ECLI:NL:GHARL:2022:3925

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 mei 2022
Publicatiedatum
17 mei 2022
Zaaknummer
200.304.266/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering bemiddelingsbureau in de zorg wegens onvoldoende onderbouwing en bevoegdheid tot inning

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering van V.O.F. Nedzorg tegen Thuiszorg Dotte B.V. De vordering van Nedzorg, die bemiddelt tussen zorgverleners en zorginstellingen, betrof een bedrag van € 10.227,80 dat Dotte onbetaald had gelaten. Dotte voerde aan dat Nedzorg enkel recht had op een commissie en niet op de vergoeding voor de werkzaamheden van de ingeschakelde ZZP-ers. De kantonrechter had de vordering van Nedzorg toegewezen, maar Dotte ging in hoger beroep.

Het hof oordeelde dat de vordering van Nedzorg niet toewijsbaar was. Ten eerste omdat een groot deel van de vordering betrekking had op bedragen die Nedzorg niet kon innen, aangezien het om vorderingen van derden ging. Ten tweede had Nedzorg de resterende vordering onvoldoende onderbouwd. Het hof concludeerde dat Dotte ontvankelijk was in haar hoger beroep, ondanks haar ontbinding, en dat de procedure voortgezet kon worden. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en wees de vordering van Nedzorg af, waarbij Nedzorg werd veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van een goede onderbouwing van vorderingen en de noodzaak voor bemiddelaars om hun bevoegdheid tot inning van facturen aan te tonen. Het hof stelde vast dat Nedzorg niet had aangetoond dat zij bevoegd was om de facturen van de ZZP-ers te innen, wat leidde tot de afwijzing van de vordering.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.304.266/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 8373942)
arrest van 17 mei 2022
in de zaak van
de ontbonden besloten vennootschap
Thuiszorg Dotte B.V.,
voorheen gevestigd te Utrecht,
appellante,
bij de rechtbank: gedaagde,
hierna:
Dotte,
advocaat: mr. M. Özgül, die kantoor houdt te Breda,
tegen
V.O.F. Nedzorg,
gevestigd te Zwijndrecht,
geïntimeerde,
bij de rechtbank: eiseres,
hierna:
Nedzorg,
niet verschenen.

1.De procedure bij de rechtbank

Voor de procedure bij de rechtbank verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van
7 oktober 2020 dat de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, heeft gewezen.

2.De procedure bij het hof

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 6 januari 2021,
- de verstekverlening aan Nedzorg,
- de memorie van grieven van 25 januari 2022.
2.2
Vervolgens heeft Dotte de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2.3
Dotte vordert in het hoger beroep - samengevat - dat het hof het vonnis van de kantonrechter vernietigt en de vordering van Nedzorg alsnog afwijst, met veroordeling van Nedzorg in de proceskosten.
3. Waar gaat het in deze zaak om?
3.1
Dotte heeft personeel, ZZP-ers, via Nedzorg ingehuurd. Nedzorg wierf op verzoek van Dotte zorgpersoneel en ontving daarvoor een vergoeding. Nedzorg heeft een bedrag van € 10.227,80 aan Dotte gefactureerd, waarvan Dotte € 7.073,94 onbetaald heeft gelaten.
Nedzorg heeft dit bedrag van Dotte gevorderd. Dotte heeft zich daartegen verweerd, omdat volgens Dotte Nedzorg alleen aanspraak heeft op een commissie en niet op een vergoeding voor de werkzaamheden van de ingeleende medewerkers zelf. De kantonrechter heeft deze vordering toegewezen, ondanks het door Dotte gevoerde verweer.
3.2 Het hof komt tot een ander oordeel. Volgens het hof is de vordering van Nedzorg niet toewijsbaar, allereerst omdat voor een groot deel van de vorderingen geldt dat het om een vordering van derden gaat die Nedzorg niet kan innen en vervolgens omdat Nedzorg het overblijvende deel van de vordering onvoldoende heeft onderbouwd. Het hof zal deze beslissing hierna toelichten, door eerst de relevante feiten te vermelden en daarna de bezwaren (‘grieven’) van Dotte tegen het vonnis van de kantonrechter te bespreken. Maar eerst zal het hof ingaan op de vraag of Dotte de procedure in hoger beroep wel kan voeren (‘ontvankelijk is in haar hoger beroep’).

4.4. De ontvankelijkheid van Dotte

4.1
Zowel in de appeldagvaarding als in de memorie van grieven heeft Dotte aangegeven dat zij inmiddels ontbonden is. Dat staat aan haar ontvankelijkheid niet in de weg. Indien, zoals hier, een procedure tegen een rechtspersoon is begonnen voor het tijdstip van haar ontbinding en de vereffening van haar vermogen, kan de procedure tegen die rechtspersoon worden voortgezet ook in volgende instanties en ook indien de vereffening van haar vermogen inmiddels is geëindigd [1] . Of van dat laatste sprake is, is overigens onduidelijk. Dotte heeft daarover niets aangevoerd.

