ECLI:NL:GHARL:2022:264

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 januari 2022
Publicatiedatum
17 januari 2022
Zaaknummer
200.288.877/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een bijzondere curator voor minderjarige kinderen in een omgangszaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 januari 2022 een tussenbeschikking gegeven in een hoger beroep inzake de omgangsregeling tussen een vader en zijn drie minderjarige kinderen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.X.C. Peters, heeft in hoger beroep beroep gedaan op de mogelijkheid om een omgangsregeling te treffen, terwijl de moeder, vertegenwoordigd door mr. M.A. de Boer, zich verzet tegen deze verzoeken. De kinderen, geboren in 2005, 2010 en 2011, wonen bij de moeder en hebben in het verleden te maken gehad met ondertoezichtstelling. Het hof heeft de wens van de kinderen om contact met hun vader te hebben, gehoord en erkend, maar ook de noodzaak om hun belangen te beschermen. Het hof heeft besloten om een bijzondere curator te benoemen die de belangen van de kinderen zal behartigen en hen kan ontlasten van de verantwoordelijkheden die zij voelen door de rechtszaken. De bijzondere curator, drs. [de psycholoog], zal de kinderen begeleiden en adviseren over de omgangsregeling. Het hof heeft de beslissing over de omgangsregeling voor drie maanden aangehouden, in afwachting van het rapport van de bijzondere curator, dat uiterlijk op 13 april 2022 moet worden ingediend. De ouders zijn verplicht om de instructies van de bijzondere curator op te volgen en de griffier zal de processtukken aan de bijzondere curator ter beschikking stellen. De kosten van de bijzondere curator worden deels door de staat vergoed, tot een maximum van € 2.500,-.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.288.877/01
(zaaknummers rechtbank Noord-Nederland 173687 en 171814)
beschikking van 13 januari 2022
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.X.C. Peters te Woudenberg,
en
[verweerster],
wonende op een geheim te houden adres,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. M.A. de Boer te Zeist.
In zijn toetsende en/of adviserende rol is gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
locatie Leeuwarden,
verder te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 14 oktober 2020, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 13 januari 2021;
- een brief van de raad van 1 februari 2021;
- een journaalbericht namens de vader van 8 februari 2021 met bijlage(n);
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep namens de moeder met bijlage(n);
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep namens de vader met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de moeder van 18 november 2021 met bijlage(n).
2.2
Op 23 november 2021 is de hierna te noemen [de minderjarige1] verschenen, die door raadsheer Idsardi in het bijzijn van de griffier is gehoord.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 2 december 2021 plaatsgevonden. Daarbij zijn de vader en de moeder verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De advocaat van de vader heeft daarbij het woord gevoerd aan de hand van pleitnotities. Namens de raad voor de kinderbescherming is [naam1] verschenen.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2005;
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2010 en
- [de minderjarige3] , geboren [in] 2011.
De moeder oefent van rechtswege alleen het gezag uit over [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] . De kinderen wonen bij de moeder.
3.2
Bij beschikking van 6 maart 2014 zijn de kinderen onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is daarna verlengd, voor het laatst tot 6 september 2020.
3.3
Bij eindbeschikking van 17 april 2019 heeft de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, voor zover hier van belang de vader het recht op omgang met de kinderen voor onbepaalde tijd ontzegd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is in geschil (de invulling van) het recht op omgang van de vader met de kinderen. Bij de bestreden beschikking van 14 oktober 2020 heeft de rechtbank voor zover hier van belang, uitvoerbaar bij voorraad, een contactregeling tussen de vader en [de minderjarige1] bepaald, inhoudende dat hij en [de minderjarige1] eenmaal per twee weken contact met elkaar mogen hebben door middel van (beeld)bellen, maar alleen op verzoek van [de minderjarige1] en in het bijzijn van de moeder en het meer of anders verzochte afgewezen.
