ECLI:NL:GHARL:2022:3563

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
4 mei 2022
Zaaknummer
200.303.344
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek voorlopig getuigenverhoor in civiele procedure tussen AfricInvest en Rabobank

In deze zaak heeft de vennootschap naar het recht van Mauritius, Reef Hout Mauritius Ltd. (verzoekster, hierna: AfricInvest), het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden verzocht om een voorlopig getuigenverhoor te gelasten. Dit verzoek is gedaan in het kader van een hoger beroep tegen de coöperatie Coöperatieve Rabobank U.A. (verweerster, hierna: Rabobank). De procedure is gestart met een verzoekschrift dat op 2 december 2021 bij de griffie van het hof is ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 14 maart 2022, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht.

AfricInvest stelt dat Rabobank onrechtmatig heeft gehandeld door gelden die bedoeld waren voor een investering in een tropisch houtverwerkingsbedrijf in Kameroen, niet aan dat bedrijf te verstrekken, maar te verrekenen met een kredietvordering. AfricInvest heeft een bedrag van € 6.000.000,- beschikbaar gesteld voor deze investering, maar het geld is op een Rabobank-rekening van het Reef-concern gestort, waarna Rabobank het heeft verrekend met haar vordering op Reef Group. AfricInvest heeft in eerste aanleg betaling door Rabobank gevorderd, maar de rechtbank heeft deze vordering afgewezen, waarna AfricInvest in hoger beroep is gegaan.

Het hof heeft geoordeeld dat het verzoek van AfricInvest tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor toewijsbaar is. Het hof overweegt dat het verzoek voldoet aan de wettelijke eisen en dat er voldoende belang is bij het horen van getuigen om de stellingen van AfricInvest in de hoofdzaak te onderbouwen. Rabobank heeft verweer gevoerd, maar het hof heeft geconcludeerd dat de getuigen mogelijk relevante verklaringen kunnen afleggen die van belang zijn voor de uitkomst van de hoofdzaak. Het hof heeft daarom besloten het verzoek van AfricInvest toe te wijzen en een voorlopig getuigenverhoor te gelasten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.303.344
beschikking van 26 april 2022
in de zaak van
de vennootschap naar het recht van Mauritius
Reef Hout Mauritius Ltd.,
gevestigd in Mauritius,
verzoekster,
hierna: AfricInvest,
advocaat: mr. J.W. de Groot,
tegen:
de coöperatie
Coöperatieve Rabobank U.A.,
gevestigd te Utrecht,
verweerster,
hierna: Rabobank,
advocaat: mr. S.M. van Elst.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Bij verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen op 2 december 2021 bij de griffie van het hof, heeft AfricInvest het hof verzocht een voorlopig getuigenverhoor te bevelen.
1.2.
Op 4 maart 2022 is het verweerschrift met bijlagen van Rabobank bij de griffie van het hof binnengekomen.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft op 14 maart 2022 plaatsgevonden. Tijdens de mondelinge behandeling hebben (de advocaten van) partijen hun standpunten nader toegelicht. AfricInvest heeft daarbij spreekaantekeningen in het geding gebracht. Van de mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4.
Vervolgens heeft het hof beschikking bepaald op heden.

