ECLI:NL:GHARL:2022:3739

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 mei 2022
Publicatiedatum
11 mei 2022
Zaaknummer
21-004874-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van afpersing en poging tot afpersing binnen motorclubcontext met geweld

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van afpersing en een poging tot afpersing, waarbij fors geweld is gebruikt. De feiten vonden plaats binnen de context van zogenaamde 'bad standings' binnen een motorclub. De verdachte heeft ook een diefstal gepleegd, die verband houdt met het ontzeggen van toegang tot en verbreken van contact met de motorclub. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 20 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de fase van hoger beroep en met het feit dat de verdachte zijn leven op orde heeft. Het hof verwierp het beroep op het gelijkheidsbeginsel, omdat de medeverdachten niet op dezelfde wijze waren betrokken bij de feiten. De zaak omvatte meerdere feiten van geweld en bedreiging, waarbij slachtoffers gedwongen werden tot afgifte van geldbedragen. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 2.750,00, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004874-19
Uitspraak d.d.: 16 mei 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 10 september 2019 met parketnummer 18-930032-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het gehele vonnis van de rechtbank, dus ook tegen de vrijspraak van feit 3A. Verdachte is door de rechtbank veroordeeld voor feit 3B. Feit 3B is na de woorden “EN/OF” tenlastegelegd onder feit 3A.
Blijkens de inhoud van de tenlastelegging heeft feit 3A betrekking op het wegnemen van een horloge en een hesje van aangever [benadeelde 1] . Feit 3B heeft betrekking op een ander feitencomplex, te weten op het dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 5000 euro van aangever [benadeelde 1] . Feiten 3A en 3B zijn naar het oordeel van het hof derhalve cumulatief en geen alternatief tenlastegelegde feiten.
Tegen deze vrijspraak van feit 3A kan volgens de wet door de verdachte geen hoger beroep worden ingesteld. Daarom zal het hof het hoger beroep van verdachte niet-ontvankelijk verklaren voor zover dat betrekking heeft op feit 3A.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 7 december 2020, 17 november 2021, 13 december 2021 en 5 april 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot:
 vrijspraak van het onder 4 primair en 4 subsidiair tenlastegelegde;
 veroordeling ter zake het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 38 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
 oplegging van de maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende het bevel aan verdachte zich te onthouden van contact met de slachtoffers [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 1] , met een vervangende hechtenis van 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan;
 de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] tot een bedrag van € 2.750,00 (€ 250,00 materiële schade en € 2.500,00 immateriële schade) met rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. J. Michels, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken van het onder 2A, onder 3A en onder 4B tenlastegelegde en veroordeeld ter zake het onder 1, 2B, 3B en 4A tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van het voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de volgende bijzondere voorwaarden:
 een continuerende meldplicht bij de reclassering;
 een behandelverplichting bij de Tender of een soortgelijke instantie;
 zich laten begeleiden door Cura XL of een soortgelijke organisatie en meewerken aan een begeleid wonen/intensief ambulant wonen traject en een in dat kader wenselijk geachte therapie;
 een contactverbod met medeverdachten, (ex-)leden van [club] en aangevers/slachtoffers.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] is door de rechtbank toegewezen tot een bedrag van € 750,00, bestaande uit € 250,00 materiële schade en € 500,00 immateriële schade, met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. In het meer gevorderde is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard door de rechtbank.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en zal opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – voor zover in hoger beroep aan de orde - tenlastegelegd dat:
1.
