ECLI:NL:GHARL:2022:10798

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
21-000949-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal met geweld en belaging van ex-partner met oplegging van tbs-maatregel en gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1965, werd beschuldigd van diefstal met geweld en belaging van zijn ex-partner. De feiten vonden plaats in de periode van 28 april 2017 tot en met 12 juli 2017, waarbij de verdachte op verschillende manieren contact zocht met de benadeelde, ondanks een contactverbod. De verdachte heeft op 7 juli 2017 in de kapsalon van de benadeelde geweld gebruikt door stekkers uit de meterkast te trekken, waardoor de telefoon en internet niet meer werkten. Hij heeft ook de autosleutels van de benadeelde gestolen en haar bedreigd met geweld. Het hof oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, maar dat het recidiverisico hoog was. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden en de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging werd opgelegd. De vordering van de benadeelde partij werd toegewezen tot een bedrag van € 7.000,00 voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000949-18
Uitspraak d.d.: 15 december 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 1 februari 2018 met parketnummer 18-720262-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
thans verblijvende in P.I. Lelystad te Lelystad.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 17 juni 2021, 13 december 2021 en 1 december 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. J.B. Pieters, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte ter zake van het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van voorarrest, en gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld, met verpleging van overheidswege. Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] toegewezen tot een bedrag van € 7.030,08, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en opnieuw rechtdoen.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

Standpunt van verdachte
Verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van verdachte. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het openbaar ministerie de voortzetting van de zaak in hoger beroep zodanig lang heeft getraineerd en gefrustreerd en er sprake is van schending van artikel 6 van het EVRM en overige regelgeving, dat dit de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie tot gevolg moet hebben.
Standpunt van advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gesteld dat de lange procesduur grotendeels te wijten is aan de opstelling en verzoeken van verdachte, waardoor het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte.
Oordeel van het hof
Verdachte heeft op 14 februari 2018 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. De zaak is op 30 juli 2018 voor het eerst ter zitting van het hof aangebracht, waarna de zaak maar liefst 26 keer is aangehouden. Het hof wijst arrest in deze zaak op 15 december 2022.
Het onderzoek ter terechtzitting van het hof zich uitgestrekt over 27 zittingen, waaronder een aantal zittingen met een pro forma karakter vanwege de preventieve hechtenis. Ook wegens andere redenen is de behandeling van de zaak een aantal keren aangehouden. Het hof geeft hieronder een opsomming van handelingen en onderzoekswensen die invloed hebben gehad op het procesverloop en het daarmee gemoeide tijdverloop:
  • Ter zitting van 29 oktober 2018 is van de zijde van verdachte verzocht om het horen van getuigen. Het hof heeft het horen van een zestal getuigen toegewezen. Daarnaast is het verzoek van de verdediging om telefoongesprekken uit te luisteren toegewezen. Tot slot is beslist dat de deskundigen die over verdachte hadden gerapporteerd, ter zitting van het hof dienen te worden gehoord. De zaak is verwezen naar de raadsheer-commissaris.
  • Ter zitting van 29 oktober 2019 is, naar aanleiding van een verzoek van de verdediging tot contrarapportage, beslist dat twee nieuwe deskundigen over de persoon van verdachte zullen rapporteren.
  • Ter zitting van 5 maart 2020 is de behandeling van de zaak aangehouden, onder meer omdat het transport van verdachte naar de zittingszaal niet goed was geregeld. Het hof heeft verdachtes verzoek om hem een digitaal dossier (USB-stick) te verschaffen toegewezen.
  • Ter zitting van 16 maart 2020 zijn rapporten van deskundigen besproken. Naar aanleiding daarvan is beslist dat verdachte, mede gezien verdachtes opstelling jegens de rapporteurs, dient te worden onderzocht in het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC). Daarnaast heeft het hof het verzoek van verdachte om woordelijke uitwerking van telefoongesprekken met [benadeelde] toegewezen. De zaak is opnieuw verwezen naar de raadsheer-commissaris.
