In deze zaak gaat het om een schadeclaim van [appellant] na de diefstal van zijn auto, een Volkswagen Golf, die hij had verzekerd bij Nationale Nederlanden. De diefstal vond plaats op 30 juni 2019, waarna [appellant] aangifte deed. Nationale Nederlanden heeft de schadeclaim van [appellant] afgewezen, omdat zij meende dat hij fraude had gepleegd en niet de juiste maatregelen had genomen na het terugvinden van de auto. De kantonrechter heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen, wat leidde tot hoger beroep.
In hoger beroep vordert [appellant] dat het hof het eindvonnis van de kantonrechter vernietigt en zijn vorderingen alsnog toewijst. Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] moet bewijzen dat de auto daadwerkelijk is gestolen en dat hij deze voor de opgegeven waarde heeft gekocht. Daarnaast moet hij tegenbewijs leveren tegen de stellingen van Nationale Nederlanden, die betwist dat de diefstal heeft plaatsgevonden en dat [appellant] de auto voor de opgegeven prijs heeft aangeschaft.
Het hof heeft de zaak aangehouden voor bewijslevering en heeft [appellant] toegelaten tot het leveren van bewijs. De beslissing over de verdere procedure is aangehouden, waarbij het hof heeft bepaald dat getuigenverhoren zullen plaatsvinden onder leiding van mr. C.M.E. Lagarde. De zaak is van belang voor de beoordeling van de inlichtingenplicht van de verzekerde en de gevolgen van het niet voldoen daaraan.