Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM -LEEUWARDEN
afdeling civiel recht
hierna: [appellant] ,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de appellant, die op eigen aangifte in staat van faillissement was verklaard. De rechtbank had op 14 februari 2022 de schuldsaneringsregeling beëindigd op verzoek van de bewindvoerder, die tekortkomingen in de nakoming van de verplichtingen door de appellant had geconstateerd. De appellant had zijn inlichtingenplicht geschonden, zijn inspanningsplicht niet nagekomen, een achterstand in de afdracht aan de boedel laten ontstaan en nieuwe schulden gecreëerd. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 maart 2022 heeft de appellant, bijgestaan door zijn advocaat, zijn situatie toegelicht en aangegeven dat hij inmiddels stappen had ondernomen om aan zijn verplichtingen te voldoen. Hij ontving een Participatiewet-uitkering en had hulp van zijn familie gekregen om zijn financiële situatie te verbeteren.
Het hof heeft echter geoordeeld dat de appellant zijn financiële situatie niet onder controle heeft en dat er onvoldoende structurele oplossingen zijn voor de geconstateerde problemen. Ondanks de inspanningen van de appellant en de hulp van zijn zus en moeder, blijft het risico bestaan dat er opnieuw schulden zullen ontstaan. Het hof heeft de tekortkomingen in de nakoming van de verplichtingen zwaar laten wegen en heeft het hoger beroep van de appellant afgewezen. Het vonnis van de rechtbank Overijssel is bekrachtigd, waarmee de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling is bevestigd.