5.5. Relevante feiten

5.1
Nedzorg en Dotte zijn (waren) beide actief in de thuiszorg. Nedzorg bemiddelt tussen ZZP-ers en andere organisaties in de (thuis)zorg. Voor die bemiddeling ontvangt zij een commissie, een deel van de door de ZZP-er berekende vergoeding.
5.2
Nedzorg heeft ook bemiddeld bij de totstandkoming van overeenkomsten van opdracht tussen Dotte en ZZP-ers. De ZZP-ers versturen een factuur voor hun werkzaamheden aan Dotte, Nedzorg declareert haar commissie in een aparte factuur.
5.3
In de loop van 2019 is tussen Nedzorg en Dotte discussie ontstaan over de hoogte van de declaraties van de via Nedzorg ingeschakelde ZZP-ers. Volgens Dotte brengen zij te veel uren in rekening en hanteren ze een te hoog tarief.
5.4
Juristu Incassodiensten heeft namens Nedzorg in augustus 2019 aanspraak gemaakt op € 7.073,95, vermeerderd met rente en kosten. Het bedrag van € 7.073,95 is opgebouwd uit 18 facturen, 8 van verschillende ZZP-ers en 10 van Nedzorg, tot een totaalbedrag van
€ 10.227,80, waarop € 3.153,86 is betaald. Aan facturen van de ZZP-ers staat € 6.299,99 open, aan de facturen van Nedzorg € 773,95.

6.6. De bespreking van de grieven

6.1
Dotte vindt allereerst dat de kantonrechter de vordering van Nedzorg ten onrechte heeft toegewezen. Zij wijst er allereerst op dat Nedzorg niet alleen betaling vordert van haar eigen facturen, maar ook van die van de ZZP-ers. Dat is volgens haar niet mogelijk.
6.2
Het hof is het met Dotte eens dat de vordering betreffende de ZZP-ers niet toewijsbaar is. Het staat niet ter discussie dat tussen Dotte en de ZZP-ers afzonderlijke overeenkomsten zijn gesloten. Nedzorg heeft als bemiddelaar de totstandkoming van deze overeenkomsten gefaciliteerd, maar is zelf geen contractspartij. De ZZP-ers hebben ook op eigen naam aan Dotte gedeclareerd. Dat ligt ook voor de hand, gelet op het feit dat zij een overeenkomst met Dotte hadden. Bij die stand van zaken kan Nedzorg alleen betaling van de onbetaald gebleven facturen vorderen indien de vorderingen van de ZZP-ers aan haar zijn overgedragen (‘gecedeerd’), of indien de ZZP-ers aan Nedzorg een last hebben gegeven om de facturen op haar eigen naam voor hen te incasseren, of een volmacht hebben gegeven om de facturen in naam van de ZZP-ers te innen.
6.3
Dat een van deze situaties zich voordoet heeft Nedzorg in de procedure bij de kantonrechter niet gesteld en al helemaal niet onderbouwd. Dit had op haar weg gelegen nadat Dotte op dit punt verweer had gevoerd [2] . Nedzorg heeft weliswaar aangevoerd dat zij de facturen stuurt in de naam van de ZZP-ers, maar uit de overgelegde facturen van de ZZP-ers volgt niet dat Nedzorg bevoegd was tot inning van deze facturen.
6.4
Voor zover de vordering van Dotte betrekking heeft op de onbetaald gebleven facturen van de ZZP-ers is de vordering dus niet toewijsbaar.
6.5
Over de facturen van Nedzorg zelf voert Dotte aan dat de vordering betreffende deze facturen niet toewijsbaar is, omdat in de facturen wordt uitgegaan van een te hoog bedrag waarover commissie wordt gerekend; zowel het uurtarief als het aantal uren is te hoog. Bovendien is een aantal facturen niet te controleren, omdat de onderliggende facturen van de ZZP-ers ontbreken.
6.6
In het licht van dit - in hoger beroep uitgebreid onderbouwde - verweer van Dotte heeft Nedzorg haar vordering onvoldoende onderbouwd. Ook dit deel van de vordering is daarom niet toewijsbaar [3] .
6.7
Omdat de hoofdsom niet toewijsbaar is, zijn ook de vordering tot vergoeding van wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten niet toewijsbaar [4] .
6.8
Het hof zal het vonnis van de kantonrechter vernietigen en de vordering van Nedzorg alsnog afwijzen. Nedzorg zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure bij de kantonrechter (salaris gemachtigde: 1 punt à € 300,-) [5] en bij het hof (geliquideerd salaris van de advocaat: 1 punt, tarief I).

7.7. De beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis van de kantonrechter te Almere van 7 oktober 2020 en doet opnieuw recht als volgt:
wijst de vorderingen van Nedzorg af;
veroordeelt Nedzorg in de proceskosten en stelt deze kosten vast:
- voor de procedure bij de kantonrechter op € 300,- voor salaris gemachtigde;
- voor de procedure bij het hof op € 881,65 aan verschotten en op € 787,- voor geliquideerd salaris van de advocaat;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. H. de Hek, J.H. Kuiper en R. Koolhoven en is in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2022 door de rolraadsheer, in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Hoge Raad 11 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX9762 en Hoge Raad 11 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:164.
2.Zie Hoge Raad 26 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AP9665.
3.Grief 1 slaagt.
4.Grief 2 slaagt.
5.Grief 3 slaagt.