ECLI:NL:GHARL:2022:5729

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 juli 2022
Publicatiedatum
5 juli 2022
Zaaknummer
200.275.591/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Effectenlease en advisering door Spaar Select in relatie tot Dexia Nederland B.V.

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een hoger beroep van Dexia Nederland B.V. tegen een vonnis van de kantonrechter in Zwolle. De zaak betreft effectenleaseovereenkomsten die zijn afgesloten tussen Dexia en de geïntimeerde, waarbij de advisering door Spaar Select centraal staat. De geïntimeerde heeft in eerste aanleg gevorderd dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld en heeft terugbetaling geëist van de door hem betaalde bedragen, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter heeft de vorderingen van de geïntimeerde toegewezen, wat Dexia heeft doen besluiten in hoger beroep te gaan.

Het hof heeft de procedure in hoger beroep beoordeeld aan de hand van de grieven die Dexia heeft ingediend. De grieven betroffen onder andere de verjaring van de vorderingen van de geïntimeerde, de advisering door Spaar Select, en de buitengerechtelijke incassokosten. Het hof heeft geoordeeld dat de vorderingen van de geïntimeerde niet zijn verjaard, omdat deze zijn gestuit door eerdere correspondentie. Daarnaast heeft het hof vastgesteld dat Spaar Select als cliëntenremisier heeft opgetreden en dat Dexia wist of behoorde te weten dat Spaar Select onrechtmatig advies heeft gegeven. Dit leidde tot de conclusie dat Dexia aansprakelijk is voor de schade die de geïntimeerde heeft geleden.

Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter in grote lijnen bekrachtigd, maar heeft de veroordeling van Dexia tot betaling van buitengerechtelijke kosten vernietigd. Dexia is veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van financiële instellingen en de rol van tussenpersonen in het adviseren van consumenten over financiële producten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.275.591
(zaaknummer rechtbank Overijssel, locatie Zwolle: 6619645)
arrest van 5 juli 2022
in de zaak van
Dexia Nederland B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
bij de kantonrechter: gedaagde in conventie, eiseres in (deels voorwaardelijke) reconventie,
hierna:
Dexia,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer uit Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
bij de kantonrechter: eiser in conventie, verweerder in (deels voorwaardelijke) reconventie,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. J.B. Maliepaard uit Rotterdam.

1.De procedure bij de kantonrechter

Voor het verloop van de procedure bij de kantonrechter verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van 15 januari 2019 dat de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, heeft gewezen.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 17 maart 2020,
- het herstelexploot d.d. 28 april 2020,
- de memorie van grieven (met producties),
- de memorie van antwoord (met producties),
- de akte uitlaten producties van Dexia,
- de antwoordakte van [geïntimeerde] .
2.2
Vervolgens heeft [geïntimeerde] de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3.De vaststaande feiten

