ECLI:NL:GHARL:2022:11281

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
9 januari 2023
Zaaknummer
P22/288
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid terbeschikkinggestelde in hoger beroep en samenhang met verlenging van de maatregel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 12 september 2022. De terbeschikkinggestelde, geboren in 1963, had beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank die de vordering tot verpleging van overheidswege afwees en de terbeschikkingstelling met een jaar verlengde. De rechtbank had ook de beslissing over het wijzigen van de voorwaarden aangehouden. Het hof heeft de terbeschikkinggestelde niet-ontvankelijk verklaard in het beroep, omdat het beroep te vroeg was ingesteld. Het hof oordeelde dat er een onlosmakelijk verband bestaat tussen de verlenging van de terbeschikkingstelling en de voorwaarden waaronder dit plaatsvindt. De wet biedt de mogelijkheid om tegen de beslissing tot verlenging beroep in te stellen, maar niet tegen de beslissing tot wijziging van de voorwaarden. Het hof benadrukte dat de rechter gelijktijdig moet beslissen over de verlenging en de wijziging van de voorwaarden, en dat een beroep pas mogelijk is nadat beide beslissingen zijn genomen. De terbeschikkinggestelde had enkel beroep ingesteld tegen de verlenging, waardoor het hof tot de conclusie kwam dat hij niet-ontvankelijk was in zijn beroep.

Uitspraak

TBS P22/288
Beslissing d.d. 8 december 2022
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde] ,
geboren op [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres](onder verantwoordelijkheid van Reclassering Nederland).
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 12 september 2022. Deze beslissing houdt in de afwijzing van de vordering dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd, dat de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar wordt verlengd en dat de beslissing over het eventueel wijzigen van de voorwaarden wordt aangehouden.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 26 september 2022 waarbij enkel beroep is ingesteld tegen de beslissing tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met voorwaarden;
- de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van
28 november 2022 waarbij de voorwaarden van de terbeschikkingstelling worden gewijzigd;
- een e-mailwisseling tussen het hof, de advocaat-generaal en de raadsman van 25 november 2022 en 1 december 2022.
Het hof heeft ter zitting van 8 december 2022 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. L.C. de Lange, advocaat te Utrecht, en de advocaat-generaal
mr. L.H.J. Vijlbrief-Smit.

Overwegingen:

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde
De raadsman heeft zich, overeenkomstig zijn pleitnota, op het standpunt gesteld dat de terbeschikkinggestelde ontvankelijk dient te worden verklaard in het beroep.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de terbeschikkinggestelde
ontvankelijk is in het beroep.
Het oordeel van het hof
De rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, heeft op 12 september 2022 de vordering tot het alsnog verplegen van overheidswege afgewezen, de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar verlengd en de beslissing over het eventueel wijzigen van de voorwaarden aangehouden en daartoe het onderzoek heropend. De terbeschikkinggestelde heeft op 26 september 2022 tegen deze beslissing beroep ingesteld, maar enkel tegen de beslissing tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met voorwaarden. De rechtbank heeft in haar beslissing van 28 november 2022 de voorwaarden van de terbeschikkingstelling gewijzigd.
Artikel 6:6:10, eerste lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) biedt de wettelijke grondslag voor de verlengingsbeslissing van de rechtbank. Volgens deze bepaling is de rechter bevoegd te beslissen tot verlenging van de terbeschikkingstelling met voorwaarden met een jaar of twee jaren al dan niet onder wijziging, aanvulling of opheffing van een voorwaarde. Daarnaast geeft artikel 6:6:10, eerste lid, aanhef en onder f, Sv de rechter de bevoegdheid om gedurende de looptijd van de terbeschikkingstelling te beslissen de voorwaarden te wijzigen, aan te vullen of op te heffen.
Artikel 6:6:15, eerste lid, aanhef en onder a, Sv bepaalt dat het openbaar ministerie en de veroordeelde beroep kunnen instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden tegen de beslissing tot verlenging van de terbeschikkingstelling. In dit wetsartikel wordt de beslissing tot wijziging, aanvulling of opheffing van een voorwaarde niet genoemd. Hieruit volgt dat geen beroep mogelijk is tegen de beslissing van de rechter bedoeld in artikel 6:6:10, eerste lid, aanhef en onder f, Sv, te weten de enkele vordering of het enkele verzoek tot wijziging, aanvulling of opheffing van voorwaarden.
Tussen de voortzetting van de terbeschikkingstelling en de voorwaarden waaronder dit verantwoord kan geschieden, bestaat naar het oordeel van het hof een onlosmakelijk verband. Dit komt ook tot uitdrukking in artikel 6:6:10, eerste lid, aanhef en onder a, Sv, waarin beide elementen samen worden genoemd. In geval van beroep tegen een beslissing tot verlenging, is daarom ook een eventuele beslissing over de wijziging van de voorwaarden aan het oordeel van de appelrechter onderworpen. Het is niet mogelijk slechts tegen een van deze onderdelen van de beslissing appel in te stellen (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 4 maart 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:2653).
Dit systeem brengt mee dat de rechter tegelijk beslist op een vordering tot verlenging van de maatregel en, indien daarbij aan de orde, over een wijziging van de voorwaarden. Dat samen met de vordering tot verlenging ook een vordering tot alsnog verplegen van overheidswege aanhangig is, maakt dit niet anders. In het geval de rechtbank desondanks de beslissing over de verlenging van de maatregel en over de wijziging van de voorwaarden uit elkaar trekt, doorbreekt dit de genoemde samenhang niet en zal slechts beroep kunnen worden ingesteld nadat ook de beslissing is genomen over de wijziging van de voorwaarden, analoog aan de regeling van de artikelen 6:6:13, vijfde lid, en 6:6:15, derde lid, Sv.
Dat betekent dat de terbeschikkinggestelde te vroeg appel heeft ingesteld. Het hof zal daarom de terbeschikkinggestelde niet-ontvankelijk verklaren in het beroep.

Beslissing

Het hof:
Verklaart de terbeschikkinggestelde
[terbeschikkinggestelde] niet-ontvankelijkin het tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 12 september 2022 ingestelde beroep.
Aldus gedaan door
mr. M.E. van Wees als voorzitter,
mr. M. Keppels en mr. E.A.K.G. Ruys als raadsheren,
en dr. R.A. Graaff en drs. I. Breukel als raden,
in tegenwoordigheid van mr. K. van Laarhoven als griffier,
en op 8 december 2022 in het openbaar uitgesproken.
Mr. E.A.K.G. Ruys en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.