  • Ter zitting van 17 juni 2021 stond de zaak gepland voor inhoudelijke behandeling, maar is ter zitting verwezen naar het kabinet raadsheer-commissaris. Daarbij is de verdediging in de gelegenheid gesteld schriftelijk vragen te stellen aan deskundigen en heeft de verdediging een termijn van 6 weken gekregen om nadere stukken in te dienen, te weten een schriftelijke schets van de context van bepaalde mailberichten/uitlatingen.
  • Ter zitting van 13 december 2021 stond de zaak gepland voor inhoudelijke behandeling, maar ter zitting heeft de toenmalige raadsman de verdediging neergelegd, waarna verdachte het hof heeft gewraakt. Na afwijzing van het wrakingsverzoek is de behandeling ter zitting weer aangevangen, maar is de zaak op verzoek van verdachte aangehouden om hem de gelegenheid te geven zich te voorzien van rechtsbijstand.
  • Ter zitting van 7 maart 2022 bleek de zaak te krap gepland om verdachte de gelegenheid te geven zijn verhaal te doen. De vaste voorzitter heeft verdachte een termijn gegeven om een advocaat naar keuze te regelen en die termijn nog eenmaal verlengd, maar er is van verdachte geen bericht gekomen, noch heeft zich een raadsman gesteld. De vaste voorzitter heeft op 4 maart 2022 een brief naar verdachte gestuurd, waarin -kort gezegd- is vermeld dat verdachte een advocaat zal worden toegevoegd.
  • Ter zitting van 21 maart 2022 heeft de advocaat-generaal verzocht om een last tot toevoeging van een advocaat op grond van het bepaalde in artikel 509a Sv. Het hof heeft dit verzoek toegewezen.
Het hof stelt dat de procedure in hoger beroep onwenselijk lang is geweest. Dat deze lange duur het gevolg zou zijn van frustratie en traineren door het openbaar ministerie, zoals beweerd door verdachte, is gezien voorgaande opsomming echter niet gebleken.
Het hof is daarom van oordeel dat het dossier geen aanleiding geeft om het openbaar ministerie om die reden niet-ontvankelijk in de vervolging te verklaren.
Nu ook overigens geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd of anderszins aannemelijk
zijn geworden, die zouden moeten leiden tot de niet-ontvankelijkverklaring van het
openbaar ministerie, zoals schending van artikel 6 van het EVRM, is het openbaar ministerie ontvankelijk in de vervolging.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 7 juli 2017 te [pleegplaats] , in elk geval in de gemeente [gemeente] , met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen de autosleutels van een personenauto (van het merk [automerk] ) en/of (vervolgens) die personenauto (van het merk [automerk] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde] en/of [getuige] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte, in het bedrijfspand van een kapperszaak alwaar die [benadeelde] en/of [getuige] werkzaam waren, opzettelijk
- uit een (meter)kast aldaar alle, althans meerdere, stekkers en/of kabels heeft getrokken, waardoor de telefoon en/of internet en/of het pinapparaat niet meer werkten en/of enkele kabels werden vernield en/of (vervolgens) (nadat die [getuige] verdachte herhaaldelijk had gesommeerd het bedrijfspand te verlaten)
- die [getuige] heeft achtervolgd naar bovenverdieping van dat bedrijfspand en/of (toen die [getuige] de toegangsdeur van die bovenverdieping voor verdachte gesloten hield teneinde verdachte te verhinderen die bovenverdieping te betreden)
- wederrechtelijk die bovenverdieping van het bedrijfspand van die kapperszaak is binnengedrongen, door (met kracht) tegen die deur te duwen en vervolgens die verdieping te betreden en/of (vervolgens, aldaar aangekomen)
- de tas van die [benadeelde] heeft gepakt en toen die [benadeelde] haar tas terug wou pakken, die [benadeelde] meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het lichaam heeft geduwd en/of
- de inhoud van de tas van die [benadeelde] op de grond heeft gegooid en/of de autosleutels van die personenauto (van het merk [automerk] ) heeft gepakt en/of (toen die [benadeelde] die autosleutels terug wou pakken)
- die [benadeelde] (met kracht) tegen het lichaam heeft geduwd en/of
- die [benadeelde] en/of [getuige] de woorden heeft toegevoegd: "Dit is nog maar het begin. Ik maak je kapot."
