Uitspraak
1.[appellant] ,
[appellanten] c.s.,
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerden] c.s.,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een geschil over een concurrentiebeding dat is opgenomen in een koopovereenkomst van een bakkerij. De appellanten, die de bakkerij in 2015 hebben overgenomen, zijn van mening dat de geïntimeerden, de verkopers, in 2019 het concurrentiebeding hebben overtreden en vorderen betaling van verbeurde boetes. De rechtbank heeft de vorderingen van de appellanten afgewezen, wat hen ertoe heeft aangezet om in hoger beroep te gaan. Het hof heeft de procedure voortgezet en de relevante feiten en eerdere uitspraken in overweging genomen.
Het hof oordeelt dat de rechtbank terecht de verbeurde boetes tot nihil heeft gematigd. Dit oordeel is gebaseerd op verschillende factoren, waaronder de omstandigheden waaronder het concurrentiebeding is overtreden, de aard en duur van de overtreding, en het feit dat de appellanten geen schade hebben geleden als gevolg van de schending. Het hof benadrukt dat de matigingsbevoegdheid van de rechter terughoudend moet worden toegepast en dat de omstandigheden van het geval bepalend zijn voor de beslissing. De appellanten hebben in hoger beroep niet overtuigend aangetoond dat de rechtbank onterecht heeft gehandeld door de boetes te matigen.
De slotsom is dat het hof de vonnissen van de rechtbank bekrachtigt en de appellanten in de kosten van het hoger beroep veroordeelt. Het hof heeft de beslissing op 7 juni 2022 openbaar uitgesproken, waarbij het ook de uitvoerbaarheid van het arrest heeft verklaard.