3.1.
De kantonrechter heeft in het vonnis van 15 januari 2019 de feiten vastgesteld. Tegen die vaststelling zijn geen grieven aangevoerd. Het hof gaat ook van die feiten uit. Kort weergegeven gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.
Tussen (de rechtsvoorganger van) Dexia en [geïntimeerde] zijn vijf effectenleaseovereenkomsten tot stand gekomen. Het betreft de volgende overeenkomsten:
Nr.
Contract
Datum
Naam
Leasesom
Looptijd
Vooruit-betaling
Termijn-bedrag (61ste tot en met 240ste maand)
1
[nummer1]
14-06-2000
Allround Effect Vooruitbetaling
€ 10.890,72
240 maanden
€ 2.178,15
€ 45,38
2
[nummer2]
13-07-2000
Overwaarde Effect zonder Herbelegging Vooruitbetaling
€ 43.785,60
240 maanden
€ 8.757,00
€ 182,44
3
[nummer3]
13-07-2000
Overwaarde Effect zonder Herbelegging Vooruitbetaling
€ 43.785,60
240 maanden
€ 8.757,00
€ 182,44
4
[nummer4]
13-07-2000
Pensioen Effect met Herbelegging Vooruitbetaling
€ 10.890,72
240 maanden
€ 2.178,15
€ 45,38
5
[nummer5]
13-07-2000
Pensioen Effect met Herbelegging Vooruitbetaling
€ 10.890,72
240 maanden
€ 2.178,15
€ 45,38
3.3.
Bij de totstandkoming van de overeenkomsten is Spaar Select als tussenpersoon opgetreden. Namens Spaar Select heeft de heer [de vertegenwoordiger van Spaar Select] (hierna: [de vertegenwoordiger van Spaar Select] ) tijdens een aantal huisbezoeken met [geïntimeerde] gesproken over zijn financiële situatie en wensen. [geïntimeerde] heeft aangegeven eerder te willen stoppen met werken, te willen sparen voor de studie van zijn kind en in het algemeen vermogen te willen opbouwen. Op grond hiervan heeft [de vertegenwoordiger van Spaar Select] een Persoonlijk Financieel Plan (hierna: PFP) opgesteld en aan [geïntimeerde] toegelicht. In het PFP wordt onder meer voorgesteld om de overwaarde in de woning te gebruiken voor het afsluiten van een nieuwe hypotheeklening, waarmee de aandelenleaseovereenkomsten zouden kunnen worden bekostigd.
3.4.
In het door Dexia overgelegde financiële overzicht is vermeld dat [geïntimeerde] op grond van de overeenkomsten in totaal € 24.048,00 aan vooruitbetaling en maandtermijnen aan Dexia heeft betaald, dat [geïntimeerde] een bedrag van € 1.639,96 aan dividenden heeft ontvangen en dat een bedrag van € 246,34 is verrekend. De overeenkomsten zijn in februari 2005 met een restschuld van in totaal € 13.285,54 geëindigd. De restschuld heeft [geïntimeerde] aan Dexia voldaan.
3.5.
Bij brief van 3 mei 2007 heeft Leaseproces B.V. (hierna: Leaseproces) namens [geïntimeerde] aan Dexia bericht dat zij de nietigheid van de overeenkomsten inroept wegens het ontbreken van een vergunning als bedoeld in artikel 9 van de Wet op het Consumentenkrediet, althans de overeenkomsten worden vernietigd, althans worden ontbonden, op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, onrechtmatige daad, misleidende reclame en/of dwaling en is Dexia gesommeerd binnen twee weken alle door [geïntimeerde] betaalde bedragen, vermeerderd met wettelijke rente, terug te betalen.
3.6.
Op 25 januari 2007 heeft het gerechtshof Amsterdam de zogeheten “Duisenberg-regeling” voor aandelenleaseproducten algemeen verbindend verklaard in de zin van de Wet op de Collectieve Afwikkeling Massaschade (hierna: WCAM). [1] [geïntimeerde] heeft door middel van een “opt-out” verklaring in de zin van artikel 7:908 lid 2 BW aangegeven niet aan de voornoemde regeling gebonden te willen zijn.
3.7.
In zijn arresten van 28 maart 2008 en 5 juni 2009 heeft de Hoge Raad een oordeel gegeven over de rechtsregels en de beoordelingsmaatstaven die van toepassing zijn op effectenleasezaken als de onderhavige. [2] Op 1 december 2009 heeft het Gerechtshof Amsterdam in een viertal arresten de uitspraak van de Hoge Raad uitgewerkt in het zogeheten “hofmodel”. [3] In zijn arrest van 29 april 2011 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het hof daarmee een juiste toepassing heeft gegeven aan de eerder bedoelde maatstaven. [4]
3.8.
Bij brieven van 9 oktober 2009 en 23/24 januari 2012 heeft Leaseproces namens meerdere afnemers, waaronder [geïntimeerde] , aan Dexia bericht dat [geïntimeerde] zijn rechten ten aanzien van alle vorderingen op Dexia voorbehoudt.
3.9.
Bij brief van 15 november 2016 heeft Leaseproces namens [geïntimeerde] Dexia gesommeerd, in het licht van het arrest van de Hoge Raad van 2 september 2016, over te gaan tot terugbetaling van alle door [geïntimeerde] betaalde bedragen, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.

