ECLI:NL:GHARL:2022:5967

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
12 juli 2022
Zaaknummer
200.297.958
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming gehuurde wegens gebrek aan hoofdverblijf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontbinding van een huurovereenkomst tussen Stichting Portaal en de huurder, [geïntimeerde]. De zaak betreft de vraag of [geïntimeerde] zijn hoofdverblijf heeft in de gehuurde sociale huurwoning. Portaal heeft de huurovereenkomst ontbonden en [geïntimeerde] veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde, omdat hij niet aan zijn verplichting voldeed om het gehuurde als hoofdverblijf te gebruiken. Het hof oordeelde dat voor ontbinding geen verzuim vereist is, omdat de nakoming van de verplichting om in het gehuurde te wonen blijvend onmogelijk was geworden. Het hof heeft de eerdere beslissing van de kantonrechter vernietigd, die had geoordeeld dat verzuim wel vereist was. Het hof concludeerde dat de verklaringen van omwonenden en het lage gas-, water- en elektriciteitsverbruik van [geïntimeerde] voldoende bewijs vormden voor de tekortkoming in de huurovereenkomst. De huurovereenkomst is per direct ontbonden, en [geïntimeerde] is veroordeeld tot ontruiming binnen 14 dagen na betekening van het arrest. Tevens is [geïntimeerde] veroordeeld tot betaling van proceskosten en een gebruiksvergoeding tot aan de ontruiming.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.297.958
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen, 8797439)
arrest van 12 juli 2022
in de zaak van
Stichting Portaal,
die is gevestigd in Utrecht,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de kantonrechter optrad als eiseres,
hierna Portaal te noemen,
vertegenwoordigd door mr. J.G. van Heertum,
tegen:
[geïntimeerde],
die woont in [woonplaats] ,
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde,
hierna [geïntimeerde] te noemen,
vertegenwoordigd door mr. N. Stommels.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

Naar aanleiding van het arrest van 8 maart 2022 heeft op 16 mei 2022 een (enkelvoudige) mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is proces-verbaal (een verslag) opgemaakt dat aan het dossier is toegevoegd.

2.De kern van de zaak

2.1.
[geïntimeerde] huurt sinds 21 februari 2019 de sociale huurwoning aan [adres] in [woonplaats] van Portaal (hierna: het gehuurde). [geïntimeerde] is eigenaar van de eenmanszaak [naam1] . Op de huurovereenkomst tussen partijen zijn de Algemene Huurvoorwaarden voor zelfstandige woonruimte (hierna: algemene huurvoorwaarden) van toepassing. In artikel 8 lid 1 algemene huurvoorwaarden is onder meer het volgende bepaald:
“Huurder is verplicht het gehuurde daadwerkelijk te bewonen en het als zijn hoofdverblijf te gebruiken; gebruik van het gehuurde als tweede woning is niet toegestaan.”
2.2.
Portaal heeft bij de kantonrechter gevorderd de huurovereenkomst te ontbinden en [geïntimeerde] te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde. Volgens Portaal heeft [geïntimeerde] niet voldaan aan zijn verplichting om zijn hoofdverblijf in het gehuurde te hebben.
2.3.
De kantonrechter heeft deze vorderingen afgewezen. De bedoeling van het hoger beroep is dat de afgewezen vorderingen alsnog worden toegewezen.

3.Het oordeel van het hof

3.1.
Het hof zal het vonnis van de kantonrechter vernietigen, de huurovereenkomst alsnog ontbinden en [geïntimeerde] veroordelen tot ontruiming van het gehuurde. Hierna legt het hof uit hoe het tot dit oordeel komt.
Geen verzuim vereist
3.2.