(zaak 3.42) hij (op verschillende tijdstippen) in of omstreeks de periode van 9 februari 2016 tot en met 1 juni 2016, althans van 1 januari 2016 tot en met 1 juni 2016, te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 2] (onder meer) heeft gedwongen tot afgifte van 1500 euro en/of 250 euro en/of 1000 euro, althans (meermalen) een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, (onder meer)
- op of omstreeks 9 februari 2016 te [plaats 1] en/of te [plaats 2] , althans in Nederland, die [benadeelde 2] heeft/hebben gevraagd om mee naar buiten te gaan, en/of (vervolgens)
- aldaar (dreigend) tegen die [benadeelde 2] heeft/hebben geschreeuwd dat die [benadeelde 2] buiten zijn boekje was gegaan, en/of (vervolgens)
- die [benadeelde 2] heeft/hebben gestompt en/of geslagen, waardoor die [benadeelde 2] meerdere gebroken ribben en/of een beschadigd gebit heeft bekomen, en/of (vervolgens)
- ( dreigend) tegen die [benadeelde 2] heeft/hebben gezegd dat [benadeelde 2] binnen 7 dagen, althans op korte termijn, 5000 euro, althans geld, diende te betalen of anders zouden er sancties volgen, en/of
- die [benadeelde 2] in de daaropvolgende periode thuis heeft/hebben opgezocht, en/of
- mede gelet op voornoemde eerdere mishandeling en/of (in samenhang met) de (agressieve of intimiderende) houding en/of wijze van optreden van verdachte en/of zijn medeverdachten jegens die [benadeelde 2] bij die [benadeelde 2] de vrees heeft/hebben opgewekt dat verdachte en/of zijn medeverdachte(n) (ernstiger) geweld zou gaan toepassen en/of door anderen zou doen/laten toepassen indien die [benadeelde 2] in de daaropvolgende periode niet zou toegeven aan de eisen van verdachte en/of zijn medeverdachte(n);
2.
(zaak 3.18)
A)
hij op of omstreeks 29 januari 2015, althans in of omstreeks januari 2015, te [plaats 2] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (onder meer) een telefoon en/of een ring, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn medeverdachte(n) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld (onder meer) hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- die [benadeelde 3] een of meermalen heeft/hebben geschopt en/of gestompt en/of geslagen, althans mishandeld, althans heeft/hebben geprobeerd die [benadeelde 3] te schoppen en/of stompen en/of te slaan, waarbij die [benadeelde 3] is geschampt, en/of
- door de (intimiderende en/of dreigende en/of agressieve) houding en/of wijze van optreden van verdachte en/of zijn medeverdachte(n) jegens die [benadeelde 3] bij die [benadeelde 3] de vrees heeft gewekt dat verdachte en/of zijn medeverdachte(n) (ernstiger) geweld zou(den) gaan toepassen indien die [benadeelde 3] niet zou toegeven aan de eisen van verdachte en/of zijn medeverdachte(n);
EN/OF
B)
hij op of omstreeks 29 januari 2015, althans in of omstreeks januari 2015, te [plaats 2] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 3] heeft gedwongen tot afgifte van (onder meer) een telefoon en/of een ring, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld (onder meer) hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- die [benadeelde 3] een of meermalen heeft/hebben geschopt en/of gestompt en/of geslagen, althans mishandeld, althans heeft/hebben geprobeerd die [benadeelde 3] te schoppen en/of te stompen en/of te slaan, waarbij die [benadeelde 3] is geschampt, en/of
- door de (intimiderende en/of dreigende en/of agressieve) houding en/of wijze van optreden van verdachte en/of zijn medeverdachte(n) jegens die [benadeelde 3] bij die [benadeelde 3] de vrees heeft gewekt dat verdachte en/of zijn medeverdachte(n) (ernstiger) geweld zou(den) gaan toepassen indien die [benadeelde 3] niet zou toegeven aan de eisen van verdachte en/of zijn medeverdachte(n);
3.
(zaak 3.03)
B)
hij op of omstreeks de periode van 8 mei 2014 tot en met 7 juni 2014, althans in mei 2014 en/of juni 2014 te [plaats 2] en/of te [plaats 4] en/of te [plaats 5] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn medeverdachte(n) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 1] te dwingen tot de afgifte van 5000 euro, in elk geval een hoeveelheid geld/van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n),
- die [benadeelde 1] op of omstreeks 8 mei 2014 een of meermalen heeft/hebben geschopt en/of gestompt en/of geslagen, althans mishandeld, en/of
- een (vuur)wapen tegen het hoofd heeft/hebben geduwd en/of op het hoofd van die [benadeelde 1] heeft/hebben gericht (gehouden), althans met een wapen heeft/hebben bedreigd, en/of (vervolgens)
- ( dreigend) tegen die [benadeelde 1] heeft/hebben gezegd dat "dit zijn ergste nachtmerrie werd als hij niet betaalde" en/of dat die [benadeelde 1] "eraan ging als hij woensdag niet betaalde", althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
