Uitspraak
1.Bouma Technisch Installatiebedrijf B.V.,
Bouma,
[appellante2],
Bouma c.s.,
De Vlas,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.Waar het in deze zaak om gaat
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil bij en de beslissing van de rechtbank
5.De vordering in hoger beroep
6.Beoordeling van de grieven en de vordering
De eerste griefkomt erop neer dat de rechtbank ten onrechte het beroep van Bouma c.s. op de uitzonderingsbepaling van artikel 8:1108 BW heeft gepasseerd. Volgens die bepaling kan de vervoerder zich niet beroepen op enige beperking van zijn aansprakelijkheid, voor zover de schade is ontstaan uit zijn eigen handeling of nalaten, geschied hetzij met het opzet die schade te veroorzaken, hetzij roekeloos en met de wetenschap dat die schade er waarschijnlijk uit zou voortvloeien. Volgens Bouma c.s. heeft de rechtbank bij haar beoordeling of Bouma c.s. zich met succes op deze bepaling kunnen beroepen ten onrechte als uitgangspunt genomen dat alleen de bestuurder van een vervoersonderneming in staat is tot het verrichten van handelingen van de vervoerder zelf. Met d
e tweede griefwordt het standpunt gehandhaafd dat het beroep van De Vlas op artikel 8:1105 BW naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Het hof zal hierna de twee grieven afzonderlijk bespreken.
‘Richtsnoeren van 2014 voor Europese beste praktijken over het zekeren van lading voor vervoer over de weg’(hierna: de richtsnoeren) stuwen van de schakelkast. Bouma c.s. hebben daarbij gesteld dat De Vlas een klein transportbedrijf is. Bovendien, zo stellen zij, is [naam1] als ‘vervoersmanager’ bij het Ondernemersloket van de Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie geregistreerd. De Verordening 1071/2009/EG (hierna: de Verordening) bepaalt ten aanzien van het beroep van wegvervoerondernemer in artikel 4 lid 1 sub a: ‘Een onderneming die het beroep van wegvervoerondernemer uitoefent, wijst ten minste één natuurlijk persoon aan, de vervoersmanager (…) die (a) de werkelijke en permanente leiding voert over de vervoersactiviteiten van de onderneming. In artikel 4 lid 2 onder b van de Verordening wordt met zoveel woorden als taak van de vervoersmanager onder meer genoemd het toewijzen van ladingen aan de bestuurders en voertuigen en de controle op veiligheidsprocedures. Deze taak ligt dus bij [naam1] , aldus Bouma c.s. Dat hij deze taak niet feitelijk op zich zou nemen, neemt niet weg dat naar maatschappelijke opvattingen deze wel op zijn bordje ligt.