ECLI:NL:GHARL:2022:10932

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
200.308.624
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit VvE over plaatsing van scootmobielen in gemeenschappelijke ruimte

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Phoen’x Investments B.V. en andere appellanten tegen een beschikking van de rechtbank Gelderland, waarin het verzoek om het besluit van de Vereniging van Eigenaars (VvE) van 28 september 2021 nietig te verklaren of te vernietigen, werd afgewezen. Het besluit van de VvE hield in dat in de gemeenschappelijke ruimte van het appartementengebouw geen scootmobielen, ligfietsen of andere obstakels mochten worden geplaatst, op basis van een mondelinge lastgeving van de gemeente en de brandweer. De appellanten, die afhankelijk zijn van scootmobielen voor hun mobiliteit, stelden dat dit besluit in strijd was met de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (WGBH/CZ) en dat het niet in overeenstemming was met de redelijkheid en billijkheid. Het hof oordeelde dat de VvE in redelijkheid tot haar besluit had kunnen komen, gezien de belangen van brandveiligheid en de lastgeving van de autoriteiten. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en veroordeelde de appellanten in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.308.624
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, 9513496)
beschikking van 20 december 2022
in de zaak van:

1.Phoen’x Investments B.V.,

die is gevestigd in Garderen (gemeente Barneveld),
2.
[appellante2] ,
die woont in [woonplaats1] ,
3.
[appellante3] ,
die woont in [woonplaats1] ,
4.
[appellant4] ,
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep hebben ingesteld,
en die bij de rechtbank optraden als verzoeksters in de hoofdzaak, als verzoeksters in het incident en als verweersters in het tegenverzoek,
hierna Phoen’x, [appellante2] , [appellante3] en [appellant4] te noemen,
vertegenwoordigd door mr. A.S.D. Lijkwan,
tegen:
de vereniging van eigenaars Parkgebouw [adres1] te Doetinchem,
die is gevestigd in Doetinchem,
die bij de rechtbank optrad als verweerster in de hoofdzaak, als verweerster in het incident en als verzoekster in het tegenverzoek,
hierna de VvE te noemen,
vertegenwoordigd door mr. A.M. Thomas.

1.De procedure bij de rechtbank

Voor de procedure bij de rechtbank verwijst het hof naar de inhoud van de beschikking van 23 februari 2022 van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen.

2.De procedure in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift dat door het hof is ontvangen op 23 maart 2022 is Phoen’x c.s. in hoger beroep gekomen van de hiervoor genoemde beschikking van de rechtbank.
2.2.
Bij brief van 10 juni 2022 heeft de advocaat van Phoen’x c.s. nadere stukken ingestuurd.
2.3.
Bij verweerschrift van 2 augustus 2022 heeft de VvE verweer gevoerd tegen het beroepschrift.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 november 2022, waarvan een schriftelijk verslag (proces-verbaal) is opgemaakt.
2.5.
Vervolgens heeft het hof beschikking bepaald op heden.

