ECLI:NL:GHARL:2022:2159

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 maart 2022
Publicatiedatum
21 maart 2022
Zaaknummer
200.307.043
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens tekortkomingen in de nakoming van verplichtingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de appellant, die op eigen aangifte in staat van faillissement was verklaard. De rechtbank had op 14 februari 2022 de schuldsaneringsregeling beëindigd op verzoek van de bewindvoerder, die tekortkomingen in de nakoming van de verplichtingen door de appellant had geconstateerd. De appellant had zijn inlichtingenplicht geschonden, zijn inspanningsplicht niet nagekomen, een achterstand in de afdracht aan de boedel laten ontstaan en nieuwe schulden gecreëerd. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 maart 2022 heeft de appellant, bijgestaan door zijn advocaat, zijn situatie toegelicht en aangegeven dat hij inmiddels stappen had ondernomen om aan zijn verplichtingen te voldoen. Hij ontving een Participatiewet-uitkering en had hulp van zijn familie gekregen om zijn financiële situatie te verbeteren.

Het hof heeft echter geoordeeld dat de appellant zijn financiële situatie niet onder controle heeft en dat er onvoldoende structurele oplossingen zijn voor de geconstateerde problemen. Ondanks de inspanningen van de appellant en de hulp van zijn zus en moeder, blijft het risico bestaan dat er opnieuw schulden zullen ontstaan. Het hof heeft de tekortkomingen in de nakoming van de verplichtingen zwaar laten wegen en heeft het hoger beroep van de appellant afgewezen. Het vonnis van de rechtbank Overijssel is bekrachtigd, waarmee de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling is bevestigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM -LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.307.043
(insolventienummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo: C 08/20/194 R)
arrest van 21 maart 2022
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. T. Şeker.

1.De procedure bij de rechtbank

1.1
Bij vonnis van 15 januari 2020 is [appellant] op eigen aangifte in staat van faillissement verklaard. Op 13 oktober 2020 is het faillissement opgeheven onder het gelijktijdig uitspreken van de schuldsaneringsregeling. Hierbij is [naam1] benoemd tot bewindvoerder.
1.2
De bewindvoerder heeft de rechtbank verzocht om de schuldsaneringsregeling van [appellant] tussentijds te beëindigen. Dat verzoek is behandeld op een zitting van de rechtbank Overijssel van 7 februari 2022. Hierbij is de bewindvoerder verschenen, [appellant] niet.
1.3
Bij vonnis van de rechtbank van 14 februari 2022 is de schuldsaneringsregeling van [appellant] tussentijds beëindigd. Het hof verwijst naar dat vonnis.

2.De procedure bij het hof

2.1
Bij ter griffie van het hof op 21 februari 2022 ingekomen verzoekschrift is [appellant] in hoger beroep gekomen van het vonnis van 14 februari 2022. [appellant] verzoekt het hof dat vonnis te vernietigen en primair te bepalen dat de wettelijke schuldsaneringsregeling zal worden voortgezet gedurende de reguliere looptijd van drie jaar, dan wel subsidiair te bepalen dat die regeling wordt voortgezet met een verlenging van de looptijd van drie maanden of met een door het hof juist te achten termijn.
2.2
Het hof heeft naast het verzoekschrift met bijlagen kennisgenomen van de brieven met bijlage(n) van 3 maart 2022 en 4 maart 2022 van mr. Şeker en de brief met bijlagen van 9 maart 2022 van de bewindvoerder, met daarin een reactie op het verzoekschrift.
2.3
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 maart 2022. [appellant] is verschenen, vergezeld door zijn zus, mw. [naam2] , en bijgestaan door mr. Şeker. Ook de bewindvoerder is verschenen.