4.De beslissing van de kantonrechter

4.1.
[geïntimeerde] heeft gevorderd voor recht te verklaren dat Dexia onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld en/of toerekenbaar is tekortgeschoten en Dexia te veroordelen tot terugbetaling van hetgeen hij onder de overeenkomsten heeft betaald, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast heeft [geïntimeerde] gevorderd voor recht te verklaren dat Dexia aansprakelijk is voor de door [geïntimeerde] geleden hypotheekschade vermeerderd met wettelijke rente, alsook vergoeding van buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
4.2.
Dexia heeft de vorderingen van [geïntimeerde] bestreden en in voorwaardelijke reconventie, onder de voorwaarde dat het in conventie opgenomen verweer met betrekking tot de klachtplicht en verjaring wordt verworpen, gevorderd [geïntimeerde] te bevelen een kopie van het procesdossier van Leaseproces, althans van het (de) intakeformulier(en) aan Dexia te verstrekken en voorts (onvoorwaardelijk) gevorderd voor recht te verklaren dat de overeenkomsten rechtsgeldig tot stand zijn gekomen, niet zijn vernietigd en niet bloot staan aan vernietiging, alsook dat [geïntimeerde] niet heeft blootgestaan aan het risico van een onaanvaardbaar zware financiële last en dat Dexia maximaal een bedrag van € 8.857,03 moet betalen en verder aan [geïntimeerde] niets meer verschuldigd is, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.
4.3.
De kantonrechter heeft in conventie voor recht verklaard dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [geïntimeerde] . Daarnaast heeft de kantonrechter Dexia veroordeeld om aan [geïntimeerde] te betalen de door hem betaalde inleg en restschuld, te vermeerderen met wettelijke rente. Dexia is tevens veroordeeld tot betaling van de buitengerechtelijke kosten conform het rapport Voor-werk II. Het meer of anders gevorderde is afgewezen. In reconventie heeft de kantonrechter alle vorderingen van Dexia afgewezen. Dexia is veroordeeld in de proceskosten inclusief nakosten in conventie en in de proceskosten in reconventie. In conventie is het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5.De beoordeling van het hof