- door de (agressieve en/of dreigende en/of intimiderende) houding en/of wijze van optreden van verdachte en/of zijn medeverdachten jegens die [benadeelde 1] bij die [benadeelde 1] de vrees heeft/hebben opgewekt dat verdachte en/of zijn medeverdachte(n) (ernstiger) geweld zou gaan toepassen en/of door anderen zou doen/laten toepassen indien niet aan de eisen van verdachte en/of zijn medeverdachte(n) zou worden voldaan, en/of
- op of omstreeks 13 mei 2014 heeft/hebben geïnformeerd naar het adres van die [benadeelde 1] , en/of
- op (een of meer tijdstippen in) of omstreeks de periode van 13 mei 2014 tot en met 7 juni 2014 een of meermalen bij de woning van die [benadeelde 1] is/zijn geweest,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
(zaak 3.2)
A)
hij op of omstreeks 21 april 2014 te [plaats 2] en/of [plaats 6] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een ( [club] ) hesje (met daarin een huurautosleutel) en/of een computer en/of printer en/of een dvd-speler en/of een horloge en/of (een) mobiele telefoon(s) en/of motorpapieren en/of een of meer siera(a)d(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn medeverdachte(n) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- die [benadeelde 4] een of meermalen heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of geschopt, althans mishandeld, en/of
- door de (agressieve of intimiderende) houding en/of wijze van optreden van verdachte en/of zijn medeverdachten jegens die [benadeelde 4] bij die [benadeelde 4] de vrees heeft/hebben opgewekt dat verdachte en/of zijn medeverdachte(n) (ernstiger) geweld zou gaan toepassen en/of door anderen zou doen/laten toepassen indien niet aan de eisen van verdachte en/of zijn medeverdachte(n) zou worden voldaan;
EN/OF
B)
hij op of omstreeks 21 april 2014 te [plaats 2] en/of [plaats 6] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 4] heeft gedwongen tot afgifte van (onder meer) een computer en/of printer en/of een dvd-speler en/of een horloge en/of (een) mobiele telefoon(s) en/of motorpapieren en/of een of meer siera(a)d(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld (onder meer) hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- die [benadeelde 4] een of meermalen heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of geschopt, althans mishandeld, en/of
- door de (agressieve of intimiderende) houding en/of wijze van optreden van verdachte en/of zijn medeverdachten jegens die [benadeelde 4] bij die [benadeelde 4] de vrees heeft/hebben opgewekt dat verdachte en/of zijn medeverdachte(n) (ernstiger) geweld zou gaan toepassen en/of door anderen zou doen/laten toepassen indien niet aan de eisen van verdachte en/of zijn medeverdachte(n) zou worden voldaan;
subsidiair
hij op of omstreeks 21 april 2014 te [plaats 2] en/of elders Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet met voorbedachten rade, [benadeelde 4] heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of geschopt, althans mishandeld.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging van het onder 1 tenlastegelegde
De raadsman heeft de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging van verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde bepleit. Daartoe heeft de raadsman betoogd dat het openbaar ministerie op grond van het gelijkheidsbeginsel niet tot vervolging van verdachte voor dit feit had mogen overgaan, omdat het niet tot vervolging voor hetzelfde feit is overgegaan ten aanzien van de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] .
De advocaat-generaal heeft ter zitting uitleg gegeven over waarom de medeverdachten niet ter zake dit feit zijn vervolgd en verdachte wel. Medeverdachte [medeverdachte 1] was verdachte ten aanzien van een groot aantal feiten. Het openbaar ministerie moest noodzakelijkerwijs een keuze maken in de feiten die aan [medeverdachte 1] ten laste werden gelegd en dat heeft tot een tenlastelegging van twaalf andere feiten geleid.
De andere medeverdachten hadden een hele andere rol dan verdachte bij het onder 1 tenlastegelegde. Verdachte was - anders dan de anderen - over de gehele periode betrokken bij het tenlastelegde feit. Er is gekeken naar de bewijsbaarheid, waarbij twijfels waren over de bewijsbaarheid in de zaken van de medeverdachten. Tegen hen is daarom geen vervolging ingesteld ter zake dit feit.
Er is dus geen sprake van gelijke gevallen, aldus de advocaat-generaal.
Het hof overweegt als volgt.
In artikel 167, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering is aan het openbaar ministerie de bevoegdheid toegekend om zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet plaatsvinden. De beslissing van het openbaar ministerie om al dan niet tot vervolging over te gaan, leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging op de grond dat die vervolging onverenigbaar is met wettelijke of verdragsrechtelijke bepalingen of met beginselen van een goede procesorde, waaronder het gelijkheidsbeginsel.
