ECLI:NL:GHARL:2022:153
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens verkeerd ingesteld rechtsmiddel
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, die in eerste aanleg gedaagde was, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter van 29 augustus 2014. De appellant heeft echter geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om zich uit te laten over zijn ontvankelijkheid in hoger beroep en heeft eenzijdig verzocht om de zaak door te halen. De geïntimeerde, Intrum Nederland B.V., heeft niet ingestemd met deze doorhaling en heeft verzocht om vergoeding van proceskosten.
Het hof heeft vastgesteld dat de appellant in de procedure in eerste aanleg niet is verschenen, terwijl er wel een andere gedaagde was die wel is verschenen. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het vonnis van de kantonrechter als een verstekvonnis moet worden beschouwd, waartegen de appellant verzet had kunnen aantekenen. Aangezien de appellant dit rechtsmiddel niet heeft aangewend, heeft het hof geoordeeld dat hij niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep.
De kosten van het hoger beroep zijn aan de zijde van Intrum vastgesteld op € 2.106,- voor griffierecht en € 721,00 voor salaris advocaat. Het hof heeft de appellant veroordeeld in deze kosten, aangezien hij als de in het ongelijk gestelde partij wordt beschouwd. De uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier.