2.1Ter comparitie bij dit hof d.d. 9 juli 2021 zijn partijen het navolgende overeengekomen:
“Partijen spreken met het doel om tot beëindiging van hun geschillen zowel in Nederland als in Iran te komen, bij dit hof aanhangig onder zaaknummer 200.292.915, het volgende af:
1. De vrouw neemt de woning aan de [adres] te [woonplaats1] over onder het voorbehoud dat zij deze kan financieren. Indien het de vrouw niet lukt de woning te financieren vervalt deze overeenkomst inclusief de hierna onder 5. genoemde voorwaarde. Indien het de vrouw lukt de woning over te nemen zullen partijen nadere vaststellingsovereenkomst sluiten waarbij ook alle andere procedures die tussen hen nog lopen zullen worden beëindigd.
2. De vrouw gaat kijken of zij het huis kan overnemen. Partijen gaan daarbij vooralsnog uit van een waarde van de woning van € 425.000,- en een hypotheek van € 180.000,-. In het geval van die waarde wordt uitgegaan dient de vrouw ter overname aan de man een bedrag van € 122.500,- te betalen, maar partijen spreken af dat zij in dat geval slechts € 110.000,- aan de man verschuldigd is.
3. Partijen zullen de woning laten taxeren. De man zal hiertoe heden drie NVM-makelaars voorstellen, waaruit de vrouw er per omgaande een zal kiezen. Ieder van partijen zal de helft van de kosten van de makelaar/taxateur betalen. Indien een van partijen het niet eens is met het taxatierapport dient deze binnen tien dagen na uitbrengen van het rapport bezwaar te maken. Deze partij kan dan een nieuwe taxatie laten uitbrengen door een andere makelaar op eigen kosten. Partijen zullen dan in overleg treden.
4. Indien na taxatie van de woning mocht blijken dat de waarde van de woning hoger is of dat de stand van de hypotheek inmiddels een ander bedrag beloopt, zal op het bij 2. genoemde bedrag een correctie plaatsvinden ten aanzien van 50% van het verschil tussen de thans geschatte taxatiewaarde (€ 425.000,-) en de uiteindelijke taxatiewaarde. Dit geldt ook voor de hypotheek.
5. Het voorgaande geldt onder de opschortende voorwaarde dat de ontbinding van het Iraanse huwelijk ook in Iran wordt afgewikkeld en de vrouw afziet van de bruidsgave die bij dat huwelijk is bedongen, en ook de man zijn medewerking daartoe verleent.
6. Partijen zullen het hof uiterlijk op 30 juli 2021 op de hoogte stellen van de stand van zaken en of zij voortzetting van de procedure wensen. Tot die tijd zullen partijen geen rechtsmaatregelen tegen elkaar ondernemen of de reeds lopende rechtsmaatregelen tegen elkaar voortzetten. De vrouw zal zich daartoe ook inspannen voor wat betreft eventuele kwesties in Iran namens haar dan wel haar familie jegens de man.”