5.1.
Dexia is in hoger beroep gegaan tegen het vonnis van de kantonrechter en heeft daartegen zes grieven (bezwaren) aangevoerd. Door een vermoedelijke vergissing heeft Dexia geen grief III genoemd. In hoger beroep gaat het om de volgende punten:
- De verjaring van de vorderingen van [geïntimeerde] (grief I)
- De advisering door Spaar Select als cliëntenremisier (grieven II en IV)
- Werkzaamheden van Spaar Select als orderremisier (grief V)
- De buitengerechtelijke incassokosten (grief VI)
- De proceskostenveroordeling (grief VII)
5.2.
De grieven met betrekking tot de verjaring en de advisering slagen niet. De grief met betrekking tot de werkzaamheden als orderremisier blijft buiten behandeling. De grief ten aanzien van de buitengerechtelijke incassokosten slaagt wel. Het hof zal uitleggen waarom en hoe het tot dit oordeel gekomen is.
Verjaring
5.3.
Het beroep van Dexia op verjaring van de vorderingen van [geïntimeerde] gaat in deze zaak niet op. De vordering van [geïntimeerde] is gebaseerd op een onrechtmatige daad van Dexia. Een dergelijke vordering verjaart na verloop van vijf jaar vanaf het moment waarop [geïntimeerde] daadwerkelijk bekend was geworden met de schade en de aansprakelijke persoon of personen (artikel 3:310 lid 1 BW). De verjaring kan worden gestuit door een schriftelijke aanmaning of een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht behoudt (artikel 3:317 lid 1 BW).
5.4.
[geïntimeerde] heeft Dexia een brief gestuurd op 3 mei 2007 waarin (onder meer) een beroep wordt gedaan op onrechtmatige daad en waarin ondubbelzinnig het recht wordt voorbehouden om alsnog via een gerechtelijke procedure schadevergoeding te vorderen. Daarna heeft Leaseproces namens [geïntimeerde] zijn vorderingen gestuit bij brieven van
9 oktober 2009 en 23/24 januari 2012 en 15 november 2016. Op 6 februari 2020 is de inleidende dagvaarding uitgebracht.
5.5.
Niet gesteld of gebleken is dat [geïntimeerde] vijf jaar eerder dan de brief van 3 mei 2007, dus op 3 mei 2002, bekend was met de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon. Op grond van de brief van 3 mei 2007 moet het voor Dexia duidelijk zijn geweest dat [geïntimeerde] Dexia aansprakelijk hield voor haar handelwijze met betrekking tot de totstandkoming van de overeenkomsten, daaronder begrepen een schending van de op Dexia jegens [geïntimeerde] rustende zorgplichten in de precontractuele fase. In het licht van deze brief, mede beschouwd tegen de achtergrond van de Duisenberg-regeling en de daaropvolgende WCAM-procedure, moet het voor Dexia ook duidelijk zijn geweest dat met de daaropvolgende stuitingsbrieven van 9 oktober 2009, 23/24 januari 2012 en 15 november 2016 werd beoogd de verjaring van deze rechtsvordering te stuiten. De stelling van Dexia dat de eerste twee genoemde brieven onvoldoende specifiek waren wordt door het hof verworpen, zoals het hof reeds in eerdere zaken heeft geoordeeld. [5] Anders dan Dexia lijkt te betogen, kan aan een mededeling als bedoeld in artikel 3:317 lid 1 BW niet de eis worden gesteld dat daarin een precieze feitelijke en juridische inkleding wordt gegeven waarop het vorderingsrecht zijn grondslag vindt. Van verjaring van de op onrechtmatige daad gegronde vordering van [geïntimeerde] op Dexia is dan ook geen sprake. De stelling van Dexia dat in ieder geval het beroep op schending van artikel 41 Nadere Regeling 1999 (verder NR 1999) is verjaard, gaat evenmin op, omdat dit beroep op deze schending kan worden behandeld in het kader van de bij een beroep van Dexia op eigen schuld aan de zijde van [geïntimeerde] in acht te nemen billijkheidsafweging. [6]
Beroep op billijkheidscorrectie - advisering
5.6.
In de rechtspraak van de Hoge Raad is geoordeeld dat er reden is voor afwijking van afwikkeling conform het hofmodel in de situatie dat een cliëntenremisier zonder vergunning een (beleggings)advies aan de afnemer heeft verstrekt en Dexia hiervan wist dan wel behoorde te weten. [7] Deze afwijking vindt haar grondslag in een beroep op de billijkheidscorrectie van artikel 6:101, lid 1, slotzin, BW wegens schending van artikel 41 NR 1999. Volgens Dexia heeft de kantonrechter ten onrechte het beroep van [geïntimeerde] op de billijkheidscorrectie van artikel 6:101 BW aanvaard.
5.7.