4.2
De vader is met vijf grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van 14 oktober 2020. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan het hof voor te leggen. De vader verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende,
A. een bijzonder curator te benoemen, die de belangen van de minderjarige kinderen zal behartigen ten aanzien van de ingestelde verzoeken;
B. een omgangsregeling vast te stellen tussen de vader en de kinderen, waarbij moeder de kinderen eenmaal per veertien dagen op vrijdag uit school naar vader brengt en vader de kinderen op zondag om 18.00 uur terugbrengt naar moeder, alsmede te bepalen dat de kinderen gedurende de helft van de schoolvakanties bij vader verblijven, te weten drie weken in de zomervakantie, één week in de herfstvakantie, één week in de kerstvakantie en één week in de meivakantie, althans een omgangsregeling die het hof juist acht, waarbij de omgang wordt opgebouwd, eerst driemaal een zaterdag in de veertien dagen en vervolgens driemaal met een overnachting van zaterdag 10 uur tot zondag 18.00 uur.
4.3
De moeder voert verweer en is op haar beurt met één grief in incidenteel hoger beroep gekomen. De grief ziet op de omgang tussen de vader en [de minderjarige1] . De moeder verzoekt het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad
in principaal hoger beroep:
I. de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken, dan wel zijn verzoeken af te wijzen;
in incidenteel hoger beroep:
II. te bepalen dat de vader het recht tot omgang met de kinderen wordt ontzegd;
zowel in principaal als in incidenteel hoger beroep
III. de vader te veroordelen in de proceskosten.
4.4
De vader voert verweer in het incidenteel hoger beroep en hij verzoekt het hof voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het verzoek van de moeder in incidenteel hoger beroep af te wijzen, evenals het verzoek van de moeder tot proceskostenveroordeling.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Volgens de eerste twee leden van artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank
1. op verzoek van de ouders of van een van hen of van degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
2. op verzoek van een ouder, of van een biologische ouder die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind, een beslissing waarbij de omgang is ontzegd tevens wijzigen na verloop van een periode van een jaar nadat de eerdere beschikking in kracht van gewijsde is gegaan.
5.2
Een kind heeft recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. Dit recht wordt, wat betreft de niet met het gezag belaste ouder en degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat, gewaarborgd door artikel 8 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna:EVRM ) en artikel 1:377a lid 1 BW en, wat het kind aangaat, niet alleen door die laatstgenoemde bepaling, maar ook door artikel 9 lid 3 Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) en artikel 24 lid 3 Handvest van de grondrechten van de EU. De rechter kan de niet met het gezag belaste ouder het recht op omgang met het kind uitsluitend ontzeggen op de in artikel 1:377a lid 3 BW limitatief opgesomde gronden. Op de ouder die met het gezag is belast, rust ingevolge artikel 1:247 lid 3 BW de verplichting om de ontwikkeling van de banden van zijn kind met de andere ouder te bevorderen (HR 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:748).
5.3
Indien de rechter de gronden die de met het gezag belaste ouder aanvoert om geen medewerking te verlenen aan de totstandkoming of de uitvoering van een omgangsregeling ongenoegzaam acht, dient hij op korte termijn alle in het gegeven geval gepaste maatregelen te nemen om de met het gezag belaste ouder ertoe te bewegen daaraan alsnog medewerking te verlenen. Deze gehoudenheid berust op de uit artikel 8 EVRM voortvloeiende verplichting van de nationale autoriteiten, onder wie de rechter, zich zoveel mogelijk in te spannen om het recht op ‘family life’ tussen ouders en hun kinderen mogelijk te maken (vgl. EHRM 17 april 2012, zaak 805/09). Van de rechter kan temeer een actieve opstelling worden verlangd naarmate voor de weigering van de met het gezag belaste ouder minder – of zelfs geen – goede en voldoende aannemelijk gemaakte gronden worden aangevoerd (HR 17 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:91).