2. primair
hij in of omstreeks de periode van 28 april 2017 tot en met 12 juli 2017 te [pleegplaats] , in elk geval in de gemeente [gemeente] , en/of te [pleegplaats] , in elk geval in de gemeente [gemeente] , en/of (elders) in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde] en/of [getuige] , door in voornoemde periode meermalen, althans eenmaal, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk, met het oogmerk die [benadeelde] en/of [getuige] , te dwingen iets te doen (te weten onder meer dat die [benadeelde] een computer en/of een personenauto aan verdachte zou afgeven en/of dat er zou worden gepraat), niet te doen, te dulden (dat verdachte de kapsalon waar die [benadeelde] en/of [getuige] werkzaam was/waren stelsmatig telefonisch benaderde en/of bezocht) en/of vrees aan te jagen,
- die [benadeelde] de woorden toe te voegen: "Ik ga je kapot maken.", althans woorden van gelijke aard of strekken, en/of
- die [benadeelde] thuis op te zoeken en/of
- bij de woning van die [benadeelde] in de tuin te gaan staan en/of
- bij de woning van die [benadeelde] op een stoep te gaan zitten en/of
- op een ruit van de woning van moeder van die [benadeelde] te slaan, toen die [benadeelde] daar verbleef en/of
- die [benadeelde] via WhatsApp-berichten te benaderen en/of
- die [benadeelde] mailberichten te sturen en/of
- de familie van die [benadeelde] via mailberichten en/of telefonisch en/of WhatsApp-berichten te benaderen en/of
- dreigende berichten op de voicemail van de zus van die [benadeelde] in te spreken, onder meer het bericht: "Zeg maar tegen [benadeelde] dat ik de hele tijd al in de buurt ben.. goed naar buiten kijken.. en dit houd niet op totdat ze stopt met liegen en ik [dochter] mag zien." en/of
- het bericht: " [benadeelde] gaat kapot.", althans een dreigend bericht, op de voicemail van de vader van die [benadeelde] in te spreken en/of
- die [benadeelde] telefonisch te benaderen en daarbij die [benadeelde] bedreigende en/of beledigende woorden toe te voegen, te weten onder meer: "Ik sla je naar buiten en dan ga jij maar op straat slapen." en/of "Vuile teringhoer." en/of "Rat" en/of "Dan sla ik je echt de ROT-kanker." en/of "Ik maak je kapot. Ik zorg ervoor dat jij het kind kwijt raakt. Ik sla je het ziekenhuis in." en/of "Ik maak jou af met de hele fucking familie erbij." en/of "Ik ben nog gevaarlijker dan een moordenaar." en/of "Dit eindigt niet tot ik [dochter] heb gezien." en/of op de vraag van die [benadeelde] "Maak je me dood?" het antwoord "JA" heeft gegeven, en/of/althans (een) mededeling(en) van gelijke (be)dreigende en/of beledigende en/of intimiderende en/of dwingende aard of strekking, en/of
- die [benadeelde] via e-mail- en/of Whatsappberichten te beledigen en/of te bedreigen en/of
- die [benadeelde] constant in de gaten te houden en/of
- die [benadeelde] via sociale media te volgen en/of
- die [benadeelde] via e-mail te benaderen, waarbij verdachte een zogenoemde e-mailtracer heeft geplaatst, waardoor verdachte de berichten die [benadeelde] aan andere personen verzond kon volgen en/of
- vrienden van die [benadeelde] via Facebook te benaderen en/of
- via Whatsapp-berichten aan die [benadeelde] mede te delen dat hij nooit zal ophouden met zijn gedrag, althans een mededeling van gelijke aard of strekking en/of
- de kapsalon waar die [benadeelde] en/of [getuige] werkzaam was/waren telefonisch te benaderen, waaronder via de redial functie van verdachtes mobiele telefoon, waardoor die telefoon van verdachte constant een telefonische verbinding maakte met het telefoonnummer van de kapsalon en/of
- die [getuige] telefonisch mede te delen dat hij, verdachte, langs zou komen in de kapsalon en dat hij de kapsalon kapot wilde maken, althans (een) mededeling(en) van gelijke aard of strekking en/of
- berichten op de facebookpagina van de kapsalon waar die [benadeelde] en/of [getuige] werkzaak was/waren te plaatsen, welke berichten van beledigende en/of kwetsende aard waren, in elk geval niet de strekking hadden tot het doel waarvoor die facebook pagina was ingericht en/of
- die [benadeelde] en/of [getuige] tijdens haar/zijn/hun werk in de kapsalon te bezoeken en/of
- wederrechtelijk in het bedrijfspand van die kapsalon te verblijven en/of wederrechtelijk de bovenverdieping van die kapsalon binnen te dringen en/of
