ECLI:NL:GHARL:2022:2817

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 april 2022
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
200.285.968/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afrekening aanneming tussen Aannemersbedrijf Bout en Zonen B.V. en Grotenhuis Installatie Buro B.V.

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, gaat het om een geschil tussen Aannemersbedrijf Bout en Zonen B.V. en Grotenhuis Installatie Buro B.V. over de afrekening van werkzaamheden die zijn uitgevoerd op basis van een offerte van 4 juni 2018. Het hof heeft op 12 april 2022 arrest gewezen na een tussenarrest van 7 december 2021, waarin beide partijen een akte hebben genomen. De kern van het geschil betreft de vraag of Bout een redelijke prijs verschuldigd is voor de uitgevoerde werkzaamheden en of Grotenhuis Installatie Buro B.V. in zijn factuur van 26 september 2018 arbeidsloon dubbel heeft gefactureerd.

Het hof heeft vastgesteld dat Bout inderdaad een redelijke prijs verschuldigd is voor de werkzaamheden, maar heeft ook geoordeeld dat bepaalde kosten ten onrechte aan Bout zijn doorbelast. Het hof heeft de vordering van Grotenhuis tot betaling van een bedrag van € 8.299,42 toegewezen, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast heeft het hof bepaald dat partijen ieder hun eigen proceskosten moeten dragen, met uitzondering van de kosten die in de oorspronkelijke reconventie zijn toegewezen.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke specificaties in facturen en de noodzaak voor aannemers om transparant te zijn over de kosten die aan hun klanten in rekening worden gebracht. Het hof heeft de eerdere beslissing van de kantonrechter gedeeltelijk vernietigd en een nieuwe beslissing genomen, waarbij het hof de vordering van Grotenhuis voor een deel heeft toegewezen en voor een deel heeft afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.285.968/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 7854107)
arrest van 12 april 2022
in de zaak van
Aannemersbedrijf Bout en Zonen B.V.,
gevestigd te Huizen,
appellante in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
bij de rechtbank: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
hierna:
Bout,
advocaat: mr. E.J.H. van Lith, die kantoor houdt te Almere,
tegen
Grotenhuis Installatie Buro B.V.,
gevestigd te Bussum,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
bij de rechtbank: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna:
Grotenhuis,
advocaat: mr. J.D. Scheer, die kantoor houdt te Amsterdam.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Naar aanleiding van het tussenarrest van 7 december 20221 hebben beide partijen een akte genomen. Daarna is opnieuw arrest gevraagd.