Voor de bevoegdheid tot ontbinding van een huurovereenkomst is verzuim vereist. Dat is alleen anders als de nakoming blijvend of tijdelijk onmogelijk is (artikel 6:265 lid 2 BW). In dit geval gaat het om de schending van een voortdurende verplichting uit de huurovereenkomst, namelijk het niet hebben van het hoofdverblijf in het gehuurde. Indien een partij is tekortgeschoten in de nakoming van een voortdurende verplichting, kan deze weliswaar in de toekomst alsnog worden nagekomen, maar wordt daarmee de tekortkoming in het verleden niet ongedaan gemaakt. Daarom moet worden aangenomen dat voor deze tekortkoming nakoming niet meer mogelijk is. Dit brengt mee dat ontbinding ook mogelijk is zonder verzuim. [1]
3.3.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat in dit geval op grond van artikel 15 algemene huurvoorwaarden voor ontbinding van de huurovereenkomst wel verzuim is vereist. De kantonrechter heeft de vorderingen van Portaal vervolgens afgewezen, omdat zij geen ingebrekestelling aan [geïntimeerde] had verzonden en daarom geen sprake was van verzuim. Portaal is het daar niet mee eens en dat is terecht zoals hiervoor is geoordeeld. Artikel 15 van de algemene voorwaarden maakt dat niet anders.
In artikel 15 algemene huurvoorwaarden is onder meer het volgende bepaald:

Aanmaning1. Huurder zal in verzuim zijn indien hij, na in gebreke te zijn gesteld bij schriftelijke aanmaning waarbij hem een redelijke termijn voor de nakoming is gesteld, tekort blijft komen in de nakoming van enige verplichting, die ingevolge deze overeenkomst op hem rust.2. Indien de huurder tijdelijk niet kan nakomen of uit zijn houding blijkt dat aanmaning nutteloos zou zijn, kan de ingebrekestelling plaatsvinden door een schriftelijke mededeling waaruit blijkt dat hij voor het uitblijven van de nakoming aansprakelijk wordt gesteld.Verzuim
3. Het verzuim treedt voor huurder zonder ingebrekestelling in, indien:
a. verhuurder op de vervaldag niet de huurprijs en/of de verschotten voor geleverde zaken en diensten heeft ontvangen;
b. huurder niet binnen 14 dagen na opgave door verhuurder de overige uit dit contract voor huurder voortvloeiende financiële verplichtingen heeft voldaan;
c. huurder niet voldoet aan zijn verplichting tot het vergoeden van schade aan verhuurder wegens een huurder toerekenbare tekortkoming;
d. verhuurder uit een mededeling van huurder moet afleiden dat deze in de nakoming van de verbintenis tekort zal schieten.
4. Indien en zodra huurder in verzuim is, is verhuurder steeds gerechtigd nakoming of ontbinding, beide met aanvullende schadevergoeding, dan wel vervangende schadevergoeding, te verlangen, zonder dat daartoe enige verdere ingebrekestelling vereist zal zijn. (…)
3.4.
Anders dan de kantonrechter, is het hof van oordeel dat uit de zin
“indien en zodra huurder in verzuim is, is verhuurder steeds gerechtigd (…) ontbinding (…) te verlangen”uit artikel 15 lid 4 algemene huurvoorwaarden niet volgt dat verzuim in dit geval een absolute voorwaarde is om tot ontbinding van de huurovereenkomst over te kunnen gaan. Het hof leidt uit de formulering en de systematiek van artikel 15 algemene huurvoorwaarden af dat dit artikel ziet op situaties waarin verzuim volgens de wet een vereiste is. Artikel 15 algemene huurvoorwaarden bevat ook geen aanwijzingen waaruit volgt dat Portaal heeft willen afwijken van de wettelijke regeling. De titel boven artikel 15 lid 3 tot en met 6 luidt “verzuim”. Ook dat duidt er op dat wat in die artikelleden is vermeld niet relevant is voor situaties waarin volgens de wet geen verzuim is vereist om tot ontbinding over te kunnen gaan (en dat geldt dus ook voor de vraag of een ingebrekestelling nodig is om het verzuim te doen intreden). Dit betekent dat Portaal haar vorderingen heeft kunnen baseren op artikel 6:265 (lid 1 en 2) BW in verbinding met artikel 8 algemene huurvoorwaarden.
3.5.
Anders dan [geïntimeerde] betoogt, is voor tekortkomingen in de verplichting tot het hebben van hoofdverblijf in het gehuurde in de periode tussen het vonnis van de kantonrechter en de beslissing in hoger beroep ook geen verzuim vereist. Ook die tekortkomingen betreffen een voortdurende verplichting en behoren inmiddels tot het verleden, zodat de nakoming daarvan onmogelijk is geworden.
Tekortschieten in het hebben van hoofdverblijf
3.6.
Dan komt het hof nu toe aan de vraag of [geïntimeerde] zich er aan schuldig maakt dat hij niet zijn hoofdverblijf heeft in het gehuurde. Het hof zal die vraag beantwoorden naar de toestand zoals deze zich voordoet ten tijde van de beslissing in hoger beroep. Portaal heeft haar stelling dat [geïntimeerde] zijn hoofdverblijf niet in het gehuurde heeft onderbouwd aan de hand van verklaringen van omwonenden, eigen onderzoek en verbruiksgegevens van gas, water en licht. Daaruit komt het volgende naar voren.
Verklaringen omwonenden, onderzoek Portaal
3.7.
[naam2] en [naam3] (hierna: [naam2] en [naam3] ), de bewoners van [adres] 61, hebben op 6 mei 2019 aan Portaal gemeld dat het gehuurde niet wordt bewoond. Daarna heeft [naam4] (hierna: [naam4] ), de bewoonster van [adres] 59, op 5 februari 2020 aan Portaal laten weten dat het gehuurde al meer dan een jaar wordt verhuurd aan [geïntimeerde] , maar dat hij er nog steeds niet woont. Vervolgens is [naam5] (hierna: [naam5] ), woonfraudespecialist bij Portaal, een onderzoek gestart. [naam5] heeft in 2020 gesproken met [naam6] (hierna: [naam6] ), de bewoonster van [adres] 57. Volgens [naam6] gebruikt [geïntimeerde] het gehuurde niet om in te wonen, maar voor zijn klusbedrijf. Ook de bewoner van [adres] 68, [naam7] (hierna: [naam7] ), heeft in 2020 tegenover [naam5] verklaard dat het gehuurde sinds het begin van de huurovereenkomst niet wordt bewoond. Daarnaast heeft [naam5] in 2020 gesproken met schilders van de firma Hendriks, die voor Portaal in de straat het schilderwerk hebben verzorgd. Zij hebben verklaard dat de huurder vroeg in de ochtend kwam aanrijden en voor hen de deur heeft geopend. Volgens de schilders was het gehuurde niet gemeubileerd en stond in de woonkamer alleen een stoel.
3.8.
Verder hebben een aantal omwonenden schriftelijke verklaringen afgelegd tegenover (een medewerker van) Portaal:
- In de verklaring van 12 juni 2020 van [naam4] is vermeld dat [geïntimeerde] een aantal maanden eerder een schuur tegen het gehuurde heeft aangezet. [geïntimeerde] komt onregelmatig in het gehuurde. Hij gaat de schuur in, haalt daar iets uit en vertrekt weer. Het gehuurde is deels dichtgeplakt. In het gehuurde brandt eigenlijk nooit een lamp, aldus [naam4] . [naam4] heeft op 2 september 2020 opnieuw een verklaring afgelegd. Zij heeft toen aangegeven dat in het gehuurde inmiddels boven en beneden rolgordijnen zijn opgehangen. Ook is er laminaat gelegd in het gehuurde. De situatie is verder niet veranderd; er wordt nog steeds niet gewoond, aldus [naam4] .
- In het e-mailbericht van [naam8] (hierna: [naam8] ), de bewoonster van [adres] 63, van 3 juli 2020 is vermeld dat zij [geïntimeerde] af en toe ziet rijden in een auto. Er wordt dan bij het gehuurde bouwmateriaal naar binnen en naar buiten gedragen. Verder is een aantal maanden geleden een aanbouw neergezet bij het gehuurde. Volgens [naam8] wordt het gehuurde al meer dan een jaar gebruikt als opslag/loods voor bedrijfsredenen en wordt het niet als regulier woonhuis gebruikt.
- In de schriftelijke verklaring van [naam9] (hierna: [naam9] ), de bewoonster van [adres] 65, is te lezen dat zij [geïntimeerde] vanaf januari 2020 dagelijks bij het gehuurde ziet om spullen te halen in een witte bestelbus. [geïntimeerde] is er kort en vertrekt daarna weer. [naam9] heeft verklaard dat zij eigenlijk nooit een lamp ziet branden in het gehuurde. Ze gaat laat naar bed en ziet ook in de late avond nooit beweging.
- In de schriftelijke verklaring van [naam2] en [naam3] van 1 september 2020 is onder meer het volgende te lezen. [naam2] en [naam3] zien [geïntimeerde] vaak een bestelbusje in- en uitladen met klusspullen. [geïntimeerde] overnacht volgens hen nooit in het gehuurde. Ze zien nooit iemand lang binnen of boven in het gehuurde. [geïntimeerde] heeft tegen [naam2] en [naam3] gezegd dat hij bij zijn moeder woont die ziek is. In maart 2020 heeft [geïntimeerde] naast het gehuurde een houten schuur met een plastic dak gebouwd.
3.9.
Bij de memorie van grieven heeft Portaal e-mailberichten overgelegd van [naam3] van 2 februari 2021, 18 juni 2021, 27 juni 2021 en 15 juli 2021, een verslag van een telefoongesprek tussen [naam5] en [naam6] van 16 september 2021, verklaringen van [naam7] van 20 september 2021 en van [naam4] van 20 september 2021 en een
e-mailbericht van [naam8] van 6 oktober 2021. Volgens deze omwonenden is de situatie in het gehuurde ongewijzigd en is van bewoning van het gehuurde geen sprake. De omwonenden zien [geïntimeerde] alleen geregeld zijn bestelbus in- en uitladen met bouwmateriaal. [naam3] en [naam4] melden daarnaast dat zij [geïntimeerde] sporadisch zien overnachten in het gehuurde. Volgens [naam4] overnacht [geïntimeerde] niet meer dan één keer per maand in het gehuurde.
3.10.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft Portaal onder meer nog een
e-mailbericht van [naam3] van 3 mei 2022 en een verklaring van [naam7] van 3 mei 2022 overgelegd. [naam3] heeft verklaard dat [geïntimeerde] meestal één nacht per week doorbrengt in het gehuurde. Verder ziet [naam3] [geïntimeerde] alleen zijn bus in- en uitladen met bouwmateriaal. Het gehuurde gebruikt [geïntimeerde] volgens [naam3] als “opslagruimte/tweede huis/tijdelijke slaapplek”. [naam7] heeft verklaard dat het gehuurde niet wordt bewoond door [geïntimeerde] . [naam7] ziet [geïntimeerde] wel af en toe in zijn schuur. De kinderen van [geïntimeerde] ziet [naam7] nooit.
3.11.
Verder heeft Portaal in de periode van juni 2020 tot en met oktober 2021 vijftien huisbezoeken afgelegd aan het gehuurde. De huisbezoeken hebben plaatsgevonden op verschillende tijdstippen. Er was geen enkele keer iemand in het gehuurde aanwezig.
Gas-, elektra- en waterverbruik
3.12.
[geïntimeerde] heeft van 17 april 2019 tot en met 19 april 2020 164 kWh aan elektriciteit verbruikt. Volgens het Nibud heeft een eenpersoonshuishouden een gemiddeld elektraverbruik van 1850 kWh. Het verbruik van [geïntimeerde] was 9% daarvan. Het elektraverbruik van [geïntimeerde] over de periode van 3 november 2020 tot 11 mei 2021 was 111 kWh. Dat is een lichte stijging ten opzichte van de periode ervoor.
Daarnaast heeft [geïntimeerde] van 17 april 2019 tot en met 19 april 2020 275 m3 aan gas verbruikt. Volgens het Nibud heeft een eenpersoonshuishouden met een hoekwoning – zoals het gehuurde – een gemiddeld gasverbruik van 1380 m3 per jaar. Het gasverbruik van [geïntimeerde] was 20% daarvan. [geïntimeerde] heeft in de periode van 19 april 2020 tot 27 januari 2022 1.525 m3 aan gas verbruikt. Dat komt neer op ongeveer 871 m3 per jaar en is een stijging ten opzichte van zijn eerdere verbruik.
