Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De verdere beoordeling van de grieven en de vordering
Hierbij verklaar ik, in aanvulling op een eerdere schriftelijke verklaring, dat ik voor Them als zzp’er werkzaam ben geweest tegen een uurtarief van € 30,-- exclusief BTW en een vergoeding van € 0,30 voor woon-, werk en per zakelijk gereden kilometers. Ik verklaar hierbij voort, eveneens in aanvulling op een eerdere schriftelijke verklaring, dat [geïntimeerde] nadat hij uit de holding was gestapt eveneens als zzp’er voor Them heeft gewerkt. Met dezelfde voorwaarden. Dit was bij alle zzp’ers en medewerkers van Them bekend en dat is ook bevestigd door de heer [naam2] en de heer [naam3] .”
De dienst (…) van marco leenderd pak ik wel dat scheelt ons een hoop geld”. Dat [geïntimeerde] spreekt over “ons” kan het hof niet rijmen met zijn stelling dat er op dat moment geen samenwerking meer was. Hij schreef dat het “een hoop geld” zou schelen, maar dat is onverenigbaar met zijn stelling dat hij hetzelfde tarief zou gaan rekenen als deze zzp’er. Zelfs als juist is dat [geïntimeerde] de afspraak had gemaakt om pas later te factureren, zou dat nog niet “
een hoop geld” schelen.
kosten” die naar zijn mening nog verrekend zouden moeten worden, terwijl volgens dezelfde email iets anders “
eigenlijk afgesproken is”. Uit het bijbehorende excelsheet volgt dat het uurtarief van € 30,00 voor alle gewerkte uren volgens [geïntimeerde] onderdeel uitmaakt van de te verrekenen “kosten”. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is ook deze email moeilijk te rijmen met de stelling dat [geïntimeerde] voor alle werkzaamheden € 30,00 per uur in rekening zou mogen brengen.
[geïntimeerde]is later uit deze holding gestapt en als zzper begonnen met de zelfde voorwaarden, echter weet ik niet precies over welke periode het gaat. U geeft aan van April t/m November dit weet ik echter niet.” De verklaring van [naam5] houdt wel in dat [geïntimeerde] als zzp’er werkzaam was vanaf april 2017, maar die schriftelijke verklaring houdt niet meer in dan dat dat “
algemeen bekend” was en “
bevestigd” zou zijn “
door [naam2] en [naam3]”. Concreet over wat er wanneer door wie zou zijn gezegd, wordt de verklaring van [naam5] nergens. Ook de inhoud van de email van 27 september 2017 van [geïntimeerde] biedt geen steun voor het bestaan van de gestelde opdracht.
conform afspraak, inroostering en instructie”. Hij biedt bewijs aan dat hij de werkzaamheden heeft verricht, maar dat is niet in geschil. Waar het om gaat is of Them opdracht heeft gegeven voor de werkzaamheden. [geïntimeerde] stelt onvoldoende over de inhoud van de afspraken (met wie is wat, wanneer afgesproken over de werkzaamheden?) de inroostering (wie deed dat en waaruit blijkt dat Them daarmee opdracht verleende voor de werkzaamheden?) en de instructie (wie heeft [geïntimeerde] welke instructies gegeven?) om te kunnen concluderen dat hem opdracht is verleend namens de rechtspersoon Them. Ook de overgelegde schriftelijke verklaringen bevatten op dit punt geen concrete aanknopingspunten. Het hof komt op dit punt daarom niet toe aan bewijslevering. Daarmee is niet komen vast te staan dat Them opdrachtgever van [geïntimeerde] is geweest, dus [geïntimeerde] kan ook geen betaling van loon van Them vorderen.