Uitspraak
hoger beroep van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2]met zaaknummer 200.306.380 van
het hoger beroep van NH Hotelsmet zaaknummer 200.308.772 van
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- het beroepschrift
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep van NH Hotels
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2]
- een brief van 26 april 2022 van mr. Gerdes met aanvullende producties
- het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 10 juni 2022 is gehouden.
- het beroepschrift
- een brief van 26 april 2022 van mr. Gerdes met aanvullende producties
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2]
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep van NH Hotels
- het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 10 juni 2022 is gehouden.
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
hoger beroep van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2]komt het hof niet toe aan een inhoudelijk oordeel over zijn verzoek om het ontslag/de opzegging te vernietigen. De beslissing van de kantonrechter wordt op dat punt bevestigd door het hof. Het bezwaar van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] dat NH Hotels niet-ontvankelijk is in haar incidenteel hoger beroep wordt gepasseerd, omdat incidenteel hoger beroep ook kan worden ingesteld als de termijn voor principaal hoger beroep is verstreken. Maar het incidenteel hoger beroep van NH Hotels in deze zaak slaagt niet.
Ieder van partijen dient de eigen proceskosten te dragen.
In het
hoger beroep van NH Hotelsmoet [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] het bedrag terugbetalen dat NH Hotels hem heeft betaald op grond van de beschikking van de kantonrechter met wettelijke rente. Het verzoek om [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] te veroordelen in de kosten van de procedure bij de kantonrechter wijst het hof af, net als de vordering van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] om informatie over de NOW-beslissingen te verkrijgen. De proceskosten in dit hoger beroep moet ieder van partijen zelf dragen. Het hof legt hierna uit hoe het tot deze besluiten in de beide hoger beroepen is gekomen.
is te laat met zijn verzoek tot vernietiging van het ontslag/de opzegging
“Ik heb en mededeling. Ik heb veel en lang der over gedacht. Vanwegens mijn gezondheid. Moet ik heelas afscheid nemen van mijn positie. Mijn gezondheid is achteraf gegaan. Het is aleen maar een jaar terug die ik Endel darm kanker operaie heeft gehad. Ik heb mijn best gedaan om en beetje fit te blijven so ik kon werken. Maar heelas gaat het niet zo goed met mij. Ik zal de komende tijd wel mijn diensten werken. Mijn Laatste dienst zou de tweede week van Juni zijn, om jij en beetje ruimte te geven. (…)”2. [naam1] heeft per e-mail op dezelfde dag geantwoord dat hij [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] zal uitroosteren na de 2e week in juni zoals hij wenst, [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] binnenkort in YouForce een uitdienstbrief zal ontvangen die door [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] moet worden ondertekend en dat [naam1] en [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] wanneer het zover is gezamenlijk de uit dienst taken zullen doen. Verder schrijft [naam1] :
(…) Ik neem pas afscheid van je op jouw laatste werkdag;). (…)”3. Na deze mail heeft [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] nog een paar dagen gewerkt. Op 27 mei 2020 heeft NH Hotels aan [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] een brief gestuurd met het verzoek om deze ondertekend terug te sturen. In deze uitdienstbrief wordt onder meer geschreven:
“(…) Hierbij bevestigen wij dat jouw contract, met wederzijds goedvinden, beëindigd wordt per 17-06-2020.Zoals overeengekomen is je laatste werkdag (…) op 16-06-2020. Na inlevering van (…) bedrijfseigendommen (…) zal je een maand na je uitdiensttreding de eindafrekening van je laatste salaris ontvangen. (…) Je hebt pas recht op een WW-uitkering nadat de oorspronkelijke einddatum van je arbeidsovereenkomst is verstreken. (…)”4. In een e-mail van 28 mei 2020 heeft [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] aan [naam1] om een letter of recommendation gevraagd en [naam1] heeft die aan [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] gegeven op 29 mei 2020.
5. Op 29 mei 2020 heeft [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] in een e-mail aan [naam1] geschreven
‘Hier stuur ik de brief die ik moest tekenen’en meegedeeld dat hij vanwege geldgebrek genoodzaakt is om per direct te stoppen met zijn werkzaamheden. Bij deze e-mail is een pdfbestand van de brief van 27 mei 2020 gevoegd en daarop is de naam van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] getypt op de plaats die bestemd is voor zijn handtekening en de datum van 29-05-2020 getypt op de plek waar de ontvangstdatum kan worden ingevuld.
6. Op 18 juni 2020 heeft [naam1] aan [naam2] , [functie1] van de gemeente Almere, zijn e-mail van 19 mei aan [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] doorgestuurd en in de e-mail aan [naam2] vermeld:
‘Ontslag [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] ’.
7. In een brief van 5 augustus 2020 heeft NH Hotels aan [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] onder meer geschreven:
“(…) Het UWV heeft ons geïnformeerd dat je je hebt aangemeld voor een Ziektewetuitkering. Op 27 juli 2020 heb je bij het UWV aangegeven dat je vanaf 19 mei 2020 ziek bent.Jouw contract bij NH (…) is per 17 juni 2020 voortijds beëindigd met wederzijds goedvinden. De oorspronkelijke einddatum van jouw contract zou 8 september 2020 zijn. (…)”8. Op 3 november 2020 heeft [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] aan NH Hotels onder meer geschreven dat hij tot 17 juni 2020 in dienst was bij NH Hotels, dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden per die datum is beëindigd en dat [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] met gezondheidsklachten uit dienst is getreden. [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] maakt in die brief aanspraak op Ziektewetuitkering bij NH Hotels omdat zij eigenrisicodrager is. Bij brieven van 20 januari 2021 en van 13 april 2021 heeft [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] NH Hotels herinnerd aan zijn brief van 3 november 2020 omdat hij daarop nog geen antwoord heeft gehad. Op 29 april 2021 heeft NH Hotels gereageerd via een brief aan [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] . Daarin schrijft NH Hotels onder meer dat zij meent niet verantwoordelijk te zijn voor het betalen van een Ziektewetuitkering omdat [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] zijn arbeidsovereenkomst zelf vrijwillig op 19 mei 2020 heeft opgezegd met de afspraak de laatste diensten te werken tot 17 juni 2020 en [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] tot en met 28 mei 2020 gewoon heeft gewerkt en toen is gestopt vanwege geldgebrek.