- een of meerdere kabels in die kapsalon te vernielen;
2. subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 28 april 2017 tot en met 12 juli 2017 te [pleegplaats] , in elk geval in de gemeente [gemeente] , en/of te [pleegplaats] , in elk geval in de gemeente [gemeente] , en/of (elders) in Nederland, meermalen, althans eenmaal, [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte in voornoemde periode die [benadeelde] opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd:
"Ik sla je het ziekenhuis in." en/of
"Ik maak jou af met de hele fucking familie erbij." en/of
"Ik ben nog gevaarlijker dan een moordenaar." en/of
"Dit eindigt niet tot ik [dochter] heb gezien." en/of
"Ik maak je kapot", en/of
op de vraag van die [benadeelde] "Maak je me dood?" het antwoord "JA" heeft gegeven, althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Verdachte heeft de feitelijke gang van zaken zoals onder 1 en 2 tenlastegelegd als zodanig niet betwist, met uitzondering van het geweld jegens [benadeelde] , opgenomen onder feit 1. Verdachte ontkent dat hij [benadeelde] op enig moment heeft geduwd toen hij de autosleutels wilde pakken. Volgens verdachte heeft [benadeelde] hierover niet naar waarheid verklaard. Ook in bredere zin stroken de verklaringen van [benadeelde] niet met de waarheid, althans berusten op haar eigen waarheid aldus verdachte. In haar verklaring heeft zij relevante delen weggelaten, zoals hoe een en ander is gegaan met de verkoop van de auto, de verkoop van andere goederen van verdachte, de reden voor het stoppen met het werken in de kapperszaak en het onderhouden van verdachte.
De raadsvrouw van verdachte heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde. Daartoe is aangevoerd dat verdachte eigenaar van de auto was, waardoor niet kan worden bewezen dat sprake is geweest van oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Daarnaast is aangevoerd dat er geen sprake van geweld is geweest.
De rechtbank heeft het in het vonnis het volgende (cursief weergegeven) overwogen:
Uit het strafdossier en het verhandelde ter zitting kan worden opgemaakt dat verdachte op 7 juli 2017 de kapperszaak, waar [benadeelde] werkzaam was, is binnengekomen. Ondanks dat [getuige] verdachte had gesommeerd het pand te verlaten bleef verdachte en heeft hij om te voorkomen dat 112 zou worden gebeld in de meterkast de stekkers eruit getrokken waardoor de telefoon, het internet en het pinapparaat niet meer werkten. Verdachte is vervolgens naar de bovenverdieping gegaan en heeft de autosleutels van [benadeelde] gepakt. Verdachte heeft blijkens de verklaring van [benadeelde] haar een duw gegeven toen zij de sleutels terug wilde pakken. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan haar verklaring te twijfelen. Vervolgens heeft verdachte het pand verlaten en is hij met de auto van [benadeelde] weggegaan.
De verdediging heeft aangevoerd dat de personenauto, een [automerk] , in eigendom van verdachte was waardoor er geen sprake is geweest van oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de personenauto, merk [automerk] , type [type] , eigendom was van aangeefster [benadeelde] en dat er daarmee wel sprake is geweest van het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Uit de voorhanden zijnde stukken blijkt immers dat de verkoopfactuur en het kenteken van de auto op naam stonden van [benadeelde] . Zij was in het bezit van de auto en de bijbehorende sleutels en gebruikte de auto als de hare. Verdachte heeft blijkens de inhoud van de berichten een andere auto op naam van [benadeelde] voor deze auto ingeruild. Ook als zou komen vast te staan dat verdachte de auto heeft betaald, zoals verdachte heeft gesteld en een onderbouwing voor heeft gegeven, dan zou dat het oordeel van de rechtbank niet anders maken. Dat verdachte de auto op korte afstand van de kapperszaak heeft achtergelaten, staat evenmin aan de bewezenverklaring van voormeld oogmerk in de weg. Door zijn handelen heeft de verdachte als heer en meester over de auto van [benadeelde] beschikt. In een emailbericht van 15 juli 2017 aan [benadeelde] bevestigt verdachte dat hij het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van de auto heeft gehad, waar hij schrijft: “had gehoopt dat de politie me kwam halen na de auto jatten…”.