Verder heeft [geïntimeerde] in de eerste anderhalf jaar na de aanvang van de huurovereenkomst 20 m3 aan water verbruikt. Volgens het Nibud heeft een eenpersoonshuishouden een gemiddeld waterverbruik van 46 m3 per jaar. Het jaarverbruik van [geïntimeerde] bedroeg in die periode 29% daarvan. In de periode van 9 november 2020 tot 14 november 2021 was het waterverbruik van [geïntimeerde] 17 m3. Het waterverbruik is dus iets gestegen.
Geen hoofdverblijf in gehuurde
3.13.
De vraag die moet worden beantwoord is of [geïntimeerde] tekort is geschoten in zijn verplichting als huurder om zijn hoofdverblijf in het gehuurde te hebben. Het hof stelt bij de verdere beoordeling voorop dat de huurder de stelling van de verhuurder, inhoudende dat de huurder niet in de woning zijn hoofdverblijf heeft, gemotiveerd moet betwisten om te bereiken dat de rechter niet, zonder hem tot bewijs toe te laten, uitgaat van de juistheid van de stellingen van de verhuurder. Omdat de huurder weet wat zich in de woning afspeelt, mag van hem worden verlangd dat hij wat dit betreft concrete feiten en omstandigheden aandraagt.
3.14.
Portaal heeft met de hiervoor omschreven informatie voldoende onderbouwd gesteld dat [geïntimeerde] vanaf de aanvang van de huurovereenkomst niet zijn hoofdverblijf heeft gehad in het gehuurde. Meerdere omwonenden hebben de afgelopen jaren op verschillende momenten los van elkaar verklaard dat zeer weinig woonactiviteit te zien is in het gehuurde.
De omwonenden hebben [geïntimeerde] de afgelopen jaren, als hij er al was, bijna alleen maar gezien wanneer hij zijn bestelbus in- en uitlaadde met bouwmateriaal voor zijn klusbedrijf, en weer vertrok. Vijf omwonenden die hebben verklaard wonen tegenover het gehuurde. Zij kunnen weliswaar niet, zoals [geïntimeerde] aanvoert, verklaren over eventuele leefgeluiden in het gehuurde, maar onbetwist is dat zij goed zicht hebben op het gehuurde. Daarnaast heeft [geïntimeerde] de afgelopen jaren een heel laag gas-, elektra- en waterverbruik gehad. Dat duidt er op dat zijn leven zich de afgelopen jaren niet in hoofdzaak in en vanuit het gehuurde heeft afgespeeld.
3.15.
[geïntimeerde] heeft aangevoerd dat hij de afgelopen jaren heel veel heeft gewerkt voor zijn klusbedrijf. Hij heeft ter zitting bij het hof verklaard dat hij zeven dagen per week van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat werkt en dat daarom de omwonenden hem weinig zien en zijn gas-, elektra- en waterverbruik laag is. Behalve een kleine koelkast heeft hij geen elektrische apparaten die constant aan staan. Verder heeft [geïntimeerde] aangevoerd dat hij geregeld bij zijn hulpbehoevende moeder en bij opdrachtgevers van zijn klusbedrijf heeft overnacht. Ook heeft [geïntimeerde] een aantal keer meerdere weken bij familie in het buitenland verbleven. Het hof is echter van oordeel dat [geïntimeerde] de uitvoerig onderbouwde stelling van Portaal dat hij de afgelopen jaren in het gehuurde niet zijn hoofdverblijf heeft gehad, onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Het lage gas-, elektra- en waterverbruik strookt niet met zijn verklaring dat hij de afgelopen jaren in het gehuurde het merendeel van de nachten heeft geslapen en gedoucht. Zeker niet gezien de omstandigheid dat [geïntimeerde] heeft verklaard dat hij in het verleden ook geregeld met zijn drie kinderen in het gehuurde heeft verbleven. Het klopt weliswaar, zoals [geïntimeerde] aanvoert, dat zijn verbruik het afgelopen jaar (licht) is gestegen, maar het is nog steeds ver beneden gemiddeld. [geïntimeerde] heeft zijn verklaringen voor zijn afwezigheid bovendien niet concreet onderbouwd. Hij heeft bijvoorbeeld geen feitelijke gegevens over zijn bedrijf, concrete werkzaamheden of projecten verstrekt waaruit kan volgen dat hij inderdaad al die tijd nauwelijks de gelegenheid heeft gehad om in het gehuurde te zijn. Het is daarbij niet aan Portaal om te zeggen waar [geïntimeerde] dan wel woont. De woning maakt overigens ook geen bewoonde indruk; zo is op de foto’s van het gehuurde een erg sobere inrichting te zien en is de tuin niet onderhouden. Er zijn, kortom, te weinig concrete aanwijzingen dat [geïntimeerde] niettemin zijn leven leidt vanuit het gehuurde.