In de onderhavige zaak heeft de officier van justitie de beslissing genomen verdachte te vervolgen. Gebleken is dat de medeverdachten niet ter zake van hetzelfde feit zijn vervolgd. De enkele omstandigheid dat de medeverdachten niet zijn vervolgd, terwijl dit in de onderhavige zaak wel is gebeurd, brengt niet slechts op grond daarvan met zich dat de onderhavige vervolging in strijd zou zijn met het gelijkheidsbeginsel. Van strijd hiermee is pas sprake indien door het openbaar ministerie van het beleid of een wettelijke bepaling wordt afgeweken, zonder dat daarvoor een rechtvaardiging is of indien de criteria om al dan niet tot vervolging over te gaan, berusten op oneigenlijke gronden. Gelet op de stukken in het dossier en het aangevoerde ter terechtzitting, waarbij het openbaar ministerie heeft verduidelijkt welke zaaksinhoudelijke afweging is gemaakt, is het hof van oordeel dat niet is gebleken dat in de onderhavige zaak hiervan sprake is.
Dit leidt tot de conclusie dat niet aannemelijk is geworden dat het openbaar ministerie in redelijkheid niet had kunnen beslissen dat in deze zaak de verdachte wel en andere personen niet zouden worden vervolgd. Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Het onder 1 tenlastegelegde
Door de raadsman is vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde. De voor de bewezenverklaring noodzakelijke bestanddelen geweld, bedreiging met geweld of het noodzakelijke oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling kunnen ten aanzien van de verdachte niet bewezen worden. Hij heeft zelf geen geweld gebruikt of hiermee gedreigd, noch kan hij als medepleger worden beschouwd terzake door andere gepleegde feitelijke handelingen die in de tenlastelegging staan, aldus de raadsman.
Het hof overweegt hierover het volgende.
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het onder 1 tenlastegelegde het volgende af.
Verdachte vraagt op 9 februari 2016 bij een clubavond van motorclub [club] in [plaats 1] aan aangever [benadeelde 2] of hij mee naar buiten loopt. [benadeelde 2] had een geschil over een mogelijke overstap naar een ander chapter van [club] Eenmaal buiten begint verdachte tegen aangever [benadeelde 2] te schreeuwen dat hij buiten zijn boekje is gegaan. [medeverdachte 1] komt dan aanlopen en geeft aangever een vuistslag op de linker kaak en een vuistslag links op de ribben. Verdachte is hierbij. Aangevers gebit is door de klap op zijn kaak beschadigd. Uit een röntgenfoto die drie dagen later in het ziekenhuis is gemaakt blijkt dat aangever ook gebroken ribben heeft. Na de mishandeling wordt aangever meegedeeld dat [medeverdachte 1] heeft besloten dat aangever binnen zeven dagen 5000 euro moet betalen, anders volgen er sancties. Binnen een week overhandigt aangever daarom een envelop met 1500 euro aan [medeverdachte 1] bij de woning van [medeverdachte 1] in [plaats 7] ; dat is alles wat hij kan betalen.
Op 20 mei 2016 rijdt verdachte met enkele anderen rond in de auto van verdachte om clubhesjes van [club] en geld op te halen bij (ex)- [clubleden] . Zij gaan ook naar aangever [benadeelde 2] om geld op te halen. Aangever is erg bang en geeft alles wat hij heeft aan verdachte en dat is op dat moment 250 euro. In de auto wordt onderling over aangever gesproken en gezegd dat aangever een “bad standing” heeft gehad, dat hij geld moet betalen, al drie keer in elkaar is gestampt, dat hij een beetje schaduwen onder zijn ogen heeft en de kop aardig dik heeft.
Naar het oordeel van het hof is aangever [benadeelde 2] volgens een vooropgezet plan van onder meer verdachte en [medeverdachte 1] mishandeld en bedreigd om hem te dwingen 5000 euro aan hen te betalen. Er wordt samengewerkt om dit plan uit te voeren. Immers, verdachte zorgt ervoor dat aangever op 9 februari naar buiten komt en valt hem daar verbaal aan. In zijn kielzog is daar [medeverdachte 1] die hem vervolgens met grof geweld aanvalt. Na dit fysieke en verbale geweld, wordt aangever meegedeeld dat hij 5000 euro zal moeten betalen aan [medeverdachte 1] , anders volgen er sancties. Aangever heeft dan net ervaren wat 'sancties' inhouden en betaalt daarom binnen een week zoveel als hij kan 1500 euro aan [medeverdachte 1] . Om de rest van die 5000 euro te halen, gaat verdachte samen met anderen later aangever thuis bezoeken. Aangever is dan erg bang en geeft daarom alles wat hij dan heeft (250 euro).