Het hof sluit zich aan bij deze overwegingen en verwerpt het verweer van de raadsvrouw in zoverre.
Met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaringen van [benadeelde] overweegt het hof aanvullend dat die verklaringen - voor zover relevant voor het bewijs - op meerdere punten steun vinden in andere bewijsmiddelen, zoals verklaringen van getuigen. De door verdachte ter onderbouwing van zijn stelling aangevoerde aanknopingspunten bieden onvoldoende basis om tot het oordeel te komen dat de verklaring van [benadeelde] als onbetrouwbaar moet worden gekwalificeerd. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van de verklaring van [benadeelde] te twijfelen.
Met betrekking tot het geweld overweegt het hof als volgt:
Uit de verklaringen van [benadeelde] en getuige [getuige] volgt dat verdachte, door de stekkers uit de meterkast te trekken, [getuige] heeft belet 112 te bellen. Eenmaal aangekomen bij de kantine heeft verdachte een deur, die door [getuige] dicht werd gehouden, (met kracht) geopend. Toen aangeefster probeerde haar tas terug te pakken, heeft verdachte haar geduwd. Ook heeft hij haar de woorden toegevoegd: ‘Dit is nog maar het begin. Ik maak je kapot.’
Op grond van het voorgaande is het hof, anders dan de verdediging, van oordeel dat de diefstal vergezeld en gevolgd is geweest van geweld en bedreiging met geweld. Het verweer wordt verworpen.
Beslissing op het ter zitting van 1 december 2022 door verdachte gedane verzoek
Verdachte heeft ter zitting van het hof op 1 december 2022 verzocht om, na het sluiten van het onderzoek ter terechtzitting, alsnog situatieschetsen van de kapsalon te maken en deze zo spoedig mogelijk aan het hof over te leggen.
Het hof overweegt hieromtrent dat met de uiteenzetting van verdachte ter zitting en ook met hetgeen hij hierover eerder heeft verklaard, het voor het hof voldoende duidelijk is hoe de situatie ter plaatse is. Het hof acht zich derhalve voldoende voorgelicht en acht het niet noodzakelijk dat alsnog situatieschetsen gemaakt door verdachte worden overgelegd. Het hof wijst het verzoek af.

Bewijsmiddelen

Het hof bezigt met betrekking tot het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde de navolgende bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummering aangeduide processen-verbaal en andere stukken betreft dit (voor kopie conform het origineel verklaarde) op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van de politie Eenheid Noord-Nederland, District [provincie] , Basisteam [locatie] , met registratienummer [nummer] , gesloten op 14 september 2017.
Feiten 1 en 2 primair:
1. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 12 juli 2017, pagina’s 20-22, zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van [benadeelde] :
Plaats delict: [adres] , [pleegplaats] .
Op 7 juli 2017 kwam mijn ex [verdachte] naar mijn werk waar hij in de deuropening van kapperszaak [bedrijfsnaam] stond en naar binnen liep. [getuige] gebood hem het pand te verlaten. [verdachte] gaf hier geen gehoor aan. Hierop gebood [getuige] hem nogmaals om het pand te verlaten. [verdachte] gaf hier geen gehoor aan. [getuige] wilde 112 bellen maar op dat moment trok [verdachte] de stekkers in de meterkast eruit. Hierdoor hadden we in de kapperszaak geen telefoon, internet en pinmogelijkheden. [verdachte] liep richting de trap naar boven. [getuige] ging bij de trap staan om duidelijk te maken aan [verdachte] dat hij niet naar boven mocht. [getuige] heeft geprobeerd de deur naar de kantine nog tegen te houden zodat [verdachte] niet naar binnen kon. Dit lukte niet waardoor [verdachte] binnen kon komen in de kantine. Ik hoorde hem zeggen: ‘Ik neem de auto mee, deze is van mij.’ Hierna pakte [verdachte] mijn tas en ging op zoek naar mijn autosleutels. Ik probeerde de tas terug te pakken van [verdachte] . Hierbij heeft hij mij zeker twee keer met veel kracht een duw gegeven. Ik probeerde de autosleutels uit [verdachte] zijn handen te pakken maar kreeg een flinke duw waarna [verdachte] in de richting van de deur van de kantine liep. [getuige] probeerde de deur dicht te houden zodat [verdachte] niet weg zou kunnen komen. [verdachte] trok met veel kracht de deur open en ging via de trap naar beneden waar [getuige] nog probeerde de sleutels uit [verdachte] zijn hand te pakken. [verdachte] wist de sleutels vast te houden en liep vervolgens naar buiten.