2.De verdere beoordeling van het hof

Inleiding
2.1
Het hof herhaalt voor alle duidelijkheid het volgende.
  • Bout is een redelijke prijs verschuldigd voor het op grond van de offerte van 4 juni 2018 in haar opdracht uitgevoerde werk en voor werk aan de keuken, waaronder ‘gasleiding aangelegd en afgeperst’, de hemelwaterafvoer van de uitbouw en de vloerverwarming.
  • Het hof neemt niet aan dat Grotenhuis in de daarvoor verzonden factuur van 26 september 2018 arbeidsloon dubbel heeft gefactureerd: onvoldoende is bestreden dat Grotenhuis in die factuur uren in rekening heeft gebracht die betrekking hadden op de badkamerwerkzaamheden.
  • Voor het werk aan de
  • De kosten voor arbeid en materiaal die verband houden met de werkzaamheden
  • De door zowel Bout als Grotenhuis gevorderde
De in mindering te brengen kosten voor arbeid en materiaal
2.2
Grotenhuis heeft een nadere specificatie gegeven van de factuur van 26 september 2018. Op die twee stukken is de onderbouwing gebaseerd van de hierna te bespreken, voor haar niet declarabele posten.
Standleiding omgezet
2.3
De materiaalkosten belopen volgens de specificatie € 59,90, de arbeidskosten € 301,38.
2.4
Deze opgave wordt gemotiveerd door Bout bestreden: de kosten aan arbeid en materiaal ten aanzien van de relevante post op de specificatie behoren tot de kosten die niet aan Bout hadden mogen worden doorbelast. Op deze kosten gaat Grotenhuis echter niet in. Hij heeft slechts enkele kleine posten uit de factuur overgenomen, maar er zijn meer materialen doorbelast die betrekking hebben op het omzetten van de standleiding. In de specificatie is bijvoorbeeld alleen 1 inzetstuk en 3 keer een bocht opgenomen. Logischerwijs zal ook een rioolbuis aangelegd moeten worden en zullen daarnaast allerlei bochten en aansluitstukken op bestaand riool moeten worden aangesloten. De rioolstandleiding is een 110 mm PVC buis die in de keuken is verplaatst. Die kwam uit de betonnen badkamervloer via de bestaande meterkast naar beneden tot in de kruipruimte. Deze ruimte is betrokken bij de keuken. Daarbij zijn de meterkast en de standleiding verplaatst. Het gaat om de volgende werkzaamheden:
1) Bestaande buis inzagen, loskoppelen en wegslopen;
2) Op het deel wat uit de betonnen vloer komt een nieuwe bocht maken;
3) Onder de vloer de gehele aansluiting op het hoofdriool weghalen;
4) Het hoofdriool aanpassen ten behoeve van de nieuwe aansluiting standleiding;
5) Bochten en toebehoren aanbrengen voor het plaatsen van standleiding;
6) Aanbrengen standleiding PVC 100nm;
7) Beugelen van standleiding.
2.5
Grotenhuis omschrijft een overgangsmof en 3 bochten. Daarmee is de specificatie echter niet compleet. Al het PVC 110, 75 en 125mm heeft betrekking op de werkzaamheden van de standleiding. PVC van formaat 50mm heeft betrekking op het riool voor de gootsteen. Hiervoor is door Grotenhuis een kleine aanpassing gedaan. De gootsteen van de keuken is namelijk minimaal verplaatst. Dat is terug te zien in de factuur. Er zijn immers 3 moffen en 1 buis gebruikt voor deze werkzaamheden. Gezien het formaat van de afvoeren stelt Bout dat de regel `slijtage voor boren met diameter 110 t/m 150mm' behoort tot de werkzaamheden aan de standleiding. Gezien de omvang van de werkzaamheden heeft dit meer tijd in beslag genomen dan Grotenhuis stelt (zie hierna).
2.6
De materialen en kosten die met betrekking tot de standleiding ten onrechte zijn doorbelast, zijn door Bout in een nadere productie blauw gearceerd. Het gaat dan om een totaal van € 157,71.
Warmwaterleiding vanaf cv ketel aangepast
Extra warmwaterleiding t.b.v. badkamer vanaf cv
2.7
De materiaalkosten voor de aanpassing belopen volgens de specificatie € 26,23 en de arbeidskosten € 454,75. Voor het overige is volgens Grotenhuis geen materiaal gebruikt. Deze werkzaamheden zegt zij niet in rekening te hebben gebracht.
2.8
Bout heeft ook deze opgave bestreden: door Grotenhuis is voor dit onderdeel aan materialen alleen 4 meter lengte CLIMAFL standaard opgenomen (buisisolatie) en een doosje schroeven. Dat is niet correct: op de factuur is het maken van waterleidingen te onderscheiden. TC ALUPEXBUIS 25mm heeft daarop betrekking, inclusief de bijbehorende drukhulzen, verlopen, T-stukken en dergelijke. Uit de factuur blijkt dat ook ALUPEX 16mm is gebruikt voor de aanpassingen van de keuken. Ook die vallen onder de ten onrechte doorbelaste materialen. Gezien het aantal meters 25mm leiding (14+24 meter) gaat het hier om leidingwerk vanaf de CV tot de badkamer en een extra waterleiding. De door Bout in de specificatie roze gearceerde onderdelen van in totaal € 653,80 dienen in mindering te worden gebracht, aldus Bout.