Op grond van het voorgaande oordeelt het hof dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, op verschillende momenten in de tijd. Verdachte was aanwezig op het moment dat op 9 februari 2016 de verbaal en fysiek gewelddadige afpersing een aanvang nam en bij het op een later moment bezoeken van aangever om geld op te halen. Daarmee acht het hof het tenlastegelegde medeplegen van afpersing bewezen.
Het onder 2 tenlastegelegde
De raadsman heeft vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde bepleit. Op grond van de stukken kan niet worden vastgesteld dat verdachte de telefoon en/of de ring van aangever [benadeelde 3] heeft gestolen dan wel de afgifte daarvan heeft afgedwongen met geweld of bedreiging met geweld. Daarom dient vrijspraak te volgen, aldus de raadsman.
Het hof overweegt hierover het volgende.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt het hof met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde het volgende vast.
Verdachte vraagt op 29 januari 2015 aan aangever [benadeelde 3] of hij naar het clubhuis van motorclub [club] in [plaats 2] komt. [benadeelde 3] geeft hier gehoor aan en gaat er die avond heen. Daar aangekomen pakt verdachte op straat de telefoon en ring van aangever [benadeelde 3] af, daaraan toevoegend dat [benadeelde 3] niet meer welkom is bij hen.
Het hof baseert dit op de verklaringen van aangever [benadeelde 3] afgelegd bij de politie, het tapgesprek tussen verdachte en aangever [benadeelde 3] op 29 januari 2015 te 19:13 uur, de opnames van de gesprekken (OVC) in het clubhuis te [plaats 2] op 29 januari 2015 te 22:13 uur tussen [naam] en verdachte en de verklaring van verdachte ter zitting van het hof op 5 april 2022.
Naar het oordeel van het hof is wettig en overtuigend bewezen dat er sprake is van diefstal door verdachte van de telefoon en ring van aangever [benadeelde 3] .
Het tenlastegelegde geweld dan wel bedreiging met geweld is niet wettig en overtuigend bewezen. Ook acht het hof niet bewezen dat verdachte de diefstal samen met een ander heeft gepleegd. Immers, aangever [benadeelde 3] verklaart bij de politie dat verdachte hem de ring en telefoon heeft afgepakt en dat verdachte daarbij geen geweld heeft gebruikt.
Gelet op het voorgaande komt het hof tot een bewezenverklaring van diefstal, tenlastegelegd onder 2A.
Het onder 3B tenlastegelegde
Door de raadsman is ter zitting van het hof betoogd dat buiten kijf staat dat [benadeelde 1] met een 'bad standing' de motorclub [club] heeft moeten verlaten en dat nadien gepoogd is hem af te persen, maar dat verdachte geen medepleger is van deze poging tot afpersing, omdat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet had op de poging tot afpersing.
Het hof overweegt hierover het volgende.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof met betrekking tot het onder 3B tenlastegelegde het volgende af.
[medeverdachte 6] (president chapter [plaats 8] van motorclub [club] ) deelt [benadeelde 1] mee dat hij op 8 mei 2014 's avonds naar het clubhuis in [plaats 2] moet komen om daar zijn hesje van de club in te leveren omdat [benadeelde 1] de club moet verlaten. [benadeelde 1] gaat erheen die avond en wordt bij de poort opgewacht door [medeverdachte 6] . [medeverdachte 6] brengt hem in de memberroom, waar [medeverdachte 1] , verdachte en nog een persoon (een Molukse man) zijn.
In de memberroom wordt [benadeelde 1] opgedragen zijn hesje in te leveren en 5000 euro te betalen als boete voor de bad standing die hij krijgt. [benadeelde 1] wordt daarbij geslagen en geschopt, onder meer door verdachte. [medeverdachte 1] deelt [benadeelde 1] vervolgens mee dat hij 14 mei 2014 om 19:00 uur bij de [bedrijf] in [plaats 4] 5000 euro aan hen moet betalen. Vervolgens begeleiden verdachte en de Molukse man [benadeelde 1] het terrein van het clubhuis af, waarbij de Molukse man tegen hem zegt dat dit zijn ergste nachtmerrie wordt als hij niet betaalt. De Molukse man zegt dat hij eraan gaat als hij woensdag niet betaalt.