Uitgangspunt bij de beoordeling van de vraag of sprake is geweest van verboden advisering is dat de tussenpersoon een cliëntenremisier was en niet beschikte over een vergunning om (beleggings)adviezen te mogen geven. Blijkens de cliëntenremisierovereenkomst tussen Dexia en Spaar Select trad Spaar Select in die rechtsverhouding op als cliëntenremisier voor Dexia en stond zij als zodanig geregistreerd in het STE-register. Tussen partijen staat vast dat Spaar Select niet over de benodigde vergunning beschikte om als adviseur op te treden. Als maatstaf geldt voorts dat sprake moet zijn van een op de specifieke situatie van de particuliere belegger toegesneden advies. Dit moet worden beoordeeld in het licht van alle omstandigheden van het geval. Uit de arresten van dit hof van 3 november 2020 [8] blijkt op welke wijze het hof invulling heeft gegeven aan dit toetsingskader.
5.8.
[geïntimeerde] heeft met betrekking tot de advisering aan hem door Spaar Select onder meer het volgende aangevoerd. [de vertegenwoordiger van Spaar Select] heeft als adviseur van Spaar Select telefonisch contact gelegd met [geïntimeerde] . Een familielid van [geïntimeerde] had het telefoonnummer van [geïntimeerde] aan [de vertegenwoordiger van Spaar Select] doorgegeven met de vermelding dat [geïntimeerde] mogelijk interesse had in het afsluiten van een aandelenleaseovereenkomst. Vervolgens heeft [de vertegenwoordiger van Spaar Select] een afspraak gemaakt om met [geïntimeerde] zijn financiële positie door te nemen. [de vertegenwoordiger van Spaar Select] heeft tijdens zijn bezoek geïnformeerd naar de financiële wensen van [geïntimeerde] . [geïntimeerde] heeft aangegeven eerder te willen stoppen met werken, te willen sparen voor de studie van zijn kind en in het algemeen vermogen te willen opbouwen, zonder extra maandlasten. [de vertegenwoordiger van Spaar Select] heeft vervolgens op of omstreeks
27 juni 2000 een PFP opgesteld dat in een tweede gesprek is toegelicht. In het PFP is uiteengezet dat de financiële wensen van [geïntimeerde] konden worden gerealiseerd door middel van het afsluiten van een combinatie van de effectenleaseproducten “Overwaarde Effect”, “Pensioen Effect”, en “Allround Effect” bij (de rechtsvoorganger van) Dexia. Ter financiering van deze producten zou de overwaarde in de woning worden aangewend voor het afsluiten van een nieuwe hypotheek. Hieruit zou in een bedrag van NLG 38.400,- worden gebruikt voor de vooruitbetaling in Overwaarde Effect, een bedrag van NLG 9.600,- in Pensioen Effect en een bedrag van NLG 4.800,- in Allround Effect, oftewel in totaal een bedrag van NLG 52.800,-. De maandlasten zouden gelijk blijven.
5.9.
Dexia betwist dat deze feiten leiden tot de conclusie dat Spaar Select verstrekkender heeft geadviseerd dan haar op grond van haar vrijstelling was toegestaan. Het hof overweegt als volgt.
5.10.
[geïntimeerde] heeft onderbouwd met stukken dat [de vertegenwoordiger van Spaar Select] zijn financiële situatie met [geïntimeerde] heeft besproken. [geïntimeerde] heeft [de vertegenwoordiger van Spaar Select] daarbij inzage gegeven in zijn jaarinkomsten en de jaarinkomsten van zijn partner, de omvang van de hypotheek en de omvang van de maandlasten. Daarop heeft [de vertegenwoordiger van Spaar Select] [geïntimeerde] geadviseerd de effectenleaseovereenkomsten “Pensioen Effect”, “Overwaarde Effect” en “Allround Effect” af te sluiten. [de vertegenwoordiger van Spaar Select] heeft [geïntimeerde] een constructie geadviseerd die inhield dat hij een deel van de overwaarde in zijn woning, namelijk NLG 57.000,-, zou aanwenden voor de aanbetaling van NLG 52.800,- in totaal voor de aandelenleaseovereenkomsten en de rest voor een buffer en de financieringskosten. Dat [geïntimeerde] het advies van [de vertegenwoordiger van Spaar Select] heeft opgevolgd om een hypothecaire geldlening van NLG 57.000,- af te sluiten, wordt ondersteund door de door [geïntimeerde] overgelegde afrekening van de notaris van 2 oktober 2000, waarin een bedrag van NLG 57.000,- staat vermeld.
5.11.
Naar het oordeel van het hof heeft [geïntimeerde] voldoende onderbouwd dat de medewerker van Spaar Select met hem heeft gesproken over zijn persoonlijke financiële situatie en in dat verband heeft geadviseerd meerdere producten van Dexia aan te schaffen. Daaruit leidt het hof af dat de medewerker van Spaar Select in het gesprek met [geïntimeerde] verder is gegaan dan het slechts algemeen informeren van [geïntimeerde] over de kenmerken van het product in kwestie en dat [geïntimeerde] ertoe is bewogen de overwaarde in zijn woning aan te wenden voor het afsluiten van een nieuwe hypotheek en daardoor te benutten om de producten bij Dexia aan te schaffen. Met name de aanbeveling om de overwaarde in de woning anders te benutten dan [geïntimeerde] daarvoor deed, maakt dat de medewerker van Spaar Select een op zijn persoon toegesneden advies heeft uitgebracht. Anders dan Dexia stelt, is voor het aannemen van advies geen expliciete adviesovereenkomst of een uitdrukkelijke betaling voor adviesdiensten vereist. Ook