3.16.
[geïntimeerde] heeft zelf een verklaring overgelegd van 17 januari 2022 van [naam10] (hierna: [naam10] ), de bewoner van [adres] 72. [naam10] woont direct naast het gehuurde. [naam10] heeft verklaard dat hij zelf van zes uur ‘s ochtends tot negen uur ‘s avonds van huis is, en dat hij [geïntimeerde] geregeld ’s avonds laat en ’s ochtends hoort. Verder heeft [naam10] verklaard dat [geïntimeerde] ook geregeld bij zijn schuur bezig is. [naam10] heeft ook verklaard dat hij [geïntimeerde] niet elke dag hoort, soms een paar dagen of een wat langere periode niet. [geïntimeerde] woont naar zijn beleving en ervaring in het gehuurde, aldus [naam10] . Naar het oordeel van het hof legt deze verklaring echter onvoldoende gewicht in de schaal tegenover de verklaringen van de andere omwonenden en het lage gas-, elektra- en waterverbruik. Het hof betrekt daar nog bij dat de vrouw en dochter van [naam10] tegenover Portaal hebben verklaard [geïntimeerde] nooit te zien.
Tekortkoming rechtvaardigt ontbinding
3.17.
De tekortkoming van [geïntimeerde] om niet zijn hoofdverblijf in het gehuurde te hebben, rechtvaardigt de ontbinding van de huurovereenkomst. Portaal heeft er belang bij dat het gehuurde daadwerkelijk wordt bewoond. Door het gehuurde jarenlang niet te gebruiken als hoofdverblijf, kan [geïntimeerde] immers geen toezicht houden op het gehuurde en geen verantwoordelijkheid dragen voor wat er in en rondom het gehuurde gebeurt. Verder gaat het om een schaarse sociale huurwoning. Portaal heeft de taak om deze huurwoningen te verdelen onder een groot aantal ingeschreven woningzoekenden. Omdat [geïntimeerde] wel een huurwoning bezet maar daarin niet woont, frustreert dit de eerlijke verdeling van woonruimte. [geïntimeerde] heeft in dit kader nog aangevoerd dat Portaal het begrip “hoofdverblijf” niet heeft gedefinieerd in de algemene huurvoorwaarden en Portaal niet aan [geïntimeerde] kenbaar heeft gemaakt wat de ondergrens van bewonen en hoofdverblijf is. Het hof is van oordeel dat het voor [geïntimeerde] echter voldoende duidelijk moet zijn geweest wat onder het hebben van hoofdverblijf in het gehuurde moest worden verstaan. Daarbij is van belang dat [geïntimeerde] er zelf ook vanuit gaat dat daaronder moet worden verstaan dat iemand zijn leven vanuit de woning leidt. Zoals hierboven is overwogen, heeft [geïntimeerde] daaraan niet voldaan.
Andere tekortkomingen
3.18.
Nu de omstandigheid dat [geïntimeerde] tekort is geschoten in de verplichting om zijn hoofdverblijf in het gehuurde te hebben reeds tot ontbinding van de huurovereenkomst leidt, komt het hof niet toe aan de overige door Portaal gestelde tekortkomingen van [geïntimeerde] .