[benadeelde 1] vreest dan voor zijn leven.
Op 13 mei 2014 belt een man naar de partner van [benadeelde 1] , getuige [getuige] . Die man vraagt haar of er betaald gaat worden. [getuige] antwoordt dat ze geen geld hebben. [medeverdachte 6] belt vervolgens [getuige] en vraagt haar of zij kan zorgen dat hij contact met [benadeelde 1] krijgt.
Op 14 mei 2014 om 19:00 uur is verdachte bij de [bedrijf] in [plaats 4] om daar de 5000 euro van [benadeelde 1] in ontvangst te nemen. [benadeelde 1] komt niet opdagen.
Verdachte belt hierna met [medeverdachte 1] en vertelt hem dat [benadeelde 1] er niet was, dat de woning van [benadeelde 1] afgesloten en verlaten is en dat ze [benadeelde 1] niet kunnen vinden.
[medeverdachte 6] stuurt in de dagen erna een paar keer iemand naar de woning van [benadeelde 1] , maar er is steeds niemand.
Op 7 juni 2014 belt verdachte met [medeverdachte 6] en zegt hem dat hij (het hof begrijpt: [medeverdachte 6] ) nu die 5000 euro bij [benadeelde 1] moet gaan halen.
Naar het oordeel van het hof is [benadeelde 1] volgens een vooropgezet plan van onder meer verdachte, [medeverdachte 6] en [medeverdachte 1] mishandeld en bedreigd om hem te dwingen 5000 euro aan hen te betalen. Er wordt steeds samengewerkt om dit plan uit te voeren.
Verdachte, [medeverdachte 1] en een ander persoon dragen allen bij aan de feitelijke mishandeling van [benadeelde 1] , waarbij wordt meegedeeld dat hij 5000 euro zal moeten betalen. [medeverdachte 6] is daar bij aanwezig. [medeverdachte 6] zoekt steeds contact met [benadeelde 1] of diens partner om ervoor te zorgen dat [benadeelde 1] gaat betalen. Als [benadeelde 1] niet betaalt dan wordt dat zijn ergste nachtmerrie, hoort [benadeelde 1] bij het vertrek uit het clubhuis.
Verdachte is vervolgens degene die naar de afspraak gaat om 5000 euro van [benadeelde 1] te halen. Omdat [benadeelde 1] niet te vinden is, hoort [medeverdachte 6] van verdachte dat hij ( [medeverdachte 6] ) nu degene is die 5000 euro bij [benadeelde 1] moet gaan halen.
Op grond van het voorgaande oordeelt het hof dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht het hof het tenlastegelegde medeplegen van poging tot afpersing bewezen.
Het onder 4 tenlastegelegde
Door de raadsman is vrijspraak van het onder 4 tenlastegelegde bepleit omdat de door
[benadeelde 4] afgelegde verklaringen, die belastend zijn voor verdachte, onvoldoende steun vinden in de overige voorhanden zijnde bewijsmiddelen. De betrouwbaarheid van de verklaring van de (inmiddels overleden) aangever wordt betwist, de verdediging heeft hem niet kunnen bevragen en compensatie voor dit gebrek is niet geboden.
De advocaat-generaal heeft de vrijspraak gevorderd van het onder 4 tenlastegelegde.
Het hof overweegt hierover het volgende.
Het hof is het eens met de raadsman en de advocaat-generaal dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Het hof stelt vast dat [benadeelde 4] (hierna: [benadeelde 4] ) in 2017 is overleden. De verdediging is niet in de gelegenheid geweest om hem te ondervragen.