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

[appellant4]
3.1.
Tijdens de mondelinge behandeling van 14 november 2022 heeft mr. Lijkwan verklaard dat [appellant4] inmiddels is verhuisd en zijn verzoeken daarom heeft ingetrokken. Het hof hoeft daarom alleen nog te beslissen over de verzoeken van Phoen’x, [appellante2] en [appellante3] . Het hof zal hen hierna verder Phoen’x c.s. noemen.
Waar gaat het in deze zaak over?
3.2.
In deze zaak gaat het, kort gezegd, om de vraag of het besluit van de VvE van 28 september 2021, dat in de gemeenschappelijke ruimte geen scootmobielen, ligfietsen of andere obstakels mogen worden geplaatst, nietig moet worden verklaard dan wel moet worden vernietigd.
3.3.
Het appartementengebouw, gelegen aan [adres1] in [woonplaats1] , is bij splitsingsakte van 12 december 2018 gesplitst in 116 appartementsrechten, betreffende vijfenzestig woningen met berging, vijf bergingen en zesendertig parkeerplaatsen. Daarbij is tevens de VvE opgericht. In de splitsingsakte is ook het splitsingsreglement opgenomen. Phoen’x is eigenaar van de appartementsrechten van de woningen met als adres [adres1] en [adres2] . [appellante3] huurt van Phoen’x de woonruimte met als adres [adres1] . [appellante2] huurt van Phoen’x de woonruimte met als adres [adres2] .
3.4.
Op 28 september 2021 heeft een ledenvergadering van de VvE plaatsgevonden (hierna: de ledenvergadering). Op de agenda stond (onder agendapunt 14) het volgende:
‘Weigeren toestemming plaatsen scootmobielen e.d. in gemeenschappelijke ruimten’. Het bestuur van de VvE (hierna: het bestuur) heeft voor de ledenvergadering toegelicht dat de handhaver van de gemeente Doetinchem en de inspecteur van de brandweer van de Veiligheidsregio Noord Oost Gelderland (VNOG) tijdens een controle op 22 april 2021 aan het bestuur een (mondelinge) lastgeving hebben gegeven tot het verwijderen van een in de gemeenschappelijke ruimte staande scootmobiel en elektrische ligfiets, omdat alle ruimten op de begane grond worden aangemerkt als ‘vluchtweg’. Bij brief van 26 juli 2021 is dit nog eens bevestigd door het bevoegde gezag, het college van Burgemeester en Wethouders van Doetinchem. Mocht de VvE deze lastgeving niet volgen, dan zou het gemeentebestuur een dwangsom kunnen opleggen die door alle leden van de VvE zal moeten worden betaald. Ook zal de verzekeraar in het geval van brandschade geen schadevergoeding uitkeren, indien in de vluchtwegen obstakels (zoals scootmobielen) zijn gestald, aldus het bestuur. Gelet op het voorgaande heeft het bestuur dan ook voorgesteld dat de ledenvergadering beslist dat er in de gemeenschappelijke ruimten geen scootmobielen, ligfietsen of andere obstakels mogen worden geplaatst en dat verzoeken tot plaatsing hiervan in deze ruimte zullen worden afgewezen. De ledenvergadering heeft conform het voorstel van het bestuur besloten.
3.5.
Phoen’x c.s. heeft vervolgens de kantonrechter verzocht - voor zover nu nog van belang - om het besluit van 28 september 2021 nietig te verklaren, dan wel te vernietigen, vervangende machtiging te verlenen voor het mogen plaatsen van de scootmobielen van [appellante3] en [appellante2] in de gemeenschappelijke ruimte en de VvE te veroordelen in de proceskosten. Samengevat voert Phoen’x c.s. aan dat het besluit nietig is, omdat het in strijd is met de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (hierna: WGBH/CZ). Het genomen besluit is, volgens Phoen’x c.s., ook vernietigbaar, omdat het in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. De kantonrechter heeft de verzoeken afgewezen en Phoen’x c.s. veroordeeld in de proceskosten.
3.6.
Phoen’x c.s. kan zich niet vinden in de uitspraak van de kantonrechter en is daarvan in hoger beroep gekomen met vier grieven. Samengevat handhaaft Phoen’x c.s. haar stellingen dat het besluit van 28 september 2021 nietig dan wel vernietigbaar is. Phoen’x c.s. vraagt het hof de beslissingen van de kantonrechter te vernietigen en haar verzoeken alsnog toe te wijzen. De VvE heeft verweer gevoerd en geconcludeerd dat de bestreden beschikking moet worden bekrachtigd.
Grief 1: nietigheid van het besluit
3.7.
Met haar eerste grief komt Phoen’x c.s. op tegen het oordeel van de kantonrechter dat het besluit van de VvE van 28 september 2021 niet nietig is. Zij stelt dat het besluit nietig is, omdat het besluit in strijd is met artikel 6b sub d WGBH/CZ. Phoen’x c.s. stelt dat de VvE met het bestreden besluit onderscheid maakt tussen de eigenaars en gebruikers op grond van een handicap of chronische ziekte, zoals bedoeld in artikel 1 WGBH/CZ. In deze vorm slaagt het beroep op verboden onderscheid in elk geval niet. Uit de aangehaalde wetsbepaling volgt niet dat de VvE verplicht is om mee te werken aan de plaatsing van een scootmobiel in de gemeenschappelijke ruimte. Wel dient de VvE bij het nemen van een beslissing zoals zij heeft gedaan een redelijke en billijke afweging te maken, maar daar komt het hof hierna op terug. Grief 1 faalt dan ook.
Grief 2: vernietigbaarheid van het besluit
3.8.
Grief 2 richt zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat het besluit niet vernietigbaar is. Op grond van artikel 5:130 BW juncto artikel 2:15 BW kan een besluit van de ledenvergadering van de VvE worden vernietigd als dat besluit in strijd is met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW worden geëist. Artikel 2:8 lid 1 BW bepaalt voor gevallen als dit dat de VvE en haar leden zich tegenover elkaar moeten gedragen naar de eisen van redelijkheid en billijkheid. Van vernietigbaarheid van een besluit is sprake als een besluit naar inhoud of totstandkoming in strijd is met de genoemde gedragsregel. Dat zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn bij het maken van verboden onderscheid in de zin van de WGBH/CZ. Het kan daarbij ook gaan om indirect onderscheid als bedoeld in artikel 1 aanhef e onder c van die wet: indien een ogenschijnlijk neutrale bepaling, maatstaf of handelwijze personen met een handicap of chronische ziekte in vergelijking met andere personen bijzonder treft. Dat is hier volgens Phoen’x c.s. het geval.
3.9.
Op 28 september 2021 heeft de VvE besloten dat in de gemeenschappelijke ruimte geen scootmobielen, ligfietsen of andere obstakels mogen worden geplaatst. De VvE heeft hiertoe besloten, omdat de gemeente Doetinchem en de inspecteur van de brandweer, na inspectie van de gemeenschappelijke ruimtes, aan het bestuur een mondelinge lastgeving hebben gegeven tot het verwijderen van een in de gemeenschappelijke ruimte staande scootmobiel en elektrische ligfiets. Deze lastgeving is op 26 juli 2021 schriftelijk bevestigd door het College van Burgemeesters en Wethouders van de gemeente Doetinchem. De VvE voelde zich genoodzaakt om zich te conformeren aan hetgeen het bevoegde gezag haar opdraagt. Ook heeft de verzekeraar aangegeven dat er in het geval van brandschade geen schadevergoeding zal worden uitgekeerd, indien in de vluchtwegen obstakels zijn gestald. Daartegenover stelt Phoen’x c.s. dat [appellante3] en [appellante2] voor hun dagelijkse mobiliteit (en derhalve participatie in de maatschappij) afhankelijk zijn van de scootmobielen. Zodoende stelt Phoen’x c.s. een zwaarwegend belang te hebben bij het kunnen plaatsen van de scootmobielen in de gemeenschappelijke ruimte. Ook heeft Phoen’x, onder verwijzing naar correspondentie met de verzekeraar van de VvE, betwist dat de verzekering niet zal uitkeren wanneer er brand ontstaat door een scootmobiel of elektrische ligfiets.
3.10.
Ontegenzeggelijk raakt de gewraakte beslissing de bewoners die voor hun mobiliteit afhankelijk zijn van een scootmobiel meer en wezenlijk anders dan de andere bewoners, maar daarmee is nog niet gezegd dat het besluit van tafel moet. De toetsingsmaatstaf voor de rechter voor de inhoud van het besluit is of de VvE bij afweging van alle bij het besluit betrokken belangen in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen. Dat betreft een marginale (terughoudende) toets. Hierbij geldt ook dat het hof het besluit moet toetsen naar het moment dat het genomen is. Het belang van de VvE om de brandveiligheid van haar bewoners (en hun bezoekers) te waarborgen en de lastgeving van de gemeente en de brandweer op te volgen is groot. Van strijd met de WGBH/CZ is geen sprake, nu op grond van artikel 3 van die wet het verbod van onderscheid niet geldt als het onderscheid noodzakelijk is ter bescherming van de veiligheid en de gezondheid. Anders dan Phoen’x c.s. voorstaat, mocht de VvE daarbij afgaan op de beoordeling van die veiligheidsaspecten door het daartoe bevoegde gezag. De ledenvergadering heeft in redelijkheid voorrang aan dit belang mogen geven boven het belang van Phoen’x c.s. bij het plaatsen van de scootmobielen in de gemeenschappelijke ruimte. Voor zover Phoen’x c.s. heeft willen zeggen dat de VvE niet voldoende heeft gezocht naar andere praktische oplossingen en dat dat de belangenafweging onredelijk maakt, wordt zij daarin niet gevolgd. Hierbij betrekt het hof dat de VvE met de betrokken instanties en deskundigen het appartementencomplex is doorgelopen om een plek te vinden waar scootmobielen konden worden geplaatst, echter zonder resultaat, en dat zij ook serieus naar mogelijke oplossingen buiten het complex heeft gezocht. Phoen’x c.s. heeft niet weersproken dat de VvE dit heeft gedaan. Naar het oordeel van het hof heeft de ledenvergadering dan ook in redelijkheid tot het besluit kunnen komen, zodat grief 2 ook faalt.

