In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 maart 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de waardering van een onroerende zaak, een garagebox, die door de heffingsambtenaar van de gemeente Amersfoort was vastgesteld op € 33.000 voor het jaar 2018. Belanghebbende betwistte deze waarde en stelde dat de garagebox een samenstel vormt met zijn woning, wat zou betekenen dat een ander OZB-tarief van toepassing zou zijn. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 9 maart 2022 werd de gemachtigde van belanghebbende gehoord, evenals de vertegenwoordiger van de heffingsambtenaar. Het Hof oordeelde dat de garagebox niet als een samenstel met de woning kan worden aangemerkt, omdat de objecten niet bij elkaar horen en er geen beletselen zijn om ze los van elkaar te vervreemden. Het Hof concludeerde dat de onroerende zaak als zelfstandig object moet worden aangemerkt en dat de heffingsambtenaar terecht het OZB-tarief voor niet-woningen heeft gehanteerd.
Daarnaast werd de waarde van de onroerende zaak beoordeeld. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar met het taxatierapport aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde van € 33.000 niet te hoog is. Belanghebbende had betoogd dat de waarde op nihil of € 21.000 moest worden vastgesteld, maar het Hof volgde deze redenering niet. Het Hof concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.