ECLI:NL:GHARL:2022:3841

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 mei 2022
Publicatiedatum
16 mei 2022
Zaaknummer
200.294.324/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep moeder niet-ontvankelijk in verzoek tot vernietiging erkenning door partner

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de verzoeken van een moeder om de erkenning van haar kinderen door haar ex-partner te vernietigen. De moeder was eerder in eerste aanleg niet-ontvankelijk verklaard door de rechtbank, die oordeelde dat de moeder geen belanghebbende was in de zin van artikel 798 Rv. De moeder ging in hoger beroep, maar het hof bevestigde de beslissing van de rechtbank. Het hof oordeelde dat de rechten van de moeder niet rechtstreeks werden geraakt door de afwijzing van het verzoek van de bijzondere curator, die de belangen van de minderjarigen vertegenwoordigde. De bijzondere curator had het verzoek tot vernietiging van de erkenning ingediend, maar had geen hoger beroep ingesteld tegen de eerdere beschikking van de rechtbank. Het hof concludeerde dat de moeder niet-ontvankelijk was in haar verzoek, omdat zij niet als belanghebbende kon worden aangemerkt. De uitspraak benadrukt de rol van de bijzondere curator in zaken van personen- en familierecht en de voorwaarden waaronder iemand als belanghebbende kan worden aangemerkt. De beslissing werd genomen in het belang van de minderjarigen, waarbij het hof de juridische werkelijkheid in overeenstemming wilde brengen met de biologische werkelijkheid.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.294.324/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 481071)
beschikking van 12 mei 2022
inzake
[verzoekster](de moeder),
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
advocaat: mr. J.A. Wesdorp te Almere,
en
[de bijzondere curator1](de bijzondere curator),
advocaat te Almere,
in haar hoedanigheid van bijzondere curator over:
[de minderjarige1] ( [de minderjarige1] ),
geboren [in] 2007,
en [de minderjarige2] ( [de minderjarige2] ),
geboren [in] 2009.
Als verdere belanghebbende is aangemerkt:
[de partner]( [de partner] ),
wonende te Utrecht.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Bij de beschikking van 22 juni 2021 heeft het hof met ingang van diezelfde datum
[de bijzondere curator2] ontslagen als bijzondere curator over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en [de bijzondere curator1] benoemd tot bijzondere curator om in deze procedure de belangen van de minderjarigen te behartigen.
1.2
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- een journaalbericht namens de moeder van 28 juni 2021 met bijlage(n);
- een journaalbericht van de bijzondere curator van 9 september 2021 met bijlage(n);
- een brief van de raad voor de kinderbescherming van 12 oktober 2021.
1.3
De mondelinge behandeling heeft op 4 april 2022 plaatsgevonden. Aanwezig waren de moeder, bijgestaan door haar advocaat, en de bijzondere curator. Voorafgaand aan de zitting zijn [de minderjarige1] en [de minderjarige2] ieder afzonderlijk door de voorzitter van het hof gehoord.
2. De feiten
2.1
De moeder heeft over de periode van 2009 tot 2016 een affectieve relatie gehad met [de partner] .
2.2
[de partner] heeft met toestemming van de moeder [de minderjarige1] en [de minderjarige2] erkend. De moeder en [de partner] oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] uit.
2.3
Bij de beschikking van 21 januari 2019 heeft de rechtbank [de bijzondere curator2] tot bijzondere curator over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] benoemd. De bijzondere curator heeft namens de kinderen een verzoek tot vernietiging van de erkenning door [de partner] ingediend.
2.4
Bij de bestreden beschikking van 9 februari 2021 heeft de rechtbank dat verzoek afgewezen.

3.De omvang van het geschil

3.1
De moeder is met acht grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van
9 februari 2021. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder haar verzoek in hoger beroep gewijzigd. De moeder verzoekt het hof om de bestreden beschikking van 9 februari 2021 gedeeltelijk te vernietigen en het verzoek van de bijzondere curator ter zake de vernietiging van de erkenning door [de partner] toe te wijzen.
3.2
De bijzondere curator stelt zich op het standpunt dat het in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] is dat de erkenning door [de partner] wordt vernietigd.

