekengeld terugbetalen
3.12
Voor het vervolg van de beslissing zal het hof uitgaan van een einde van de arbeidsovereenkomst per 17 juni 2020, zoals in de uitdienstbrief is vermeld. Vanaf dat moment is NH Hotels geen loon meer verschuldigd aan [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] uit hoofde van de arbeidsovereenkomst. Vast staat ook dat [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] zich vóór die datum niet heeft ziekgemeld bij NH Hotels (zie 3.8).
3.13
In de Ziektewet (ZW) is bepaald dat aan een ex-werknemer die binnen vier weken na het einde van de arbeidsovereenkomst ongeschikt is om zijn arbeid te verrichten, ziekengeld wordt uitgekeerd (dit staat bekend onder het begrip ‘nawerking’). [2] Als de ex-werkgever een eigenrisicodrager is voor de ZW, dan keert de ex-werkgever namens het UWV het ziekengeld uit. Doet de ex-werkgever die eigenrisicodrager is dit niet, dan keert het UWV het ziekengeld uit aan werknemer en kan het UWV dit op de ex-werkgever verhalen. [3]
3.14
Partijen hebben uitvoerig gedebatteerd over de vraag of NH Hotels aan [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] ziekengeld moet betalen omdat hij arbeidsongeschikt was tijdens of binnen vier weken na 17 juni 2020. De kantonrechter heeft die vraag beantwoord door te oordelen dat de e-mail van 2 juli 2020 van [naam2] gelijkgesteld moet worden aan een ziekmelding zodat NH Hotels vanaf die datum ziekengeld verschuldigd is. Maar voor de beantwoording van de vraag of NH Hotels na 17 juni 2020 gehouden is ziekengeld aan [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] uit te keren is een andere procedure de aangewezen weg waarin niet alleen [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] en NH Hotels zijn betrokken, maar ook het UWV en/of een bestuursrechter. En deze vraag is daadwerkelijk al aan de orde in zo’n andere procedure. NH Hotels is immers in bezwaar gekomen van de beslissing Ziektewet-uitkering (ZW) van 29 juni 2021 van het UWV. In dat traject kan worden beoordeeld of [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] arbeidsongeschikt wegens ziekte is, of hij zich tijdig heeft ziekgemeld, of NH Hotels als ex-werkgever en eigenrisicodrager gehouden is ziekengeld uit te keren, of NH Hotels terecht geweigerd heeft ziekengeld uit te keren, of het in deze procedure overgelegde LKV-besluit van 25 februari 2020 van het UWV in dat kader relevant is en of NH Hotels re-integratieverplichtingen jegens [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] heeft.
3.15
Dit betekent dat in deze procedure de kantonrechter en het hof niet kunnen oordelen over de gehoudenheid van NH Hotels om na 17 juni 2020 ziekengeld uit te keren aan [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] .
In
het hoger beroep van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2]heeft dat tot gevolg dat het hof niet toekomt aan beoordeling van grief 3 van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] , waarin hij toelicht dat hij voldoende bewijs van zijn arbeidsongeschiktheid per 19 mei 2020 heeft opgevoerd.
In
het hoger beroep van NH Hotelsheeft dat tot gevolg dat grief 10 van NH Hotels slaagt, dat de beslissing van de kantonrechter moet worden vernietigd en dat [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] het aan hem op grond van die beslissing uitbetaalde bedrag moet terugbetalen. Aan de behandeling van de grieven 1 tot en met 9 en 11 van NH Hotels die betrekking hebben op de e-mail van 2 juli 2020, de ziekmelding en schadebeperking door [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] komt het hof niet toe.
De conclusie
3.16
Het
hoger beroep van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2]slaagt niet, net als het incidenteel hoger beroep van NH Hotels in die zaak. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de kantonrechter van 4 november 2021. Omdat beide hoger beroepen niet slagen beslist het hof dat ieder van partijen de eigen proceskosten moet dragen.
Het
hoger beroep van NH Hotelsslaagt maar de incidentele vordering van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] wijst het hof af. Het hof vernietigt de beschikking van de kantonrechter van 28 januari 2022 voor een deel. [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] wordt veroordeeld tot terugbetaling van wat NH Hotels aan hem heeft betaald op grond van de beslissing van de kantonrechter met wettelijke rente vanaf het moment waarop NH Hotels dat heeft betaald. Omdat de meeste grieven van NH Hotels niet worden behandeld en het hof de incidentele vordering van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] afwijst, beslist het hof dat iedere partij de eigen proceskosten draagt. En de beslissing van de kantonrechter om de proceskosten te compenseren laat het hof in stand vanwege de omstandigheden van deze zaak. Dat betekent dat grief 12 van NH Hotels niet slaagt.
3.17
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof:
In het hoger beroep van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] en het incidenteel hoger beroep van NH Hotels (zaaknummer 200.306.380):
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht van 4 november 2021;
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af wat verder is verzocht;
In het hoger beroep van NH Hotels en op de incidentele vordering van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] (zaaknummer 200.308.772):
4. vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht van 28 januari 2022 voor zover NH Hotels daarin is veroordeeld tot betaling aan [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] van het netto equivalent van € 971,64 per maand, over de periode 2 juli 2020 tot en met 8 september 2020 met wettelijke rente (3.1.) en bekrachtigt deze voor de rest;
5. veroordeelt [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] tot terugbetaling aan NH Hotels van het bedrag dat NH Hotels op grond van
het vernietigde onderdeel van de beschikking van de kantonrechtervan 28 januari 2022 aan [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] heeft betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de betaling door NH Hotels tot aan de dag van terugbetaling;
6. bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
7. verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
8. wijst af wat verder is verzocht.
Deze beschikking is gewezen door mrs. C. Hoogland, M. Willemse en H.M.J. van den Hurk, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2022.

Voetnoten

1.Artikel 7:686a lid 4 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW)
2.Artikelen 29 lid 2 onder b en 46 ZW
3.Artikel 63a lid 3 ZW