De betrokkenheid van verdachte bij de tenlastegelegde geweldshandelingen is in beslissende mate op de verklaring van [benadeelde 4] gebaseerd. Er is onvoldoende steunbewijs voor die onderdelen van de verklaring van [benadeelde 4] die door verdachte zijn betwist. [1]
Het hof zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 4 tenlastegelegde.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2A en 3B tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 9 februari 2016 tot en met 1 juni 2016, te [plaats 1] en/of [plaats 3] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [benadeelde 2] heeft gedwongen tot afgifte van 1500 euro en 250 euro, toebehorende aan die [benadeelde 2] ,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
- op omstreeks 9 februari 2016 te [plaats 1] die [benadeelde 2] heeft/hebben gevraagd om mee naar buiten te gaan, en vervolgens
- aldaar tegen die [benadeelde 2] heeft/hebben geschreeuwd dat die [benadeelde 2] buiten zijn boekje was gegaan, en vervolgens
- die [benadeelde 2] heeft/hebben gestompt en geslagen, waardoor die [benadeelde 2] meerdere gebroken ribben en een beschadigd gebit heeft bekomen, en
- dreigend tegen die [benadeelde 2] heeft/hebben gezegd dat [benadeelde 2] binnen 7 dagen 5000 euro diende te betalen of anders zouden er sancties volgen, en
- die [benadeelde 2] in de daaropvolgende periode thuis heeft/hebben opgezocht, en
- mede gelet op voornoemde eerdere mishandeling en in samenhang met de agressieve en intimiderende houding en wijze van optreden van verdachte en zijn medeverdachten jegens die [benadeelde 2] bij die [benadeelde 2] de vrees heeft/hebben opgewekt dat verdachte en/of zijn medeverdachte(n) geweld zou gaan toepassen en/of door anderen zou doen/laten toepassen indien die [benadeelde 2] in de daaropvolgende periode niet zou toegeven aan de eisen van verdachte en/of zijn medeverdachte(n);
2A.
hij op 29 januari 2015 te [plaats 2] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon en een ring, toebehorende aan [benadeelde 3] ;
3 B
hij in of omstreeks de periode van 8 mei 2014 tot en met 7 juni 2014 te [plaats 2] en/of te [plaats 4] en/of te [plaats 5] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn medeverdachten voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [benadeelde 1] te dwingen tot de afgifte van 5000 euro, toebehorende aan die [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n),
- die [benadeelde 1] op 8 mei 2014 heeft/hebben geschopt en geslagen,
- dreigend tegen die [benadeelde 1] heeft/hebben gezegd dat "dit zijn ergste nachtmerrie werd als hij niet betaalde" en dat die [benadeelde 1] "eraan ging als hij woensdag niet betaalde", althans woorden van gelijke aard of strekking, en
- door de agressieve en dreigende en intimiderende houding en wijze van optreden van verdachte en zijn medeverdachten jegens die [benadeelde 1] bij die [benadeelde 1] de vrees heeft/hebben opgewekt dat verdachte en/of zijn medeverdachte(n) ernstiger geweld zou/zouden gaan toepassen en/of door anderen zou doen/laten toepassen indien niet aan de eisen van verdachte en zijn medeverdachten zou worden voldaan, en
- op 13 mei 2014 heeft/hebben geïnformeerd naar het adres van die [benadeelde 1] , en
- in de periode van 13 mei 2014 tot en met 7 juni 2014 meermalen bij de woning van die [benadeelde 1] is/zijn geweest,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2A bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Het onder 3B bewezenverklaarde levert op:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een afpersing en een poging tot afpersing waarbij fors geweld is gebruikt. Deze feiten hebben plaatsgevonden in het kader van zogenaamde 'bad standings' binnen de motorclub [club] . Voormalige leden werden planmatig afgeranseld en afgeperst. Met gebruikmaking van de angst voor dergelijke mishandelingen werd (geprobeerd) de betaling van geld af te dwingen. Er is een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers. Het betreffen zeer ernstige feiten.
Verdachte heeft daarnaast ook een diefstal gepleegd en heeft daarmee een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van een ander. Ook dit voorval houdt verband met ontzeggen van toegang tot en verbreken van contact met de motorclub [club] .
Het hof heeft kennis genomen van de door de reclassering over de verdachte opgemaakte rapportages waarvan de laatste dateert van 14 maart 2022. Hierin staat onder meer beschreven dat verdachte in het kader van de schorsingsvoorwaarden van de voorlopige hechtenis begeleiding heeft gehad van de reclassering en van Cura XL en dat hij een contactverbod had met de medeverdachten, (ex-)leden van [club] en slachtoffers. Verdachte heeft zich goed aan de voorwaarden gehouden. Met behulp van bewindvoering zijn de financiële zaken van verdachte op orde. Hij heeft eigen woonruimte en de begeleiding van Cura XL is gestopt. Enigszins opmerkelijk is dat verdachte een nieuwe motorclub op heeft gericht. De reclassering adviseert een strafoplegging zonder bijzondere voorwaarden.