5.4
De vader voert aan dat de GI niet met hem in gesprek wilde gaan toen er nog sprake was van een ondertoezichtstelling. Hij betwist dat er van zijn kant sprake was van agressief gedrag of agressie-regulatieproblematiek. Eind 2017 is er een nieuwe gezinsvoogd gekomen, waarbij dingen uit het dossier een eigen leven zijn gaan leiden. De vader betwist dat [de minderjarige1] (en de andere kinderen) last hebben van de contacten met de vader. De kinderen (en met name [de minderjarige1] ) willen hem zien. De vader wil dat de kinderen hierover worden gehoord. Hij vindt dat de omgang met de kinderen onder begeleiding van [naam2] kan worden opgebouwd, zodat het verloop van de omgang kan worden geobserveerd in combinatie met de benoeming van een bijzondere curator, die expliciet de stem van het kind kan laten horen en in staat is de belangen van de kinderen te behartigen, daartoe voorstellen kan doen en mogelijk de ouders kan helpen in het contact met de kinderen. De vader vindt de aanstelling van een kindbehartiger een andere mogelijkheid om de kinderen een luisterend oor te bieden en te helpen om de behoefte van de kinderen in kaart te brengen. De kindbehartiger kan een vertaalslag maken naar de ouders over wat dekinderen nodig hebben en adviseren over de ontwikkeling van de kinderen en hun belangen. De vader vindt verder niet dat zijn whatsapp contacten met [de minderjarige1] voor haar schadelijk zijn. Er is bij [de minderjarige1] een sterke behoefte aan contact met de vader en zij heeft zelf contact met hem gezocht. In 2018 is ze begonnen te vragen hoe ze uit deze situatie kunnen komen. De kinderen voelen zich niet gehoord en dat maakt hen en de vader wanhopig.
5.5
De moeder stelt dat van meet af aan het uitgangspunt is geweest dat er omgang moet zijn tussen de vader en de kinderen, maar dat die omgang voor de kinderen wel veilig moet zijn. Er moest psychologisch onderzoek plaatsvinden bij vader. Dat is niet gebeurd. De vader heeft niet willen meewerken aan onderzoeken die zijn opgelegd door Jeugdzorg of de raad of zijn geadviseerd door [naam3] . Omdat de vader niet wilde voldoen aan de voorwaarden voor omgang, was omgang volgens de moeder niet mogelijk. Dat was ook de reden voor de (inmiddels beëindigde) ondertoezichtstelling. Moeder betwist dat moeder de vader heeft dwarsgezeten ten aanzien van de omgang. Zij heeft overal aan meegewerkt en inzicht gegeven in haar situatie. De vader houdt zich aan geen enkele afspraak, ook niet als de GI ertussen zit. De GI heeft strenge voorwaarden gesteld ten aanzien van de omgang, waaraan de vader niet wilde voldoen. Er is contact geweest tussen vader en de kinderen tijdens de ondertoezichtstelling, maar ook toen hield de vader zich niet aan de afspraken. De GI heeft ingegrepen in een voor [de minderjarige1] belastende situatie. [de minderjarige1] heeft er altijd voor gezorgd dat zij contact heeft met haar vader. Zij voelt zich verantwoordelijk voor haar zusjes, en werpt zich in het gezinssysteem op als degene die ervoor zorgt dat het contact tussen de vader met de zusjes blijft. Dit heeft haar behoorlijk belast en tijdens een ziekenhuisopname van [de minderjarige1] bleek onder welke druk ze stond. [de minderjarige1] betrekt bij het beeldbellen op verzoek van de vader [de minderjarige2] en [de minderjarige3] in het contact. De contacten gaan over de rechtszaak. De kinderen zouden rust moeten krijgen en dat hebben ze niet gehad. Ze zijn kwetsbaar, [de minderjarige1] is bezig met haar identiteit. De moeder vraagt zich af hoe ervoor gezorgd kan worden dat [de minderjarige1] op haar eigen manier contact kan hebben met de vader, zonder dat er schade is voor de kinderen en er onrust is binnen het gezin.
5.6
De raad heeft begeleiding van het contact met de vader door een professional (iemand met kennis van pedagogiek en van systemen) geadviseerd. De manier waarop het contact van de vader met [de minderjarige1] nu verloopt, brengt [de minderjarige1] schade toe. De raad adviseert het contact tussen de vader en [de minderjarige1] mogelijk te maken met de inzet van een systeemtherapeut. Het beeldbellen zoals opgelegd door de rechtbank moet worden losgelaten. Als de invulling van het contact tussen [de minderjarige1] en de vader goed verloopt, zouden de andere kinderen daar op den duur in kunnen worden meegenomen.
5.7
Het hof heeft met [de minderjarige1] gesproken en naar haar geluisterd. [de minderjarige1] heeft verteld dat zij graag contact wil met haar vader en dat zij vindt dat haar zusjes ook contact moeten hebben met hun vader. [de minderjarige1] wil graag tweewekelijks contact met de vader maar alleen samen met haar zusjes, niet alleen. [de minderjarige1] vindt verder dat de door de rechtbank opgelegde contactregeling door middel van beeldbellen in het bijzijn van de moeder niet werkt, omdat het ruzie tussen de ouders in de hand werkt.