9. Op 4 november 2020 heeft de HR specialist verzuim van NH Hotels aan [naam2] een e-mail gestuurd waarin hij uitlegt dat [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] zelf heeft opgezegd op 19 mei 2020 met de afspraak dat hij wel bereid zou zijn om zijn laatste diensten te werken tot einde dienstverband op 17 juni 2020, dat [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] daadwerkelijk heeft gewerkt tot en met 28 mei 2020 en zich daarna heeft afgemeld bij zijn leidinggevende wegens geldgebrek.
In de e-mail van 29 mei 2020 geeft [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] een heel andere reden aan NH Hotels op waarom hij niet meer kan komen werken, namelijk geldgebrek. In die e-mail worden woorden als ‘ziek’ en ‘ziekmelding’ helemaal niet genoemd. Het hof gaat er verder vanuit dat [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] in de uitdienstbrief (een pdf-bestand) zijn naam en de datum van ontvangst heeft getypt omdat hij in zijn e-mail van 29 mei 2020 aan [naam1] heeft geschreven:
‘Hier stuur ik de brief die ik moest tekenen’en dit pdf-bestand daarbij heeft gevoegd. In dat licht is de stelling van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] dat hij die brief niet heeft ondertekend onvoldoende gemotiveerd en de omstandigheid dat hij die brief niet heeft gelezen moet voor zijn risico blijven.
Uit de brief van 3 november 2020 en de – kale – herinneringsbrieven van 20 januari 2021 en 13 april 2021 van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] leidt het hof af dat [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] wel degelijk steeds het besef heeft gehad dat sprake was van een situatie waarin de arbeidsovereenkomst door zijn opzegging was beëindigd per 17 juni 2020. Van de zijde van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] is aangegeven dat deze brieven zijn opgesteld door een voormalige gemachtigde van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] , maar dat blijkt niet uit die brieven en de vraag is ook wat de relevantie daarvan is. [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] heeft onvoldoende onderbouwd dat hij niet volledig op de hoogte was van de inhoud van deze brieven waar zijn naam onder staat en die bovendien overeenkomen met zijn herhaalde vraag aan NH Hotels om een Ziektewet-uitkering.
“(…) Meneer blijkt heel ziek. Mi had hij ziekgemeld moeten worden. Op de vraag waarom hij zich niet ziek heeft gemeld geeft hij aan dat hij het niet wist.Kunnen we een gesprek hebben over of hij niet ziek uit dienst gemeld kan worden zodat hij zich kan melden bij het UWV voor een ZW uitkerin? (…)”Omdat [naam2] met [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] heeft gesproken over het einde van het dienstverband is het niet aannemelijk dat [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] in het geheel niet heeft geweten van de communicatie tussen [naam2] en NH Hotels.
De grieven 1, 2 en 4 in het hoger beroep van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] en grief 1 van NH Hotels in het incidenteel hoger beroep slagen niet.
heeft niet opgezegd op 29 mei 2020
heeft geen recht op ontvangst van informatie over de NOW-regeling
moet het door NH Hotels betaalde ziekengeld terugbetalen
In
het hoger beroep van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2]heeft dat tot gevolg dat het hof niet toekomt aan beoordeling van grief 3 van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] , waarin hij toelicht dat hij voldoende bewijs van zijn arbeidsongeschiktheid per 19 mei 2020 heeft opgevoerd.
In
het hoger beroep van NH Hotelsheeft dat tot gevolg dat grief 10 van NH Hotels slaagt, dat de beslissing van de kantonrechter moet worden vernietigd en dat [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] het aan hem op grond van die beslissing uitbetaalde bedrag moet terugbetalen. Aan de behandeling van de grieven 1 tot en met 9 en 11 van NH Hotels die betrekking hebben op de e-mail van 2 juli 2020, de ziekmelding en schadebeperking door [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] komt het hof niet toe.
hoger beroep van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2]slaagt niet, net als het incidenteel hoger beroep van NH Hotels in die zaak. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de kantonrechter van 4 november 2021. Omdat beide hoger beroepen niet slagen beslist het hof dat ieder van partijen de eigen proceskosten moet dragen.
Het
hoger beroep van NH Hotelsslaagt maar de incidentele vordering van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] wijst het hof af. Het hof vernietigt de beschikking van de kantonrechter van 28 januari 2022 voor een deel. [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] wordt veroordeeld tot terugbetaling van wat NH Hotels aan hem heeft betaald op grond van de beslissing van de kantonrechter met wettelijke rente vanaf het moment waarop NH Hotels dat heeft betaald. Omdat de meeste grieven van NH Hotels niet worden behandeld en het hof de incidentele vordering van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] afwijst, beslist het hof dat iedere partij de eigen proceskosten draagt. En de beslissing van de kantonrechter om de proceskosten te compenseren laat het hof in stand vanwege de omstandigheden van deze zaak. Dat betekent dat grief 12 van NH Hotels niet slaagt.
4.De beslissing
het vernietigde onderdeel van de beschikking van de kantonrechtervan 28 januari 2022 aan [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] heeft betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de betaling door NH Hotels tot aan de dag van terugbetaling;