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1
[appellant] is tot de schuldsaneringsregeling toegelaten. Hij ontvangt een Participatiewet-uitkering. De gemeente Oldenzaal heeft [appellant] gezien zijn gezondheidssituatie vrijgesteld van de inspanningsverplichting. Deze vrijstelling is laatstelijk verlengd tot 1 april 2022.
3.2
De rechtbank heeft de schuldsaneringsregeling van [appellant] op grond van art. 350 lid 3, aanhef en onder c, d en e Fw tussentijds beëindigd, omdat hij:
i. zijn inlichtingenplicht heeft geschonden: [appellant] heeft de bewindvoerder niet geïnformeerd over zijn gezondheid en zijn mogelijke ontheffing van de sollicitatieplicht, was geheel onbereikbaar, reageerde niet op verzoeken om informatie te verstrekken en is niet ter zitting verschenen;
ii. zijn inspanningsplicht niet nakomt: [appellant] is niet vrijgesteld van de sollicitatieplicht en heeft niet aantoonbaar gesolliciteerd;
iii. een achterstand in de afdracht aan de boedel heeft laten ontstaan en de schuldeisers in ernstige mate heeft benadeeld: [appellant] heeft de vergoeding voor een door hem verkochte motor (€ 25 per maand) en de nabetaling van de zorgtoeslag 2018 (€ 277) niet in de boedel laten vloeien;
iv. een nieuwe schuld heeft laten ontstaan: [appellant] heeft een huurachterstand aan de woningstichting WBO Wonen (hierna: WBO) laten ontstaan.
3.3
[appellant] is het met de beslissing van de rechtbank niet eens. Hij weet dat het in het verleden niet goed is gegaan, maar wijt dit aan zijn lichamelijke en psychische gezondheid. Inmiddels is zijn zus actief betrokken en is er aan verschillende (informatie)verplichtingen alsnog voldaan. De verlenging van de vrijstelling van de inspanningsverplichting onder de Participatiewet tot 1 april 2022 is alsnog aan de bewindvoerder verzonden. De rekeningafschriften vanaf april 2021 zullen binnenkort aan de bewindvoerder worden verstrekt. Deze rekeningafschriften konden eerder niet worden opgevraagd omdat er problemen waren met de E.dentifier voor het internetbankieren. Ook de medische informatie die nodig is om een ontheffing van de sollicitatieplicht van de rechter-commissaris te kunnen verkrijgen, zal alsnog worden verstrekt. Verder zijn er door de moeder en zus van [appellant] diverse bedragen betaald.
3.4
De bewindvoerder wijst in het hoger beroep opnieuw op de verschillende tekortkomingen in de nakoming van de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling. Zij bevestigt dat er inmiddels informatie van [appellant] is ontvangen. Alleen de bankafschriften vanaf april 2021 ontbreken nog en de medische informatie die nodig is om een ontheffing van de sollicitatieplicht van de rechter-commissaris te kunnen verkrijgen. [appellant] heeft tijdens zijn faillissement (dat aan de schuldsaneringsregeling voorafging) zijn motor verkocht. Met de bewindvoerder is bij aanvang van de schuldsaneringsregeling afgesproken dat hij dit bedrag (of een bedrag van € 750) in termijnen aan de boedel zou afdragen. Die afspraak is hij – de bewindvoerder heeft hem hier vergeefs op aangesproken – niet nagekomen; hij heeft geen enkele betaling gedaan. Doordat de zus van [appellant] , na het vonnis van de rechtbank van 6 januari 2022, eenmalig € 200,- aan de boedel heeft betaald, heeft [appellant] een deel van deze achterstand kunnen inlopen. Verder heeft zijn moeder € 277,- aan de boedel voldaan, welk bedrag [appellant] aan de boedel verschuldigd was in verband met een door hem in 2021 ontvangen nabetaling zorgtoeslag over 2018. Daarnaast heeft zijn moeder de schuld aan WBO (€ 1.369,33) betaald. [appellant] had ook een schuld aan Zilveren Kruis (en aan het CAK) omdat hij zijn zorgpremie sinds november 2020 niet meer betaalde. Ook deze schuld is door [appellant] moeder betaald. De regeling zou wat betreft de bewindvoerder eventueel kunnen worden verlengd, maar dan wel onder strenge voorwaarden.