Bewijsaanbod
3.19.
[geïntimeerde] heeft bewijs aangeboden, onder meer door het horen van getuigen. [geïntimeerde] heeft de onderbouwde stelling van Portaal dat sprake is van een tekortkoming echter onvoldoende gemotiveerd betwist, waardoor deze tekortkoming is vast komen te staan. Het hof komt daarom niet aan bewijslevering toe. [geïntimeerde] heeft daarnaast onvoldoende gesteld voor de conclusie dat zijn tekortkoming in de verplichtingen uit de huurovereenkomst de ontbinding niet rechtvaardigt, zodat het hof aan bewijslevering met betrekking tot zijn beroep op de tenzij-bepaling van artikel 6:265 lid 1 BW ook niet toekomt.
De conclusie
3.20.
Het hoger beroep slaagt. Het hof zal de huurovereenkomst tussen partijen per vandaag ontbinden. [geïntimeerde] zal worden veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde. Het hof ziet in dit geval aanleiding om de uiterlijke ontruimingsdatum te bepalen op 14 dagen na de betekening van dit arrest.
3.21.
Verder zal [geïntimeerde] worden veroordeeld tot betaling van een gebruiksvergoeding gelijk aan de huurprijs tot aan het tijdstip van de ontruiming. In dit kader heeft Portaal ook gevorderd een eventuele wettelijke huurverhoging aan [geïntimeerde] te mogen doorberekenen. Daarnaast heeft Portaal de wettelijke rente over de gebruiksvergoeding gevorderd vanaf de vijfde dag van de maand waarop de termijn betrekking heeft tot aan de dag van de algehele voldoening. Het hof zal deze vorderingen afwijzen, nu Portaal onvoldoende heeft toegelicht wat de grondslagen van deze vorderingen zijn. De huurovereenkomst zal per vandaag worden ontbonden, zodat van een wettelijke huurverhoging geen sprake meer kan zijn. De wettelijke rente over de gebruiksvergoeding kan niet worden toegewezen, nu Portaal geen uiterlijke betalingstermijn van de gebruiksvergoeding heeft gevorderd.
3.22.
Omdat [geïntimeerde] in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof hem tot betaling van de proceskosten zowel in hoger beroep als bij de kantonrechter veroordelen. Zoals Portaal heeft verzocht, worden de veroordelingen in deze uitspraak uitvoerbaarheid bij voorraad verklaard (dit betekent dat zij ook ten uitvoer kunnen worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad).

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen, van 19 februari 2021 en beslist als volgt:
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen per vandaag;
veroordeelt [geïntimeerde] om het gehuurde binnen 14 dagen na de betekening van dit arrest met al wie en al wat zich daarin vanwege hem bevindt te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van Portaal te stellen;
veroordeelt [geïntimeerde] om tot het tijdstip dat het gehuurde geheel ontruimd en leeg aan Portaal ter beschikking is gesteld tegen behoorlijk bewijs van kwijting voor iedere maand (waarbij een gedeelte van een maand als een maand zal gelden), aan Portaal een bedrag te betalen van € 635,53;
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling van de volgende proceskosten van Portaal tot aan de uitspraak van de kantonrechter:
€ 124,- aan griffierecht;
€ 105,07 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan [geïntimeerde] ;
€ 374,- aan salaris van de gemachtigde van Portaal (2 procespunten x tarief kanton van € 187,- per punt);
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling van de volgende proceskosten van Portaal in hoger beroep:
€ 772,- aan griffierecht;
€ 103,83 (inclusief btw) aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan [geïntimeerde] ;
€ 2.228,- aan salaris van de advocaat van Portaal (2 procespunten x appeltarief II);
deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag;
als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente vanaf de 15e dag na de dag van dit arrest;
veroordeelt [geïntimeerde] in de nakosten, begroot op € 163,-, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,- en de explootkosten van betekening van de uitspraak in geval [geïntimeerde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;
6. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
7. wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. Th.C.M. Willemse, W.C. Haasnoot en G.R. den Dekker en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2022.

Voetnoten

1.HR 11 januari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD4925.