Uitspraak
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.Waar gaat deze zaak over?
3.Het oordeel van het hof
3.2.6 De rechtspersoon die zich om advies of bijstand tot een advocaat of notaris heeft gewend, heeft zelf geen afgeleid verschoningsrecht, ook niet voor zover de rechtspersoon met de advocaat of notaris uitgewisselde vertrouwelijke gegevens onder zich heeft. Hij kan immers niet worden aangemerkt als een persoon aan wie de door hem benaderde geheimhouder vertrouwelijke gegevens heeft toevertrouwd, met als gevolg dat hem uit dien hoofde een afgeleid verschoningsrecht toekomt.”
voorgenomenvertrek koersgevoelige informatie betrof. Daar komt bij dat NLFI onweersproken heeft gesteld dat zij eenzelfde advies had gekregen van de door haar geraadpleegde adviseur.
grief 5van [verzoeker] , waarmee hij opkomt tegen de beslissing van de rechtbank dat sprake was opdracht.
Grief 9, ingediend onder de voorwaarde dat wel sprake is van opdracht, kan daarom met het in dat kader aangeboden bewijs onbesproken blijven.
grief 7, waarmee wordt betoogd dat opzegging in strijd met een ongeldig besluit van de algemene vergadering in strijd is met artikel 7:671 lid 1 (aanhef) BW.
grief 8en komt [verzoeker] op de voet van artikel 7:683 lid 3 BW een billijke vergoeding toe, gebaseerd op zijn terechte stelling dat de rechtbank het arbeidsrechtelijke ontslag op de voet van artikel 7:681 lid 1 aanhef en onder b BW had moeten vernietigen.
grief 10komt [verzoeker] op tegen de afwijzing van de contractuele beëindigingsvergoeding die volgens hem (na aftrek van de transitievergoeding) € 17.022,05 bruto bedraagt. De rechtbank oordeelde dat de RvC geen misbruik van bevoegdheid heeft gemaakt door die vergoeding op nihil te stellen. [verzoeker] erkent dat de RvC een discretionaire bevoegdheid heeft. Hij vindt echter dat wel sprake is van misbruik van bevoegdheid, omdat het argument dat hij werkrelaties heeft geschaad, niet juist is. Bovendien heeft De Volksbank juist ernstig verwijtbaar jegens hem gehandeld, stelt hij.
grief 11slaagt dan ook. Het hof zal de aanspraak toewijzen, met veroordeling een correcte eindafrekening op te maken en een deugdelijke salarisspecificatie te verstrekken, zoals verzocht.
grief 12. Hij vraagt om hoofdelijke veroordeling van De Volksbank en NLFI (zodat zij allebei voor het gehele bedrag aangesproken kunnen worden als de ander niet betaalt). De proceskosten en buitengerechtelijke kosten samen begroot hij op € 500.000,-. Hij heeft die kosten moeten maken omdat De Volksbank in strijd heeft gehandeld met goed werkgeverschap (artikel 7:611 BW) en hij met hulp van zijn advocaat kosten heeft moeten maken ter voorkoming of beperking van zijn schade (artikel 6:96 lid 2 sub a BW). Deze aanspraak ontleent [verzoeker] aan de hiervoor al genoemde New Hairstyle-beschikking, waarin de Hoge Raad op een onderdeel van een cassatiemiddel als volgt reageert:
Het onderdeel gaat evenwel uit van een onjuiste rechtsopvatting voor zover het betoogt dat het hof de advocaatkosten had moeten betrekken bij het vaststellen van de billijke vergoeding. Die kosten houden immers geen verband met de vernietigbare opzegging van de arbeidsovereenkomst. Een aanspraak op vergoeding van deze kosten zou wel kunnen worden ontleend aan schending door de werkgever van diens verplichting om zich als een goed werkgever te gedragen, in samenhang met art. 6:96 BW. Art. 7:686a lid 3 BW opent de mogelijkheid ook op die basis in deze procedure vergoeding van de kosten te verzoeken.”
grieven 1 en 2betreffen klachten over de procedure bij de rechtbank (zoals het buiten beschouwing laten van kort voor de zitting ingediende producties en een te korte spreektijd), en het niet wijzen van een tussenbeschikking over de incidentele verzoeken. Daarvoor geldt dat het hoger beroep een herkansingsfunctie heeft, zodat dit geen zelfstandige grond vormt voor vernietiging van de bestreden beschikking. Datzelfde geldt voor
grief 4over het passeren van een bewijsaanbod. Het hof is in de overwegingen hiervoor waar nodig ingegaan op een relevant bewijsaanbod.
grief 13betoogt [verzoeker] tot slot dat de rechtbank hem ten onrechte heeft veroordeeld in de proceskosten. Die grief faalt voor zover het NLFI betreft, maar slaagt ten opzichte van De Volksbank in de hoofdzaak nu [verzoeker] gelijk krijgt wat betreft de kwalificatie van zijn contract en de opzegging daarvan in strijd was met een opzegverbod. Daarnaast worden enkele verzochte vergoedingen toegewezen. Hoewel de omvang van de toe te wijzen billijke vergoeding aanmerkelijk lager is dan verzocht, beschouwt het hof De Volksbank in deze Wwz-zaak als de (qua principe en vergoeding tezamen) grotendeels in het ongelijk gestelde partij. Het hof zal voor de hoogte van de proceskostenveroordeling ten laste van De Volksbank aansluiten bij het toe te wijzen bedrag. Bij de proceskostenveroordeling ten gunste van NLFI zal het hof aansluiten bij de hoogte van het bedrag dat is verzocht.