bij het ontbreken van deze elementen kan sprake zijn van advisering. Dat medewerkers van Dexia en andere tussenpersonen hebben verklaard dat zij geen (beleggings)advies gaven, doet er niet aan af dat in de onderhavige situatie dit wel kan worden vastgesteld. De stelling van Dexia dat [geïntimeerde] het advies van de medewerker van Spaar Select vanwege de afwijkingen in looptijd en het aantal overeenkomsten niet (volledig) heeft opgevolgd, wat daarvan ook zij, doet niet af aan het feit dat er wel degelijk een advies is gegeven door Spaar Select. Het bedrag van NLG 52.800,- dat aan vooruitbetalingen werd geadviseerd in het PFP is bovendien nagenoeg gelijk aan de vooruitbetalingen van in totaal NLG 52.900,- die door [geïntimeerde] zijn gedaan. Zowel in de effectenleaseovereenkomsten als in de aanvraagformulieren staatSpaar Select ( [de vertegenwoordiger van Spaar Select] ) als adviseur vermeld.
5.12.
Dexia heeft slechts in algemene bewoordingen betwist dat de afspraak met [de vertegenwoordiger van Spaar Select] heeft plaatsgevonden, omdat een afspraakbevestiging niet zou bewijzen dat er daadwerkelijk een gesprek heeft plaatsgevonden. Daarnaast betwist Dexia dat [geïntimeerde] is geadviseerd om de overwaarde op zijn woning op te nemen door middel van een hypothecaire lening en meent zij dat dit niet kan worden bewezen door de door [geïntimeerde] overgelegde nota van afrekening. Gelet op de onderbouwde stellingen van [geïntimeerde] had het op de weg van Dexia gelegen om haar betwistingen nader te substantiëren en omstandigheden aan te voeren waaruit zou kunnen blijken dat er geen gesprek is gevoerd of dat er geen op de persoon toegespitst advies is gegeven en opgevolgd. Dit heeft Dexia nagelaten. Bij gebreke van een voldoende gemotiveerde betwisting komt het hof daarom niet toe aan het (tegen)bewijsaanbod van Dexia.
Wetenschap advisering bij Dexia
5.13.
Voor het beroep op de billijkheidscorrectie is naast het vereiste van advisering door de tussenpersoon ook vereist dat Dexia wist of behoorde te weten dat de tussenpersoon in kwestie – Spaar Select – [geïntimeerde] zodanig heeft geadviseerd dat zij buiten de grens van haar vrijstelling is getreden. Dit hof heeft in zijn arresten van 3 november 2020 wetenschap bij Dexia aangenomen bij zaken waarin onder meer Spaar Select heeft geadviseerd. In die arresten is uiteengezet waarop dit oordeel is gebaseerd. Het hof is van oordeel dat in de onderhavige zaak de vereiste wetenschap ook aanwezig was bij Dexia. Voor zover door Dexia in deze zaak meer of andere producties zijn overgelegd dan in de bedoelde zaken van 3 november 2020 acht het hof deze onvoldoende overtuigend om tot een ander oordeel te komen. Het hof verwijst voor de redenering naar de hiervoor genoemde arresten die bij Dexia en – via Leaseproces – bij de afnemers bekend zijn. [9]
Orderremisier
5.14.
Omdat het hof oordeelt dat Spaar Select verstrekkender heeft geadviseerd dan haar op grond van haar vrijstelling was toegestaan en Dexia dit wist of behoorde te weten, komt het hof niet toe aan de vraag of Spaar Select als orderremisier is opgetreden. Grief V behoeft daarom geen bespreking meer.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.15.
Tot slot grieft Dexia tegen de beslissing van de kantonrechter dat [geïntimeerde] een vordering heeft op Dexia in verband met door Leaseproces verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden. In de rechtspraak is beslist dat de door Leaseproces voor opdrachtgevers zoals [geïntimeerde] verrichte werkzaamheden – advisering over de kansen en mogelijkheden van een schikking of procedure in verband met de Duisenberg-regeling, de arresten van het gerechtshof Amsterdam en van de Hoge Raad uit 2009 en de relevante rechtspraak nadien en het opstellen en versturen van de “opt-out” verklaring, een sommatiebrief en brieven ter stuiting van de verjaring – niet als buitengerechtelijke kosten voor vergoeding in aanmerking komen. [10] Dit betekent dat grief VI van Dexia slaagt.
Omvang schade
5.16.
Uit het voorgaande volgt dat de schade van [geïntimeerde] , bestaande uit de door hem betaalde inleg en de restschuld, volledig door Dexia moet worden vergoed. Op dit bedrag komt in mindering het bedrag aan genoten fiscaal voordeel ad € 1.964,06, zoals de kantonrechter conform het door Dexia aangevoerde heeft overwogen, maar kennelijk abusievelijk niet in het dictum van het vonnis heeft herhaald. Tussen partijen is geen geschil over de omvang van de schade en Dexia heeft geen grief gericht tegen de wijze waarop de kantonrechter de schade van [geïntimeerde] , met inbegrip van de door hem genoten voordelen, in het vonnis heeft toegekend.