[verdachte] is daarna in mijn auto gestapt en snel weggereden. Het betreft een [automerk] [type] , met kenteken [kenteken] .
2. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 20 juli 2017, pagina’s 38-39, zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van [getuige] :
Op 7 juli 2017 was ik aan het werk in onze kapsalon aan de [adres] in [pleegplaats] . Ik zag dat [verdachte] de deur open deed. [verdachte] liep naar mij toe en wilde een gesprek met mij aan gaan. Ik zei vervolgens tegen hem: ‘d’r uit.’ Ik zag dat hij hier niet op reageerde, maar de zaak binnen ging. Ik heb toen nogmaals tegen hem gezegd dat hij er uit moest gaan. Ik zag dat hij hier niet op reageerde. Ik zag dat [verdachte] naar de meterkast liep en daar alle stekkers van alle apparatuur uit de stekkerdozen trok. Hierdoor viel ook de telefoon uit. Ik liep vervolgens naar boven. Daar is de kantine. Ik zag dat [verdachte] ook de trap op liep. Ik stond al boven. Ik wilde niet dat hij naar boven ging en drukte de deur van de kantine dicht. Ik zag dat dit niet lukte. Ik voelde dat [verdachte] de deur open drukte. Dit gebeurde op een agressieve manier. [verdachte] liep vervolgens de kantine binnen. Ik zag dat hij de handtas van [benadeelde] pakte. Ik zag dat hij de autosleutels tussen de spullen weg haalde. Ondertussen was [benadeelde] ook boven gekomen. Ik zag dat zij kwaad op [verdachte] was en probeerde hem tegen te houden. Ik hoorde dat [verdachte] dreigende taal tegen haar uit sprak. Ik weet niet wat hij precies zei, maar het was zoiets als: ‘Dit is nog maar het begin. Ik maak je kapot.’ Ik zag [verdachte] toen in de auto van [benadeelde] stappen.
Ik heb [verdachte] twee keer gesommeerd om te vertrekken. [verdachte] heeft hier geen gevolg aan gegeven.
Door de overval op onze kapsalon voelen ik en mijn medewerkers dagelijks veel onrust en heb ik hierdoor ook slapeloze nachten. Ik heb mij door deze [verdachte] zeer bedreigd gevoeld. Door zijn houding en gedrag.
Feit 1:
3. Een proces-verbaal van verhoor getuige bij de raadsheer-commissaris van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden d.d. 15 juli 2019, zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van [getuige] :
Er was een soort worsteling in de personeelskamer en op de overloop, tussen [verdachte] , [benadeelde] en een andere kapster. Het was duwen en trekken. [verdachte] was agressief.
4. Een schriftelijk stuk, te weten een Inkoop/verkoopfactuur van 29 september 2015, van Autobedrijf [bedrijfsnaam] , als bijlage gevoegd bij een brief van mr. R. J. Wortelboer van 31 oktober 2017, zakelijk weergegeven inhoudende:
Geadresseerde: [benadeelde] , [adres] , [woonplaats] .
Omschrijving: [kenteken] [automerk] [type] .
Totaal: 1.600,00.
5. Een schriftelijk stuk, te weten een Tenaamstelling RDW d.d. 26 september 2015, als bijlage gevoegd bij een brief van mr. R. Spoelstra, d.d. 1 november 2017, zakelijk weergegeven inhoudende:
Kenteken: [kenteken]
Merk/type: [automerk] [type]
Nieuwe eigenaar/houder: [benadeelde] .