5.8
Het hof vindt het belangrijk dat gewaarborgd wordt dat het contact tussen [de minderjarige1] en de vader kan uitgroeien tot een voor [de minderjarige1] fijn contact. Dat betekent dat het contact tussen de vader en [de minderjarige1] vooralsnog alléén op verzoek van [de minderjarige1] zou moeten plaatsvinden via de telefoon en/of whatsapp en niet op verzoek van de vader en ook niet via beeldbellen in het bijzijn van de moeder.
5.9
Omdat het advies van de raad tegengesteld is aan de wens van [de minderjarige1] , die graag samen met haar zusjes omgang met haar vader wil, kan het hof op dit moment de vraag of een omgangsregeling moet worden vastgesteld en zo ja, welke, niet zonder meer beantwoorden.
Zoals hiervoor al overwogen, rust op rechters de taak om zich zoveel mogelijk in te spannen om het recht op ‘family life’ tussen ouders en hun kinderen mogelijk te maken en te bevorderen dat er een omgangsregeling tot stand komt. [de minderjarige1] heeft momenteel via whatsapp en beeldbellen contact met de vader en [de minderjarige2] en [de minderjarige3] hebben incidenteel (stiekem) via [de minderjarige1] contact met hem. Daarom acht het hof het in het belang van de kinderen noodzakelijk dat er een neutraal en ter zake deskundig persoon tot bijzondere curator over de kinderen wordt benoemd.
5.1
Tussen de ouders zijn al vele rechtszaken gevoerd waarbij [de minderjarige1] ook vele malen haar mening heeft kunnen geven. [de minderjarige2] en [de minderjarige3] zijn in het kader van de omgang nog niet door de rechter gehoord. Het hof acht het van belang dat de bijzondere curator als neutraal persoon naast de kinderen kan staan en hen daarmee kan ontlasten in de verantwoordelijkheid die zij mogelijk voelen door in zoveel rechtszaken betrokken te worden. Deze bijzondere curator is er alleen voor de kinderen en zal enkel hun belangen behartigen. Het hof verzoekt de bijzondere curator in dit verband om met de kinderen (zonder dat de ouders hierbij betrokken worden) in gesprek te gaan en in kaart te brengen wat hun eigen, intrinsieke wensen zijn met betrekking tot de vraag of een omgangsregeling met de vader mogelijk is en zo ja op welke manier deze regeling kan worden vormgegeven, dan wel of en zo ja op welke manier de vader anderszins een rol in het leven van de kinderen kan krijgen, zodanig dat sprake is van veilig en onbelast contact. Het hof verzoekt de bijzondere curator daarin mee te nemen in hoeverre het in het belang is van [de minderjarige1] dat zij advies en hulp krijgt bij de omgang c.q. de invulling daarvan. In dat kader dringt het hof er bij de vader op aan om het contact tussen hem en [de minderjarige1] vanuit [de minderjarige1] te laten gebeuren en zelf geen contact met [de minderjarige1] te zoeken. Hierdoor wordt er geen druk op [de minderjarige1] gelegd en kan in alle rust bekeken worden hoe een verder contact met de vader kan worden ingevuld.
5.11
Het hof zal de heer drs. [de psycholoog] , psycholoog , kantoorhoudende te [plaats] , tot bijzondere curator benoemen. De heer [de psycholoog] heeft zich bereid verklaard deze opdracht op zich te nemen.
5.12
Het hof verzoekt de bijzondere curator bij zijn werkzaamheden de Leidraad werkwijze en verslag bijzondere curator ex artikel 1:250 BW in acht te nemen, te raadplegen via www.rechtspraak.nl, met dien verstande dat het hof de bijzondere curator een ruimere termijn zal verlenen voor het indienen van het verslag dan opgenomen in de Leidraad. Het hof merkt hierbij op dat in dit geval - gelet op alle hulpverlening die al voor de ouders is ingezet - de bijzondere curator
nietde bemiddelende rol op zich hoeft te nemen (waarbij door middel van gesprekken met de ouders zou worden getracht het conflict in der minne op te lossen).
