In deze zaak gaat het om een huurgeschil tussen [appellante1] en Holland-Zwolle B.V. over de vraag of de verhuurder, [appellante1], op basis van de algemene voorwaarden een hogere premie voor de brandverzekering kan doorberekenen aan de huurder, Holland-Zwolle. De zaak is ontstaan na eerdere procedures over de huurprijs, waarbij de kantonrechter op 4 januari 2022 een vonnis heeft uitgesproken. [appellante1] heeft in hoger beroep gesteld dat zij recht heeft op betaling van een extra bedrag vanwege de hogere brandverzekeringspremie, maar de kantonrechter heeft deze vordering afgewezen op grond van rechtsverwerking. Het hof heeft de relevante feiten en omstandigheden in detail bekeken, waaronder de communicatie tussen partijen over de brandverzekeringspremie en de tijdsverloop sinds de huurovereenkomst in 2008. Het hof oordeelt dat [appellante1] niet met terugwerkende kracht een bedrag voor de hogere brandverzekering kan vorderen, omdat Holland-Zwolle niet op de kostenpost was voorbereid. Voor de periode na 8 juli 2020, toen Holland-Zwolle op de hoogte was van de vordering, kan [appellante1] echter wel aanspraak maken op betaling. Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor nadere onderbouwing van de vordering door [appellante1].