Uitspraak
1.[appellante1] ,
[appellanten] c.s.,
[geïntimeerde],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, ging het om een hoger beroep inzake schadevergoeding als gevolg van non-conformiteit bij de koop van een woonhuis. De appellanten, [appellanten] c.s., hadden in eerste aanleg verloren en waren in hoger beroep gegaan tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had de vordering van de geïntimeerde, [geïntimeerde], gedeeltelijk toegewezen, maar de appellanten waren het niet eens met deze beslissing. De zaak betrof schade die het gevolg was van het niet waterdicht zijn van de aansluiting van het achterdak tegen de opgaande gevel. De schade werd door de rechtbank begroot op € 2.450,-, terwijl de overige vordering van € 77.000,- werd afgewezen.
Tijdens de procedure werd duidelijk dat het pand door brand verloren was gegaan, wat de verdere behandeling van de zaak beïnvloedde. De geïntimeerde verzocht om aanhouding van de zaak totdat de brandschade was afgewikkeld met zijn verzekeraar. Het hof wees dit verzoek af, omdat de kwestie van de brandschade losstond van de vragen die in deze procedure beantwoord moesten worden. Het hof oordeelde dat de schade als gevolg van de lekkage niet voldoende was onderbouwd en dat de geïntimeerde niet had aangetoond dat hij niet in staat was om de schade zelf te onderbouwen.
Uiteindelijk oordeelde het hof dat de vordering van de geïntimeerde grotendeels zou worden afgewezen, met uitzondering van het bedrag van € 2.450,- dat aan schadevergoeding werd toegewezen. De kosten van de procedure werden toegewezen aan de appellanten, die als grotendeels in het ongelijk gestelde partij werden aangemerkt. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en deed opnieuw recht, waarbij het de appellanten veroordeelde tot betaling van de toegewezen bedragen, vermeerderd met wettelijke rente.