Uitspraak
bij de rechtbank: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie
Van Marrum,
voor zich in privé en als enig erfgenaam van
[erflater] ,laatstelijk wonende te [woonplaats2] ,
[geïntimeerde],
1.De verdere procedure bij het hof
2.Waar gaat het in deze zaak over
3.De relevante feiten
Komende dinsdag worden de laatste werkzaamheden uitgevoerd. (…) Blijft er helaas nog een punt liggen, om onverklaarbare reden is de af dekker van de loggia boven
dat hier een scheur in de afvoer zat. Lekkage kan dus niet worden toegerekend aan de werkzaamheden aan het dak. Wij zullen de afvoer herstellen, deze door het plafond aanbrengen en aansluiten op de bestaande HWA[hemelwaterafvoer, hof].
Het plafond wordt netjes hersteld.’
Door Van Marrum wordt ten slotte verzocht om een datum voor de eindcontrole.
voor het door het plafond aanbrengen en aansluiten van de verholen afvoer op de bestaande HWA’ en nog terug te zullen komen op de lekkage en de afhandeling daarvan.
Vervolgens schrijft de deskundige welke herstelwerkzaamheden hij nodig acht. Hij concludeert dat destructief onderzoek nodig is voor een correcte begroting van de kosten.
3.11 In een brief van 14 maart 2017 heeft (de toenmalige advocaat van) [geïntimeerde] met een beroep op artikel 6:87 BW aan Van Marrum meegedeeld dat (vervangende) schadevergoeding in plaats van nakoming wordt gevorderd.
"(...) Destructief onderzoek heeft ernstige bouwkundige gebreken aangetoond. Water is inmiddels op verschillende plekken in de constructie getrokken en op diverse plekken is er een sterk risico op inwatering in de constructie. Om te komen tot een deugdelijk resultaat zullen de punten zoals benoemd in hoofdstuk 4 uitgevoerd dienen te worden. De kosten zoals door BCN geraamd komen op € 17.044,73 inclusief btw (bijlage 4). Met het nadrukkelijke advies om met spoed de afvoer van de verholen goten op te lossen. Water kan op dit moment vrij de constructie in lopen met alle gevolgschade van dien."
4.4. Het geschil bij en de beslissing door de rechtbank4.1 [geïntimeerde] heeft een verklaring voor recht gevorderd dat Van Marrum jegens haar toerekenbaar tekortgeschoten is, althans onrechtmatig heeft gehandeld en aansprakelijk is voor alle daaruit voor [geïntimeerde] voortvloeiende schade, nader op te maken bij staat met de wettelijke rente daarover en dat Van Marrum wordt veroordeeld tot betaling van € 17.044,73 inclusief BTW, voor (herstel)schade, met wettelijke rente en tot betaling van € 7.538,- wegens overschrijding van de bouwtijd met wettelijke rente daarover. Van Marrum heeft in reconventie gevorderd dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld tot betaling van haar factuur voor een bedrag van € 15.615,43 met de wettelijke handelsrente.
5.5. De motivering van de beslissing in hoger beroep
heeft incidenteel appel ingesteld onder aanvoering van drie grieven. Ook zij vordert (gedeeltelijke) vernietiging van het bestreden vonnis en opnieuw rechtdoende dit vonnis alsnog uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, de vordering tot betaling van de factuur af te wijzen en veroordeling van Van Marrum in de proceskosten in reconventie.
1. de uitlijning van de dakpannen;
1.1. Uitlijning dakpannen/gezaagde pannen5.6 De deskundige stelt in beide rapporten vast dat de dakpannen opnieuw uitgelijnd moeten worden, waarbij zowel aan het begin als aan het eind geëindigd wordt met een hele pan. De gezaagde pannen, met uitzondering van die rond de dakramen, moeten worden vervangen door een hele pan. De pannen moeten worden verankerd volgens voorschrift Recapan en de nokvorsten moeten vrijgehouden worden van het zinkwerk.Volgens de deskundige hebben de panhaken, waarvoor Van Marrum heeft gekozen, geen invloed op de werkende breedte.
Van Marrum vernomen te hebben dat zij melding heeft gedaan van deze ondeugdelijke situatie. Penta acht het advies van de deskundige om tot een bouwkundige oplossing te komen voorstelbaar.
‘
Geconstateerd dat er bij grote hoeveelheid water in de goot boven de loggia lekkage ontstaat onder bij de goot. Dit zou kunnen betekenen dat de verholen goot onder de pannen niet doorloopt. Dit is wel het geval. Ter plaatse van deze goot zal een gedeelte van de pannen verwijderd worden om te controleren en te constateren hoe deze lekkage ontstaat. Naar aanleiding van deze bevinding wordt dit, indien nodig, hersteld. De binnenzijde van de goot wordt gecontroleerd en waar nodig hersteld.’