4.Slotsom

4.1.
De slotsom is dat het hof het verzoek van Phoen’x c.s. om het besluit van 28 september nietig te verklaren dan wel te vernietigen niet toewijsbaar acht. Het verzoek om vervangende toestemming voor het plaatsen van scootmobielen in de gemeenschappelijke ruimte en een regeling vast te stellen over de onderhoudskosten komt daarom ook niet voor toewijzing in aanmerking. Hetzelfde geldt voor het verzoek om een voorlopige voorzieningen te treffen (overigens is dit verzoek in hoger beroep ook niet meer gedaan). Grief 3 en grief 4 behoeven daarom geen nadere bespreking.
4.2.
De VvE heeft het hof verzocht om appellanten hoofdelijk te veroordelen in de kosten van de procedure. Tegen dit verzoek is geen verweer gevoerd, zodat het hof appellanten, als de (overwegend) in het ongelijk gestelde partij, hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding. Dat [appellant4] zijn verzoeken tijdens de procedure heeft ingetrokken, maakt dit oordeel voor hem niet anders. Onder de te vergoeden kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [1]

5.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 23 februari 2022;
veroordeelt Phoen’x, [appellante2] , [appellante3] en [appellant4] hoofdelijk in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de VvE vastgesteld op € 783,- aan griffierecht en op € 2.228,- overeenkomstig het liquidatietarief (2 punten x appeltarief II), te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van deze beschikking, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf de bedoelde termijn voor voldoening;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad en
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K. Mans, H.L. Wattel en S.C.P. Giesen en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 20 december 2022.

Voetnoten

1.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.