2.De motivering van de beslissing

2.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of het verzoek van AfricInvest tot het gelasten van een voorlopig getuigenverhoor moet worden toegewezen. Bij dit hof is de hoofdzaak tussen partijen aanhangig onder zaaknummer 200.268.926. In de hoofdzaak is in geschil of Rabobank onrechtmatig heeft gehandeld jegens AfricInvest dan wel ongerechtvaardigd is verrijkt, door gelden op de rekening van Reef Group B.V. (hierna: Reef Group), afkomstig van AfricInvest, te verrekenen met haar kredietvordering op Reef Hout B.V. (hierna: Reef Hout).
2.2.
AfricInvest heeft bij de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, betaling door Rabobank gevorderd van een bedrag van € 16.889.086,97, te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering afgewezen. AfricInvest is van het vonnis in hoger beroep gekomen.
2.3.
AfricInvest heeft aan haar vordering in eerste aanleg en hoger beroep (samengevat) het volgende ten grondslag gelegd. AfricInvest heeft een bedrag van € 6.00.000,- beschikbaar gesteld voor een investering in Transformation Reef Cameroun (hierna: TRC), een tropisch houtverwerkingsbedrijf in Kameroen. TRC was een plaatselijk filiaal van het in Nederland gevestigde Reef Hout. De investering van AfricInvest mocht uitsluitend worden aangewend voor TRC. AfricInvest heeft dit laatste duidelijk aan het Reef-concern en haar financier Rabobank gecommuniceerd. Rabobank heeft vervolgens schriftelijk bevestigd dat zij bekend was met het doel van de investering. De investering heeft TRC echter nooit bereikt omdat het geld is (door)gestort op een Rabobank-rekening van het Reef-concern, waarna verrekening heeft plaatsgevonden met de kredietvordering van Rabobank op Reef Group. Hierdoor heeft Rabobank onrechtmatig gehandeld tegenover AfricInvest, dan wel is zij ongerechtvaardigd verrijkt.
Het verzoek
2.4.
AfricInvest heeft het hof in deze procedure verzocht een voorlopig getuigenverhoor te gelasten. AfricInvest wenst met het voorlopig getuigenverhoor haar bewijspositie te versterken en bewijs te vergaren om haar stellingen in de hoofdzaak nader te onderbouwen. Het verzoek van AfricInvest ziet op het horen van twee getuigen: [betrokkene1] en [betrokkene2] . Volgens AfricInvest zijn zij nauw betrokken geweest bij de gesprekken in 2009, toen de voorwaarden en de structuur van AfricInvest en TRC zijn besproken met Rabobank. Zij kunnen daarom verklaren over de mondelinge afspraken tussen partijen ten aanzien van de investering van AfricInvest. AfricInvest wenst de getuigen te horen met betrekking tot haar stelling dat Rabobank wist dat AfricInvest alleen in Afrikaanse activiteiten kon investeren. Voorts wenst zij de getuigen te horen met betrekking tot haar stellingen dat het een harde eis van Rabobank was dat de investering in TRC via Nederland zou lopen, omdat Rabobank niet wilde dat AfricInvest rechtstreeks in TRC zou investeren of dat een holdingstructuur buiten Nederland zou worden opgezet. Om aan die bezwaren tegemoet te komen is op verzoek van Rabobank een aparte houdstervennootschap, Reef Group, opgericht met het doel dat deze uitsluitend en rechtstreeks zou investeren in de Afrikaanse activiteiten van Reef Hout. Tot slot wenst AfricInvest de getuigen te horen over haar stelling dat Rabobank bekend en akkoord was met deze structuur, dat dit op 20 april 2009 tussen partijen is besproken en later schriftelijk is vastgelegd in de brief van 29 april 2009.
2.5.
Rabobank heeft verweer gevoerd. Rabobank voert (samengevat) aan dat AfricInvest geen belang heeft bij het voorlopig getuigenverhoor, dat de getuigen geen betrouwbare en/of bruikbare verklaring kunnen afleggen en dat het verzoek van AfricInvest in strijd is met de goede procesorde en misbruik van bevoegdheid oplevert.
2.6.
Het hof overweegt als volgt. Het verzoek van AfricInvest voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt en is toewijsbaar. Het hof zal uitleggen waarom.
belang van AfricInvest
2.7.
Rabobank heeft ten eerste aangevoerd dat AfricInvest geen belang heeft bij haar verzoek omdat een verhoor van getuigen niet kan leiden tot de conclusie die AfricInvest daaraan wenst te verbinden. Volgens Rabobank volgt namelijk al uit de feiten in de hoofdzaak dat AfricInvest wist van de voorwaarden van de Rabobank en daarmee ook heeft ingestemd. De vordering in de hoofdzaak is daarom – ook als de getuigen een verklaring zouden afleggen – niet toewijsbaar. Dit verweer slaagt niet. In de procedure tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor ligt de toewijsbaarheid van de in het verzoekschrift aangeduide vordering niet ter toetsing voor. [1] Het verzoek kan alleen afgewezen worden wanneer evident is dat de gestelde feiten, ook indien zij bewezen zouden worden, niet tot een ander oordeel in de hoofdzaak kunnen leiden. Anders dan Rabobank stelt is dat niet aan de orde. Het is niet op voorhand uitgesloten dat de uitkomst uit het voorlopig getuigenverhoor nog relevant is voor de onderbouwing van de reeds in de hoofdzaak door AfricInvest ingenomen stellingen. AfricInvest heeft daarom voldoende belang bij haar verzoek.