2.9
Op het arbeidsloon gaat het hof nog afzonderlijk in.
Fontein toilet aangepast
Leidingwerk omgelegd
2.1
Hiervoor is volgens Grotenhuis geen materiaal gebruikt. Deze werkzaamheden zegt zij niet in rekening te hebben gebracht. Dat laatste wordt bestreden (zie hierna).
Arbeidsloon
2.11
Uit de door Bout op de producties van Grotenhuis gearceerde hoeveelheid materialen en de omvang van de werkzaamheden voor wat betreft de standleiding kan volgens Bout worden geconcludeerd dat de door Grotenhuis gespecificeerde uren niet correct zijn. De hoeveelheid gebruikte materialen met betrekking tot de keuken, zowel voor het water als de afvoer, zijn minimaal en in lijn met de wijziging ten aanzien van de oude keuken in de woning; het water en de afvoer zaten op vrijwel dezelfde plek. Op grond van de verklaring van Grotenhuis dat op 3 juli 2018 de laatste dingen voor de keuken zijn uitgevoerd, het feit dat de dagen daarvoor voor deze laatste zaken aan de keuken voorbereidingen zijn getroffen en de materialen die bij deze werkzaamheden horen minimaal zijn, wordt door Bout geconstateerd dat door Grotenhuis alleen op 22 juni 2018 is gewerkt aan de voorbereiding en wijziging van de keuken.
2.12
Bout stelt dat de uren in de periode 13 juni t/m 18 juni en 21 juni 2018 behoren bij werkzaamheden aan de waterleiding van de badkamer, nu dit aansluit aan de werkzaamheden van de badkamers. Dit geldt ook voor het toilet. De werkzaamheden van zowel de badkamers als het toilet zijn gelijktijdig uitgevoerd en horen bij Okma. Het totaal van de in die periode verrichte arbeid is volgens Bout 45 uur en 31 minuten.
Totalen
2.13
Het totaal van de gemarkeerde
materialenbedraagt volgens Bout € 811,51 (btw verlegd). Daarnaast zal er een aantal keer
reiskostengerekend worden voor deze werkzaamheden (€ 30). Het
arbeidsloondat aan de periode 13 juni tot en met 18 juni 2018 en de datum 21 juni 2018 gekoppeld kan worden, berekent Bout op € 2.435,14 (45 uur en 31 minuten maal € 53,50).
De conclusie van het hof
2.14
Het gedetailleerde verweer van Bout overtuigt het hof. Dat betekent dat de vordering tot het door Bout berekende totaal gemotiveerd bestreden is en blijft. In mindering op de vordering van Groothuis moet daarom worden gebracht in totaal € 3.276,65 (811,51 + 30 + 2.425,14). Toewijsbaar is daarmee een hoofdsom van € 8.299,42 (11.576,07 – 3.276,65). Voor het overige treft het hoger beroep geen doel.
2.15
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd. Het hof zal op grond van het voorgaande een nieuwe beslissing geven. Gelet op het feit dat partijen in hoger beroep over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld, zal het hof bepalen dat zij in deze procedure ieder hun eigen kosten moeten dragen (zogenaamde compensatie van proceskosten). Dat geldt niet voor de door de kantonrechter beoordeelde vorderingen. De beslissing over de proceskosten ter zake van de vordering van Grotenhuis blijft in stand, omdat die vordering voor een belangrijk deel terecht is toegewezen (de conventie). In de oorspronkelijke reconventie zal het hof alsnog Bout in de kosten van de eerste aanleg veroordelen.

3.De beslissing

Het hof:
1. vernietigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 22 juli 2020 voor zover dat in conventie en reconventie is gewezen, behoudens voor zover het hierna wordt bekrachtigd, en neemt de volgende beslissing:
2. bekrachtigt het genoemde vonnis voor zover dat onder 3.3 is gewezen;
3. veroordeelt Bout tot betaling aan Grotenhuis van € 8.299,42, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover vanaf 10 oktober 2018 tot de dag van algehele voldoening;
4. veroordeelt Bout tot betaling aan Grotenhuis van € 890,76 aan buitengerechtelijke incassokosten;
5. veroordeelt Bout in de kosten van het geding in eerste aanleg in de reconventie, tot op heden aan de zijde van Grotenhuis vastgesteld op € 540 (3 punten, € 180 per punt) aan salaris van de gemachtigde;
6. verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
7. bepaalt dat partijen de proceskosten van de procedure in dit hoger beroep zelf moeten betalen;
5. wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mr. R.E. Weening, mr. M.W. Zandbergen en mr. J. Smit en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 12 april 2022.