3.5
Het hof is van oordeel dat de rechtbank de schuldsaneringsregeling van [appellant] terecht tussentijds heeft beëindigd. Het hof licht zijn oordeel als volgt toe.
3.6
[appellant] heeft zijn financiële situatie niet onder controle. Zijn uitgaven zijn hoger dan zijn inkomsten. [appellant] heeft twee minderjarig kinderen. Zij zijn ongeveer de helft van de tijd bij hem en de andere helft bij zijn ex-vriendin. Zij ontvangt fiscale vergoedingen (toeslagen) voor de kosten van de kinderen. Desondanks betaalt [appellant] , die een uitkering van ongeveer € 900 per maand ontvangt, niet alleen de kosten van eten en drinken maar ook verschillende andere kosten zoals kleding en de kosten voor een studiehulp. Ook heeft hij onvoldoende financieel overzicht. Op beide punten heeft [appellant] geen, of onvoldoende actie ondernomen. De bewindvoerder heeft hem al bij de start van de schuldsanering erop gewezen dat hij afspraken zou moeten maken met zijn ex-vriendin over de kosten voor de kinderen. Dat heeft hij niet gedaan. Verder heeft de bewindvoerder hem geadviseerd de mogelijkheid van een budgetbeheerder of beschermingsbewindvoerder te onderzoeken. Ook daaraan heeft [appellant] onvoldoende gevolg gegeven. Ter zitting heeft hij toegelicht dat beschermingsbewind in zijn geval gecompliceerd is. Waarom budgetbeheer niet mogelijk is, heeft hij niet duidelijk kunnen maken. Dat het gebrek aan controle en overzicht problematisch is, blijkt al daaruit dat er een achterstand is ontstaan in de afdracht aan de boedel en dat er nieuwe schulden zijn ontstaan. Met de financiële hulp van zijn zus en moeder heeft [appellant] een deel van de achterstand kunnen inlopen en zijn de nieuwe schulden inmiddels betaald. Niet duidelijk is geworden of in zoverre sprake is van een gift of van een lening van de moeder. Doordat zijn familie is bijgesprongen, is de situatie van [appellant] nu weer min of meer onder controle, maar een structurele oplossing voor het hiervoor geconstateerde probleem is er niet. Die oplossing is ook niet in zicht. Zolang de uitgaven en inkomsten niet met elkaar in balans zijn, blijven er tekorten ontstaan. [appellant] denkt het financiële plaatje in de toekomst weer rond te krijgen doordat hij na een geplande operatie hoopt te kunnen gaan werken. Of dat inderdaad het geval zal zijn, is op dit moment nog hoogst onzeker. Onder deze omstandigheden ziet het hof geen ruimte voor voortzetting van de schuldsaneringsregeling, ook niet als aan een dergelijke voortzetting voorwaarden worden verbonden. Bij die beslissing weegt het hof ook mee dat [appellant] gedurende langere tijd zijn inlichtingenplicht heeft geschonden en zijn inspanningsplicht niet is nagekomen, zoals ook de rechtbank in aanmerking heeft genomen.
3.7
Het hof ziet dat [appellant] zich met name na de beslissing van de rechtbank heeft ingespannen om alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen. Daarin heeft hij met de hulp van zijn zus ook een grote slag gemaakt. Dat is te prijzen, maar weegt onvoldoende op tegen het risico dat opnieuw schulden zullen ontstaan en de andere geconstateerde tekortkomingen in de nakoming van de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling.
3.8
Het hoger beroep faalt. Het vonnis van 14 februari 2022 zal worden bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 14 februari 2022.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.D. Hoekstra, L. Janse en B.J. Engberts, is ondertekend door mr. L. Janse, en is op 21 maart 2022 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.