4.De motivering van de beslissing

4.1
Het hof zal eerst beoordelen of de moeder ontvankelijk is in haar verzoek in hoger beroep.
4.2
In zaken betreffende het personen- en familierecht kan, in afwijking van
artikel 358 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), krachtens artikel 806 lid 1 Rv van een beschikking hoger beroep worden ingesteld door de verzoeker, door degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden en door andere belanghebbenden. Een afschrift van de beschikking wordt verstrekt of verzonden aan de verzoeker, de verschenen belanghebbenden en de niet verschenen belanghebbenden aan wie een afschrift van het verzoekschrift is verstrekt (artikel 805 Rv).
4.3
Aangezien in eerste aanleg de bijzondere curator de verzoeker was, moet beoordeeld worden of de moeder is aan te merken als belanghebbende. In de bestreden beschikking van de rechtbank is de moeder wel als zodanig aangemerkt.
Uit de wetsgeschiedenis volgt echter dat de appelrechter ambtshalve moet beoordelen of een betrokkene in hoger beroep belanghebbende is en dat de appelrechter daarbij niet gebonden is aan het oordeel van de rechter in eerste aanleg.
4.4
Op grond van het bepaalde in artikel 798 lid 1, eerste volzin, Rv wordt onder belanghebbende verstaan degene op wiens rechten of verplichtingen de zaak rechtstreeks betrekking heeft. In zijn uitspraak van 30 maart 2018 (ECLI:NL:HR:2018:488) heeft de Hoge Raad overwogen dat de door artikel 798 lid 1, eerste volzin, Rv bestreken kring van belanghebbenden in zaken van personen- en familierecht (in andere zaken dan scheidingszaken) niet in algemene zin kan worden afgebakend. Welke persoon of instelling als belanghebbende moet worden aangemerkt, wordt bepaald – aan de ene kant – door het onderwerp van de aan de rechter voorgelegde zaak en – aan de andere kant – door de rechten of verplichtingen waarop de betrokkene zich beroept. Slechts indien het onderwerp van de zaak ertoe kan leiden dat de rechten of verplichtingen waarop de betrokkene zich beroept, rechtstreeks door de rechterlijke beslissing worden geraakt, is die betrokkene in die zaak belanghebbende in de zin van artikel 798 lid 1, eerste volzin, Rv.
4.5
Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat de rechten van de moeder niet rechtstreeks worden geraakt door de beslissing van de rechtbank om het verzoek van de bijzondere curator af te wijzen. De bijzondere curator heeft het verzoek gestoeld op artikel 1:205 lid 1 onder a van het Burgerlijk Wetboek. Het doel van dit artikel is om een minderjarig kind dat is erkend door een ander dan zijn biologische vader de mogelijkheid te geven de erkenning ongedaan te maken en de juridische werkelijkheid in overeenstemming te brengen met de biologische werkelijkheid. Alleen het minderjarige kind en de erkenner worden door een beslissing op dat verzoek rechtstreeks geraakt.
4.6
Dat, zoals de moeder ter zitting heeft gesteld, de kinderen problemen zouden hebben met de erkenning of daarvan last zouden hebben, maakt – voor zover dit zo zou zijn – evenmin dat de moeder als belanghebbende moet worden aangemerkt. Immers, de kinderen werden in eerste aanleg vertegenwoordigd door een bijzondere curator die daarmee de belangen van de kinderen behartigde. Deze bijzondere curator kon namens de kinderen
hoger beroep instellen tegen de bestreden beschikking. Dat de bijzondere curator dit heeft nagelaten, brengt niet met zich dat de rechten van de moeder dan wel rechtstreeks worden geraakt door de beslissing van de rechtbank. Dit betekent dat de moeder niet-ontvankelijk is in haar verzoek.
4.7
Ter zitting heeft de door het hof benoemde bijzondere curator aangegeven dat zij achter het verzoek van de moeder staat en dat zij het verzoek van de moeder wenst over te nemen. Daarmee heeft zij echter niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijnen en wijze namens de kinderen hoger beroep ingesteld tegen de bestreden beschikking, zodat dit het oordeel van het hof niet anders maakt.

5.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek in hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. den Hollander, I.A. Vermeulen en
F.V. Marquenie, bijgestaan door mr. S.C. Lok als griffier, en is op 12 mei 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.