Dit plan van aanpak wordt vervolgens bij brief van 18 maart 2016 door AREA08, namens [geïntimeerde] , zonder nadere inhoudelijke motivering, afgekeurd, waarna Van Marrum niet meer tot het werk is toegelaten.
Grief III slaagt in zoverre.
Het hof komt aldus tot het oordeel dat Van Marrum zich niet kan beroepen op artikel
7:760 lid 2 BW en dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst die aan Van Marrum kan worden toegerekend.
De stelling van Van Marrum dat zij hier al herstelwerkzaamheden heeft verricht, kan haar ook niet baten, nu de deskundige tot het oordeel is gekomen dat dit herstel niet voldoende was. Het hof komt ook hier tot het oordeel dat sprake is van een gebrek, althans dat Van Marrum zich niet kan beroepen op artikel 7:760 lid 2 BW en dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst die aan Van Marrum kan worden toegerekend.
Onder verwijzing naar rov 5.17 oordeelt het hof dat,indien en voor zover als gevolg van het zinkwerk van de goot aan de voorzijde gevolgschade mocht zijn ontstaan die toegerekend kan worden aan de periode vóór 18 maart 2016, Van Marrum daarvoor wel aansprakelijk is; in dat geval is schade ontstaan door een toerekenbare tekortkoming van Van Marrum, welke schade niet meer ongedaan kon worden gemaakt door het herstel van de tekortkoming. Ter voorkoming van die schade was herstel op 18 maart 2016 al blijvend onmogelijk (art. 6:74 BW) en speelt verzuim geen rol.
Daarmee dient Van Marrum aan [geïntimeerde] een bedrag van € 8.141,93 inclusief BTW [3] aan (vervangende) schadevergoeding te voldoen. In zoverre slaagt grief XI.
Contractuele boete overschrijding bouwtermijn
5.33 [geïntimeerde] stelt dat vaststaat dat zij gevolgschade heeft geleden, waaronder begrepen, maar niet beperkt tot vocht-/lekkageschade. Zij verwijst naar het door haar als productie 1 bij memorie van antwoord overgelegde rapport van Top Expertise van
7 april 2020. De totaal begrote gevolgschade bedraagt volgens Top Expertise € 83.094,70 inclusief BTW, waarbij de volgende posten zijn benoemd:
A) Herstel bouwkundige gevolgschade € 20.849,02 (welke post ziet op de door de deskundige BCN reeds vastgestelde schade)
B) Indirecte gevolgschade € 62.245.68.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep werd het hof duidelijk dat [geïntimeerde] de schadestaatprocedure inmiddels aanhangig heeft gemaakt, waarbij zij een bedrag van ruim € 300.000,- aan gevolgschade heeft gevorderd.
Ten slotte geldt dat partijen een vaste aanneemsom hebben afgesproken, wat betekent dat minderwerk niet (per definitie) leidt tot korting op de aanneemsom, als dat niet is overeengekomen. De conclusie van het hof is dat de grief faalt, waarbij ook de proceskostenveroordeling in reconventie van de rechtbank in stand dient te blijven.
6.De beslissing
In principaal appel:
- de zaak weer op de rol zal komen van 15 februari 2022 voor uitlating door [geïntimeerde] of, en zo ja op welke wijze, zij voornoemd bewijs wil leveren;
- [geïntimeerde] , indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen;
- indien [geïntimeerde] bewijs door middel van getuigen wil leveren, het verhoor van deze getuigen zal geschieden ten overstaan van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. M.M. Lorist, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan het Wilhelminaplein 1 te (8911 BS) Leeuwarden en wel op een nader door deze vast te stellen dag en tijdstip;
- [geïntimeerde] in persoon en Van Marrum vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte en tot het beantwoorden van vragen in staat is bij het getuigenverhoor aanwezig zullen zijn om hen naar aanleiding van de getuigenverklaringen vragen te kunnen stellen;
- [geïntimeerde] op de roldatum van 15 februari 2022 zowel het aantal voor te brengen getuigen als de verhinderdagen voor de maanden maart 2022 tot en met augustus 2022 kan opgeven, dit van
- [geïntimeerde] de namen en woonplaatsen van de getuigen tenminste een week voor het verhoor moet opgeven aan de wederpartij en aan de griffier van het hof (zie artikel 170 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering);
- een partij die bij gelegenheid van het getuigenverhoor nog een proceshandeling wil verrichten of producties in het geding wil brengen ervoor moet zorgen dat het hof en de wederpartij uiterlijk twee weken voor de dag van de zitting een afschrift van de te verrichten proceshandeling of de in het geding te brengen producties hebben ontvangen