In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 december 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de zelfstandigenaftrek in de inkomstenbelasting voor het jaar 2016. Belanghebbende, die zowel in loondienst als als ondernemer werkzaam was, had een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ontvangen, waarbij de zelfstandigenaftrek niet was geaccepteerd door de Inspecteur, omdat niet voldaan zou zijn aan het urencriterium. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 29 november 2022 heeft belanghebbende zijn standpunt toegelicht en bewijsstukken overgelegd, waaronder een urenoverzicht en een afsprakenoverzicht. De Inspecteur betwistte de juistheid van deze overzichten en stelde dat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat hij meer dan 1225 uren aan zijn onderneming had besteed. Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende niet in zijn bewijslast is geslaagd. Het urenoverzicht werd als onvoldoende verifieerbaar beschouwd, en de tijdsbesteding leek niet aannemelijk. Het Hof concludeerde dat belanghebbende niet had aangetoond dat hij recht had op de zelfstandigenaftrek, en verklaarde het hoger beroep ongegrond.
De uitspraak bevestigt dat de zelfstandigenaftrek alleen kan worden toegepast als aan het urencriterium wordt voldaan, en dat de ondernemer moet kunnen aantonen dat hij voldoende tijd aan zijn onderneming heeft besteed. Het Hof heeft geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.