Uitspraak
[verdachte] ,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het vonnis waarvan beroep
De tenlastelegging
De bewijsmiddelen
proces-verbaal aangifte, genummerd PL0900-2018325893-1, opgemaakt door [naam agent 2] , aspirant van politie Midden-Nederland, gesloten en getekend op 12 november 2018, als bijlage op
pagina’s 4-6, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als
verklaring van aangeefster [naam aangeefster feit 1]:
(het hof begrijpt uit bewijsmiddel 3: verdachte)langs zou komen. Ik opende de voordeur en het was inderdaad [voornaam verdachte] die mijn woning kwam schoonmaken. Ik toonde [voornaam verdachte] wat schoongemaakt moest worden. Dit was ook mijn slaapkamer. [voornaam verdachte] ging schoonmaken. Ik zat op mijn stoel en had geen zicht op de slaapkamer. Ik keek namelijk tegen de deur van de slaapkamer aan. [voornaam verdachte] liep met de stofzuiger mijn slaapkamer in. Mijn stofzuiger produceerde zoveel geluid dat ik verder niks hoorde wat er in de slaapkamer gebeurde. Ik zag [voornaam verdachte] vanuit mijn slaapkamer de woonkamer inkomen en zag dat zij aan de onderkant van haar hoofddoek frummelde. Ik zag dat zij haar speld aan de onderkant van haar hoofddoek losmaakte. Ik zag dat zij daarna haar hoofddoek in haar blouse frommelde.
proces-verbaal van verhoor getuige, genummerd PL0900-2018325893-6, opgemaakt door [naam agent 1] , brigadier van politie Midden-Nederland, opgemaakt en gesloten op 26 juni 2019, als bijlage op
pagina’s 37-38, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als
verklaring van getuige [naam kleindochter]:
(het hof begrijpt uit bewijsmiddel 1: op 8 november 2018)bij mijn oma [naam aangeefster feit 1] . Ik hoorde mijn oma zeggen dat ik nog mijn
proces-verbaal van verhoor verdachte, genummerd PL0900-2018325893-5, opgemaakt door [naam agent 1] en [naam agent 3] , beiden brigadier van politie Midden-Nederland, gesloten en getekend op 18 januari 2019, als bijlage op
pagina’s 44-48, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als
verklaring van verdachte:
Overweging met betrekking tot het bewijs
Bewezenverklaring
of omstreeks7 november 2018 te De Meern, gemeente Utrecht een
geldbedrag van 1.400 euro
, in elk geval enig goed,dat
geheel of ten dele aan een andertoebehoorde
, te wetenaan [naam aangeefster feit 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf en/of maatregel
Vordering van de benadeelde partij [naam aangeefster feit 1]
NJ1997, 366) in de regel onvoldoende is voor het aannemen van geestelijk letsel. Om de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen de vordering op dit punt nader te onderbouwen, zou de behandeling van de strafzaak tegen verdachte moeten worden geschorst. Dat maakt dat de behandeling van de vordering voor wat betreft de gevorderde immateriële schade een onevenredige belasting vormt voor het strafgeding. Het hof zal de vordering in zoverre niet-ontvankelijk verklaren en de benadeelde partij kan de vordering voor dit gedeelte slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vordering tenuitvoerlegging
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [naam aangeefster feit 1]
€ 1.405,83 (duizend vierhonderdvijf euro en drieëntachtig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
geldboetevan
€ 200,- (tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis.