Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 6 februari 2018 met producties;
- de conclusie van antwoord tevens conclusie van antwoord in het incident, tevens conclusie van eis in (voorwaardelijke) reconventie met producties;
- de conclusie van antwoord in (voorwaardelijke) reconventie met producties;
- het tussenvonnis van 25 april 2018, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- het proces-verbaal van de op 25 september 2018 gehouden comparitie van partijen en de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
Alternatief Bouwplan
Aanvraag omgevingsvergunning
Slotbepalingen
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
In de hoofdzaak en het incident
“het bouwplan ziet op de realisatie van een bedrijfsverzamelgebouw met circa 3.200m2 BVO ten behoeve van detailhandel, verdeeld over 2 bouwlagen, metdaarondereen parkeergelegenheid voor circa 32 auto’s”, maar – zoals Kruisstraat terecht heeft betoogd – hieruit valt uitsluitend een voorgenomen gebruik af te leiden en geen realisatieplicht voor Kruisstraat. Anders gezegd: deze zinsnede is niet imperatief geformuleerd. Dat Kruisstraat in het oorspronkelijke bouwplan ook uitging van ondergronds parkeren, doet daaraan niet af. Datzelfde geldt voor artikel 9 van de koopovereenkomst, waarin regels zijn opgenomen voor de kosten voor het afvoeren van grond in verband met de aan te leggen parkeergarage. Dat partijen daar aanvankelijk van uit gingen, betekent nog niet dat Kruisstraat ook verplicht was om een ondergrondse parkeergarage te realiseren.
“Na aanleiding van ons gesprek (…) inzake de Kruisstraat 71 in Delft zijn wij druk aan het tekenen en rekenen geslagen. Wij zijn bij de benadering van dit perceel uitgegaan van een solitaire ontwikkeling, al dan niet in combinatie met de naastgelegen Kwik-Fit. Een gecombineerde ontwikkeling van het parkeerterrein of het winkel/appartementencomplex is buiten beschouwing gelaten. Alleen op deze manier is een snelle en haalbare realisatie in deze lastige tijden mogelijk. (…)”.Het enkele feit dat in die e-mail de residuele grondwaarde wordt genoemd, betekent nog niet dat partijen ook hebben beoogd om op basis van de residuele grondwaardeberekening tot prijsovereenstemming te komen.