Uitspraak
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
“Huurder is verplicht het gehuurde daadwerkelijk te bewonen en het als zijn hoofdverblijf te gebruiken; gebruik van het gehuurde als tweede woning is niet toegestaan.”
3.Het oordeel van het hof
Geen verzuim vereist
“
Aanmaning1. Huurder zal in verzuim zijn indien hij, na in gebreke te zijn gesteld bij schriftelijke aanmaning waarbij hem een redelijke termijn voor de nakoming is gesteld, tekort blijft komen in de nakoming van enige verplichting, die ingevolge deze overeenkomst op hem rust.2. Indien de huurder tijdelijk niet kan nakomen of uit zijn houding blijkt dat aanmaning nutteloos zou zijn, kan de ingebrekestelling plaatsvinden door een schriftelijke mededeling waaruit blijkt dat hij voor het uitblijven van de nakoming aansprakelijk wordt gesteld.Verzuim
“indien en zodra huurder in verzuim is, is verhuurder steeds gerechtigd (…) ontbinding (…) te verlangen”uit artikel 15 lid 4 algemene huurvoorwaarden niet volgt dat verzuim in dit geval een absolute voorwaarde is om tot ontbinding van de huurovereenkomst over te kunnen gaan. Het hof leidt uit de formulering en de systematiek van artikel 15 algemene huurvoorwaarden af dat dit artikel ziet op situaties waarin verzuim volgens de wet een vereiste is. Artikel 15 algemene huurvoorwaarden bevat ook geen aanwijzingen waaruit volgt dat Portaal heeft willen afwijken van de wettelijke regeling. De titel boven artikel 15 lid 3 tot en met 6 luidt “verzuim”. Ook dat duidt er op dat wat in die artikelleden is vermeld niet relevant is voor situaties waarin volgens de wet geen verzuim is vereist om tot ontbinding over te kunnen gaan (en dat geldt dus ook voor de vraag of een ingebrekestelling nodig is om het verzuim te doen intreden). Dit betekent dat Portaal haar vorderingen heeft kunnen baseren op artikel 6:265 (lid 1 en 2) BW in verbinding met artikel 8 algemene huurvoorwaarden.
- In de verklaring van 12 juni 2020 van [naam4] is vermeld dat [geïntimeerde] een aantal maanden eerder een schuur tegen het gehuurde heeft aangezet. [geïntimeerde] komt onregelmatig in het gehuurde. Hij gaat de schuur in, haalt daar iets uit en vertrekt weer. Het gehuurde is deels dichtgeplakt. In het gehuurde brandt eigenlijk nooit een lamp, aldus [naam4] . [naam4] heeft op 2 september 2020 opnieuw een verklaring afgelegd. Zij heeft toen aangegeven dat in het gehuurde inmiddels boven en beneden rolgordijnen zijn opgehangen. Ook is er laminaat gelegd in het gehuurde. De situatie is verder niet veranderd; er wordt nog steeds niet gewoond, aldus [naam4] .
- In het e-mailbericht van [naam8] (hierna: [naam8] ), de bewoonster van [adres] 63, van 3 juli 2020 is vermeld dat zij [geïntimeerde] af en toe ziet rijden in een auto. Er wordt dan bij het gehuurde bouwmateriaal naar binnen en naar buiten gedragen. Verder is een aantal maanden geleden een aanbouw neergezet bij het gehuurde. Volgens [naam8] wordt het gehuurde al meer dan een jaar gebruikt als opslag/loods voor bedrijfsredenen en wordt het niet als regulier woonhuis gebruikt.
- In de schriftelijke verklaring van [naam9] (hierna: [naam9] ), de bewoonster van [adres] 65, is te lezen dat zij [geïntimeerde] vanaf januari 2020 dagelijks bij het gehuurde ziet om spullen te halen in een witte bestelbus. [geïntimeerde] is er kort en vertrekt daarna weer. [naam9] heeft verklaard dat zij eigenlijk nooit een lamp ziet branden in het gehuurde. Ze gaat laat naar bed en ziet ook in de late avond nooit beweging.
- In de schriftelijke verklaring van [naam2] en [naam3] van 1 september 2020 is onder meer het volgende te lezen. [naam2] en [naam3] zien [geïntimeerde] vaak een bestelbusje in- en uitladen met klusspullen. [geïntimeerde] overnacht volgens hen nooit in het gehuurde. Ze zien nooit iemand lang binnen of boven in het gehuurde. [geïntimeerde] heeft tegen [naam2] en [naam3] gezegd dat hij bij zijn moeder woont die ziek is. In maart 2020 heeft [geïntimeerde] naast het gehuurde een houten schuur met een plastic dak gebouwd.
Daarnaast heeft [geïntimeerde] van 17 april 2019 tot en met 19 april 2020 275 m3 aan gas verbruikt. Volgens het Nibud heeft een eenpersoonshuishouden met een hoekwoning – zoals het gehuurde – een gemiddeld gasverbruik van 1380 m3 per jaar. Het gasverbruik van [geïntimeerde] was 20% daarvan. [geïntimeerde] heeft in de periode van 19 april 2020 tot 27 januari 2022 1.525 m3 aan gas verbruikt. Dat komt neer op ongeveer 871 m3 per jaar en is een stijging ten opzichte van zijn eerdere verbruik.
Verder heeft [geïntimeerde] in de eerste anderhalf jaar na de aanvang van de huurovereenkomst 20 m3 aan water verbruikt. Volgens het Nibud heeft een eenpersoonshuishouden een gemiddeld waterverbruik van 46 m3 per jaar. Het jaarverbruik van [geïntimeerde] bedroeg in die periode 29% daarvan. In de periode van 9 november 2020 tot 14 november 2021 was het waterverbruik van [geïntimeerde] 17 m3. Het waterverbruik is dus iets gestegen.
4.De beslissing
€ 124,- aan griffierecht;