6.De slotsom

6.1.
De grieven I tot en met IV falen. Grief V behoeft geen bespreking. Grief VI over de buitengerechtelijke incassokosten slaagt. Het bestreden vonnis zal uitsluitend op dat punt worden vernietigd.
6.2.
Als de overwegend in het ongelijk te stellen partij zal het hof Dexia in de kosten van het hoger beroep veroordelen. De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde] zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 332,-
- salaris advocaat € 1.671,- (1,5 punt x tarief II € 1.114,-)
Totaal
€ 2.003,-
6.3.
Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en het nasalaris toewijzen zoals hierna vermeld.

7.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle van 15 januari 2019, behalve voor zover Dexia in de buitengerechtelijke kosten van [geïntimeerde] is veroordeeld, vernietigt dit vonnis op dat punt en doet in zoverre opnieuw recht;
wijst de vordering van [geïntimeerde] tot veroordeling van Dexia in de buitengerechtelijke kosten van [geïntimeerde] alsnog af;
veroordeelt Dexia in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 332,- voor griffierecht en op € 1.671,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
veroordeelt Dexia in het nasalaris, begroot op € 163,- met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,- in geval Dexia niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;
verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin vervatte veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Kuiper, M.M.A. Wind en M. Aksu en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op
5 juli 2022.

Voetnoten

1.Gerechtshof Amsterdam 25 januari 2007, ECLI:NL:GHAMS:2007:AZ7033.
2.Hoge Raad 28 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2837 en Hoge Raad 5 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2815.
3.Gerechtshof Amsterdam 1 december 2009, ECLI:NL:GHAMS:2009:BK:4978, BK4981, BK4982 en BK4983.
4.Hoge Raad 29 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP4003.
5.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 10 december 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:10565 en 27 oktober 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:8709.
6.HR 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935, rov 3.6.5.
7.HR 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 en ECLI:NL:HR:2016:2015 en HR 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935.
8.Zie o.m. Hof Arnhem-Leeuwarden 3 november 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:8984.
9.Zie o.m. Hof Arnhem-Leeuwarden 3 november 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:8984.
10.HR 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.