Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
- een koopovereenkomst
- een aandeelhoudersovereenkomst
- een managementovereenkomst
- een overeenkomst van geldlening.
Zoals jullie hebben gemerkt is er een abrupt einde gekomen aan mijn licht-tijdperk.
- Lux Invest veroordeeld tot betaling van de earn out van € 30.000,-, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke kosten en tot betaling van de hoofdsom van de geldlening van € 165.000,-, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke kosten;
- Invadon veroordeeld tot medewerking aan de levering (aan haar door LuMa) van de aandelen in Lux Invest en de overdracht van de geldlening LuMa, en tot betaling van de koopprijs van € 366.000,- (minus het bedrag dat Lux Invest op de geldlening heeft afgelost) vermeerderd met wettelijke handelsrente;
- Invadon c.s. veroordeeld in de proceskosten en de nakosten;
- het meer of anders gevorderde afgewezen (waaronder de incidentele vorderingen).
- LuMa veroordeeld tot levering van haar aandelen in Lux Invest aan Invadon en overdracht van de lening LuMa tegen gelijktijdige betaling door Invadon van € 366.000,- (minus het bedrag dat Lux Invest op de geldlening heeft afgelost);
- de proceskosten gecompenseerd;
- het meer of anders gevorderde afgewezen.
grief 1) en LuMa betwist.
- het versturen van de kaart zonder voorafgaande toestemming van Invadon (schending derde lid van artikel 10 resp. 13 van de aandeelhouders- en koopovereenkomst);
- het openbaar maken van het non-concurrentiebeding (schending eerste lid van artikel 10 resp. 13 van de aandeelhouders- en koopovereenkomst);
- het openbaar maken van de abrupte beëindiging van de betrekkingen met Invadon c.s. (schending eerste lid van artikel 10 resp. 13 van de aandeelhouders- en koopovereenkomst).
Contractueel kan ik mij niet meer begeven in de verlichtingswereld”af te leiden dat [naam1] aan een non-concurrentiebeding is gebonden. Een dergelijk beding is echter zo gebruikelijk na een overname (zoals ook onweersproken door LuMa is aangevoerd), dat met die enkele mededeling geen wezenlijk vertrouwelijke informatie wordt gedeeld. Over de inhoud van het non-concurrentiebeding wordt verder niets meegedeeld. De strekking is slechts dat [naam1] niet verder gaat met het vak dat hij jarenlang heeft uitgeoefend. Die informatie gaat over hem persoonlijk, niet over Invadon c.s. Invadon betogen nog dat de kaart ook een schending oplevert van het non-concurrentiebeding (artikel 7.1.4 van de aandeelhoudersovereenkomst) indien deze naar leveranciers is verzonden. Dat standpunt mist evenwel een voldoende onderbouwing. Voor zover bedoeld mocht zijn dat leveranciers met de kaart worden overgehaald om de relatie met M&M te beëindigen, kan het hof dat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet inzien.
grief 2betogen Invadon c.s. dat LuMa moet worden beschouwd als “bad leaver” omdat zij in strijd met de aandeelhoudersovereenkomst heeft gehandeld. Dat betoog bouwt geheel voort op grief 1. Omdat grief 1 faalt, kan ook grief 2 niet slagen.
grief 3klagen Invadon c.s. over de veroordeling door de rechtbank tot betaling van de bonus als deel van de koopsom en het daaraan ten grondslag liggende oordeel. Voor zover die klacht steunt op de opvatting dat LuMa heeft te gelden als “bad leaver”, gaat die niet op vanwege het falen van grief 2. Volgens Invadon c.s. heeft LuMa echter ook als “good leaver” geen recht op de bonus, aangezien daarop alleen aanspraak bestaat als Invadon de calloptie inroept vóór 1 januari 2020 en dat is hier niet gebeurd.
3.Call Optie
4.Aanbiedingsplicht, Good Leaver/Bad Leaver
van overeenkomstige toepassing” verklaard. Taalkundig kan dit niet anders worden begrepen dan dat in geval van het ontstaan van een aanbiedingsplicht in de periodes als omschreven in artikelen 3.5.1 tot en met 3.5.3 de aldaar genoemde bonus verschuldigd is. In dit geval is de managementovereenkomst opgezegd tegen 31 juli 2018 en worden ingevolge artikel 4.3 de aandelen geacht op die datum te zijn aangeboden. Deze datum valt in de periode genoemd in artikel 3.5.2 (“ná 1 januari 2018 maar uiterlijk op 1 januari 2019”) en dus is een bonus verschuldigd van € 33.000,-.
4, 5, en 8bouwen geheel voort op grieven 1 en 2 en delen daarom in het lot van die grieven.
grief 6klagen Invadon c.s. over de toewijzing van buitengerechtelijke kosten met betrekking tot de geldlening LuMa en wettelijke handelsrente over de geldlening LuMa. Met
grief 10klagen zij over de toewijzing van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke handelsrente waar het gaat om de toewijzing van de earn out van € 30.000,-. Het hof zal die grieven gezamenlijk bespreken.
grieven 7 en 9houden in dat de rechtbank de ingestelde vordering tot afgifte van een lijst met geadresseerden van de kaart als provisionele vordering en niet als vordering ex artikel 843a Rv heeft aangemerkt en de vordering tot afgifte van de lijst met relaties die de kaart van [naam1] hebben ontvangen, heeft afgewezen. In hoger beroep vorderen Invadon c.s. in het door hen opgeworpen
incidentwederom veroordeling van LuMa tot afgifte van een lijst met geadresseerden van de kaart op straffe van verbeurte van een dwangsom.