In deze zaak gaat het om een hoger beroep van G.B.O. Transport & Zoon tegen een vonnis van de kantonrechter. De zaak betreft de toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst (cao) voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen. [geïntimeerde] heeft van 6 januari 2015 tot 1 september 2016 als [functie] gewerkt bij GBO en stelt dat hij recht heeft op betaling van overuren en verblijfskosten. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van overuren toegewezen, maar de vordering tot vergoeding van verblijfskosten afgewezen. GBO is het niet eens met de toewijzing van de overuren en heeft hoger beroep ingesteld.
Het hof bevestigt het oordeel van de kantonrechter, maar oordeelt dat de vordering tot betaling van overuren tot een lager bedrag toewijsbaar is. Het hof stelt vast dat GBO in strijd met de cao heeft gehandeld door de door [geïntimeerde] ingeleverde dagstaten niet correct te verwerken. De cao-norm vereist dat de bewoordingen van de cao van doorslaggevende betekenis zijn bij de uitleg van cao-bepalingen. Het hof oordeelt dat GBO de door haar ondertekende exemplaren van de urenstaten aan [geïntimeerde] had moeten overhandigen, wat niet is gebeurd. Hierdoor kon [geïntimeerde] zijn salarisbetalingen niet verifiëren.
Het hof concludeert dat de vordering van [geïntimeerde] tot betaling van overuren toewijsbaar is tot een bedrag van € 11.792,50 bruto, omdat hij het meerdere niet heeft onderbouwd. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, maar vernietigt het vonnis voor zover GBO is veroordeeld tot betaling van € 12.216,20 bruto aan overuren. GBO wordt veroordeeld in de proceskosten van de procedure in hoger beroep.