5.13
Het hof verzoekt de bijzondere curator om een verslag van zijn bevindingen op te stellen en vanuit het belang van de kinderen aan het hof te adviseren welke beslissing het hof dient te nemen over de omgangsregeling met de vader.
5.14
Het hof zal de beslissing over de omgangsregeling voor drie maanden aanhouden en de bijzondere curator verzoeken om zijn rapport uiterlijk 13 april 2022 aan het hof te doen toekomen. De ouders en de raad zullen vervolgens in de gelegenheid worden gesteld om binnen twee weken na toezending van dit rapport door de griffier schriftelijk hun reactie op het rapport te geven. Het hof zal daarna de zaak in beginsel op de stukken afdoen, tenzij het hof, al dan niet op gemotiveerd verzoek van één van de partijen, aanleiding ziet om de zaak opnieuw op zitting te plannen.
5.15
Het hof wijst de ouders er op dat zij de verplichting hebben aan de door de bijzondere curator te geven instructies om zijn taak als bijzondere curator naar behoren te kunnen uitvoeren, gevolg te geven.
5.16
Het hof zal bepalen dat de griffier de processtukken aan de bijzondere curator doet toekomen. De moeder dient verder zo spoedig mogelijk de contactgegevens van de kinderen aan de bijzondere curator te doen toekomen voor het maken van een afspraak (met de kinderen).
5.17
Gelet op de complexiteit van de onderhavige zaak, de omvang van het dossier en de reisafstand voor de bijzondere curator, zal het hof bepalen dat voor zover op basis van een te verkrijgen toevoeging een lager bedrag dan € 2.500,- (inclusief verschotten en omzetbelasting) aan de bijzondere curator wordt vergoed, het meerdere, tot een maximum bedrag van € 2.500,- (inclusief verschotten en omzetbelasting) ten laste van ’s Rijks kas zal komen. De bijzondere curator dient te declareren aan de hand van een tijdsverantwoording en op basis van een uurtarief (of een gedeelte daarvan) van € 119,40 per uur, exclusief omzetbelasting.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof als volgt beslissen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
benoemt tot bijzondere curator over de minderjarigen [de minderjarige1] (geboren [in] 2005), [de minderjarige2] (geboren [in] 2010) en [de minderjarige3] (geboren [in] 2011) om in deze procedure de belangen van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] te behartigen met de taakomschrijving als hiervoor onder 5.10 e.v. beschreven:
de heer drs. [de psycholoog]
[naam4]
[adres]
[plaats]
[telefoonnummer]
info@ [naam4] .nl
draagt de griffier op om zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twee weken na de datum van deze beschikking (een afschrift van) de processtukken ter beschikking van de bijzondere curator te stellen;
bepaalt dat de moeder zo spoedig mogelijk de contactgegevens van de kinderen aan de bijzondere curator doet toekomen voor het maken van een afspraak;
draagt de bijzondere curator op aan het hof te rapporteren en te adviseren
uiterlijk 13 april 2022, althans vóór deze datum schriftelijk bericht te geven over de voortgang van zijn werkzaamheden;
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van het rapport van de bijzondere curator aan partijen zal toezenden;
bepaalt dat partijen en de raad tot uiterlijk twee weken na toezending van het rapport van de bijzondere curator schriftelijk kunnen reageren, waarna de zaak verder op de stukken zal worden afgedaan, tenzij het hof, al dan niet op een gemotiveerd verzoek hiertoe van één van de partijen, aanleiding ziet om een nieuwe mondelinge behandeling te plannen;
bepaalt ten aanzien van de kosten van de bijzondere curator dat voor zover op basis van een te verkrijgen toevoeging een lager bedrag dan € 2.500,- (inclusief verschotten en omzetbelasting) aan de bijzondere curator wordt vergoed, het meerdere, tot een maximum bedrag van € 2.500,- (inclusief verschotten en omzetbelasting) ten laste van 's Rijks kas zal komen, tot een maximum bedrag van € 2.500,-, inclusief verschotten en omzetbelasting;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt in afwachting van het verslag van de bijzondere curator iedere verdere beslissing aan tot 24 mei 2022 pro forma.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Idsardi, R. Feunekes en J.W. Keuning, bijgestaan door mr. J.M.G. van Wijk als griffier, en is op 13 januari 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.