ECLI:NL:GHARL:2022:2167
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Kracht van gewijsde; geen mogelijkheid tot oproeping op basis van artikel 118 Rv in hoger beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Vennootschappen tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland, waarin de Gemeente Nijmegen vorderingen had ingesteld tegen de Vennootschappen en hun bestuurders. De Gemeente had in 2015 de slachterij en vleeshandel van de Vennootschappen uitgekocht en had al 21 miljoen euro betaald, maar de Vennootschappen hebben hun bedrijfsactiviteiten gestaakt. De Gemeente vorderde terugbetaling van een deel van het betaalde bedrag en had ook vorderingen ingesteld tegen de bestuurders van de Vennootschappen. De rechtbank had de vorderingen tegen de Vennootschappen toegewezen, maar die tegen de bestuurders afgewezen. De Gemeente wenst nu de bestuurders alsnog in hoger beroep te betrekken op basis van artikel 118 Rv, omdat zij meent dat de Vennootschappen opzettelijk de betekening van de appeldagvaarding hebben vertraagd. Het hof oordeelt echter dat de Gemeente niet in de gelegenheid zal worden gesteld om de bestuurders op te roepen, omdat het vonnis ten aanzien van de bestuurders in kracht van gewijsde is gegaan. De Gemeente had tijdig hoger beroep moeten instellen, maar heeft dit nagelaten. Het hof benadrukt het belang van rechtszekerheid en de finaliteit van rechtspraak, en wijst het verzoek van de Gemeente af. De Gemeente wordt veroordeeld in de kosten van het incident.