betrouwbaarheid en bruikbaarheid van de verklaringen
2.8.
Rabobank heeft ten tweede aangevoerd dat beide getuigen niet kunnen verklaren over de door AfricInvest gestelde feiten, althans geen betrouwbare verklaring kunnen afleggen. [betrokkene1] was niet aanwezig bij het gesprek tussen AfricInvest en Rabobank en had bovendien geen rol meer binnen Reef Hout. Daar komt bij dat [betrokkene1] een persoonlijk belang heeft bij de kwestie, althans (emotioneel) betrokken is. Daarnaast kan ook een verklaring van [betrokkene2] volgens Rabobank de al bekende feiten niet wegnemen. Dit verweer slaagt niet. AfricInvest heeft voldoende duidelijk gemaakt waarover de getuigen mogelijk verklaren en dat deze verklaringen van belang kunnen zijn voor de vordering in de hoofdzaak. Anders dan Rabobank lijkt te betogen kan het verzoek van AfricInvest daarom niet worden afwezen op basis van de prognose dat de inhoud van de verklaring van de getuigen geen (betrouwbaar) bewijs kan opleveren voor de stellingen in de hoofdzaak.
goede procesorde en misbruik van bevoegdheid
2.9.
Tot slot heeft Rabobank aangevoerd dat het verzoek van AfricInvest in strijd is met de goede procesorde en misbruik van recht oplevert. In de hoofdzaak zijn beide memories al genomen en daarnaast was ook de mondelinge behandeling al bepaald op het moment dat AfricInvest het onderhavige verzoek deed. Het had daarom op de weg van AfricInvest gelegen het verzoek eerder in de procedure te doen. Volgens Rabobank is het nu aan het hof in de hoofdzaak om te beoordelen of aan het leveren van getuigenbewijs wordt toegekomen. Het verzoek van AfricInvest in dit stadium van het geding is in feite een verkapt beroep tegen het nog te wijzen arrest. Ook dit verweer slaagt niet. De geplande mondelinge behandeling heeft niet plaatsgevonden en de hoofdzaak wordt tot 14 juni 2022 aangehouden voor ‘beraad partijen’. Aannemelijk is dat AfricInvest de getuigen voor een mondelinge behandeling of aktewisseling in de hoofdzaak zou kunnen horen en haar reeds ingenomen stellingen nader zou kunnen onderbouwen met de uitkomsten uit het voorlopig getuigenverhoor, als het verhoor tenminste bruikbare informatie zou opleveren. Voorts wenst AfricInvest slechts twee getuigen te horen, waardoor toewijzing van het verzoek niet tot ernstige vertraging van de hoofdzaak leidt. Daar komt bij dat het voor AfricInvest tot nu toe niet mogelijk was om schriftelijke verklaringen te overleggen vanwege het geheimhoudingsbeding tussen [betrokkene1] en Rabobank, waarvan [betrokkene1] op dit moment niet is ontheven. Daarnaast heeft ook [betrokkene2] als werknemer van de Rabobank nog geen verklaring afgelegd die door AfricInvest in het geding had kunnen worden gebracht. Tot slot heeft AfricInvest in eerste aanleg twee keer een bewijsaanbod gedaan die door de rechtbank ongemotiveerd zijn gepasseerd. Gelet op het voorgaande is toewijzing van het verzoek van AfricInvest niet in strijd met de goede procesorde. De stelling dat het verzoek van AfricInvest misbruik van bevoegdheid oplevert is door Rabobank niet nader onderbouwd en zal daarom door het hof worden gepasseerd.

3.De slotsom

Gelet op het voorgaande zal het verzoek van AfricInvest tot het gelasten van een voorlopig getuigenverhoor worden toegewezen.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
wijst het verzoek van AfricInvest tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor toe;
bepaalt dat een voorlopig getuigenverhoor zal worden gehouden van het horen van – in ieder geval – de getuigen zoals genoemd in rov. 2.4.;
bepaalt dat het verhoor van voornoemde getuigen zal geschieden ten overstaan van het tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. J.P.H. van Driel van Wageningen, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem op een nader door deze vast te stellen datum en tijdstip;
bepaalt dat AfricInvest de verhinderdagen van partijen, hun advocaten en van de getuigen in de maanden
juni tot en met november 2022zal opgeven uiterlijk
drie wekenna uitspraak van deze beschikking bij de griffie van het hof, waarna datum en tijdstip van het verhoor door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld en in beginsel geen uitstel in verband met verhinderingen zal worden verleend;
Deze beschikking is gegeven door mrs. D.M.I. de Waele, voorzitter, J.H. Lieber en R. Prakke-Nieuwenhuizen en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 26 april 2022.

Voetnoten

1.HR 22 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3250, rov. 4.2.2.