Door de raadsman is ter zitting van het hof over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte naar voren gebracht dat er thans stabiliteit is op alle levensgebieden. Een hernieuwde vrijheidsbeneming zou deze stabiliteit doorkruisen en juist een recidive-verhogend effect hebben.
De raadsman heeft schuldigverklaring zonder strafoplegging bepleit ex artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht indien alleen de onder 2 gelegde diefstal bewezen zou worden verklaard.
Het hof wijst dat verzoek af. De veroordeling van verdachte beperkt zich niet tot dat tenlastegelegde feit. Ook anderszins ziet het hof, gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, geen ruimte om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat een forse gevangenisstraf van na te noemen duur een passende en noodzakelijke bestraffing is. Gelet op hetgeen omtrent verdachtes gewijzigde persoonlijke omstandigheden ter terechtzitting van het hof naar voren is gekomen ziet het hof echter aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. De voorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf met een proeftijd van drie jaren dient tevens als stok achter de deur, teneinde te voorkomen dat verdachte opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten zal begaan. Daarbij overweegt het hof dat hoewel verdachte thans zijn leven een andere wending zegt te hebben gegeven, hij zich met de door hem opgerichte nieuwe motorclub zich toch weer lijkt te bevinden in een setting waarbinnen het plegen van strafbare feiten op de loer ligt. Hierbij betrekt het hof ook de door verdachte ter zitting nog gedane uitlatingen over het aanvaardbaar zijn van geweld in zekere situaties.
Er is in de fase van hoger beroep sprake van een overschrijding van de redelijke termijn van berechting als bedoeld in artikel 6 EVRM van ongeveer 8 maanden. Deze overschrijding zal het hof compenseren door een groter deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen.
De duur van het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf zal de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis niet te boven gaan. Het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis zal dan ook worden opgeheven.
Door de advocaat-generaal is ook de oplegging van de maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende het bevel aan verdachte zich te onthouden van contact met de slachtoffers [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 1] , gevorderd.
Het betreft echter feiten uit 2014, 2015 en 2016. Er is sprake van een aanzienlijk tijdverloop. Ook heeft verdachte zich al gedurende lange tijd aan het contactverbod gehouden. Dat verbod is hem opgelegd als voorwaarde in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis. Bovendien beschrijft de reclassering dat er een goede stabiliteit in het leven van verdachte is gekomen en dat bijzondere voorwaarden bij een strafoplegging niet meer passend zijn.
Gelet op al deze feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat oplegging van de maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht niet noodzakelijk en ook niet passend is. Het hof zal deze maatregel niet opleggen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van in totaal € 5.250,00, bestaande uit:
- materiële schade à € 2.750,00;
- immateriële schade à € 2.500,00.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 750,00, bestaande uit:
- materiële schade à € 250,00 (het afgeperste geldbedrag);
- immateriële schade à € 500,00.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
Het hof stelt voorop dat de hoogte van immateriële schadevergoeding naar billijkheid moet worden vastgesteld, waarbij rekening moet worden gehouden met alle omstandigheden van het geval. Bij de beoordeling van de hoogte van dit bedrag neemt het hof mede in aanmerking de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend. De toe te wijzen immateriële schadevergoeding als billijke vergoeding bepaalt het hof op € 1.000,00.
De materiële schade, zijnde het afgeperste geld, bedraagt naar het oordeel van het hof
€ 1.750,00. Dit is, behoudens het verweer dat verdachte van het onderliggende strafbare feit zou moeten worden vrijgesproken, niet weersproken door de verdediging. Het hof zal de vordering betreffende de materiële schade hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van
€ 1.750,00.
Voor het overige is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
Om te bevorderen dat voormelde schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 63, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover gericht tegen de vrijspraak van het onder 3A tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 primair en 4 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2A en 3B tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2A en 3B bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
20 (twintig) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.750,00 (tweeduizend zevenhonderdvijftig euro) bestaande uit € 1.750,00 (duizend zevenhonderdvijftig euro) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 2.750,00 (tweeduizend zevenhonderdvijftig euro) bestaande uit € 1.750,00 (duizend zevenhonderdvijftig euro) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 37 (zevenendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 1 juni 2016.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. M.C. Fuhler, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. F. van der Maden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis, griffier,
en op 16 mei 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Zie HR 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1016; HR 29 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:123 en HR 11 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:908.