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 27 juli 2017, pagina’s 33-37, zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van verdachte:
De [automerk] [type] is in 2015 aangeschaft. De auto is gelijk op naam van [benadeelde] gekomen omdat [benadeelde] de auto dagelijks ging gebruiken voor woon-werkverkeer.
7. Een schriftelijk stuk, te weten een e-mailbericht van verdachte aan [benadeelde] van 15 juli 2017, opgenomen op pagina’s 190-192, zakelijk weergegeven inhoudende:
Had gehoopt dat de politie me kwam halen na de auto jatten….
Feit 2 primair
8. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 12 juli 2017, pagina’s 43-54, zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van [benadeelde] :
Op 24 april 2017 is [verdachte] voor een zitting naar Nederland gekomen. Het ging over een aangifte die ik had gedaan (het hof begrijpt: een aangifte van mishandeling d.d. 18 januari 2017), een aangifte van zijn ex-partner en aangiftes over zijn boot.
Hier is [verdachte] meegegeven dat hij geen contact meer mocht zoeken met al de betrokken personen.
Op vrijdag 28 april 2017 omstreeks 17.38 uur is [verdachte] bij mijn woning geweest aan de [adres] in [woonplaats] . Ik zag [verdachte] staan in de tuin van mijn woning. Hij had door de ramen naar binnen gekeken en zag dat zijn kamer was opgeruimd. [verdachte] wilde niet weggaan en ging op het stoepje zitten.
Op dinsdag 6 juni 2017 heb ik de politie gebeld, omdat [verdachte] mij had gebeld. [verdachte] gaf mij aan dat per direct het contactverbod was opgeheven.
Hij belde mij en maakte mij allerlei verwijten. Hij wilde ook contact met mij via de whatsapp en dat ik hem moest deblokkeren. Ik heb hem aangegeven dat ik dit niet wilde. Ik wilde hem evt. wel via de telefoon een update geven over onze dochter [dochter] . Hij werd hier heel boos om, omdat hij wilde dat ik deed wat hij eiste.
[verdachte] had mij meerdere keren gebeld en zei/schreeuwde in een van de gesprekken dat hij nu naar mijn woning zou komen. Dat ik nooit van hem af zou komen al zou het 20 jaar duren. [verdachte] schreeuwde ook dat het voor hem geen probleem was dat er iets zou gaan gebeuren, want als je niets hebt, heb je ook niets te verliezen.
Begin juni 2017 ging [verdachte] ook mijn familie lastig vallen met telefoontjes, app-berichten en mailberichten. [verdachte] was altijd zeer kwaad en onredelijk tijdens deze contacten. Mijn zus ( [naam zus 1] ) werd ook benaderd via de telefoon en app. Mijn zus nam nooit op. Hij sprak voicemailberichten in. Zij blokkeerde hem wel, maar [verdachte] belt met steeds met andere nummers.
Op maandag 5 juni 2017 was ik met mijn vader in gesprek op mijn mobiele telefoon. Ik werd tegelijk ook gebeld op mijn vaste lijn. Terwijl ik mijn vader nog aan de lijn had nam ik de vaste lijn op. Ik hoorde dat [verdachte] mij opbelde op de vaste lijn. Ik hoorde dat hij zei: ‘Ik maak je kapot. Ik zorg ervoor dat jij het kind kwijtraakt. Ik sla je het ziekenhuis in.’
Op dinsdag 20 juni 2017 omstreeks 19.26 uur belde [verdachte] mij. Dit is één van de vele gesprekken die ik heb opgenomen van [verdachte] .
Gesprek 20 juni 2017:
Hij zei: ‘Kom naar je toe en weet wat jou zal leren hoe je op straat slaapt. Ik sla je naar buiten en dan ga jij maar op straat slapen. Dan weet jij hoe het is om een paar maanden op straat te slapen. Vuile Teringhoer.
Met je neukertje maak ik het ook af. En met jou ook. Klaar ermee. Zie je straks… en geloof me, ik doe het, het interesseert me niks meer. Ik heb toch al een week vastgezeten. Voor jou, interesseert me niks, al zit ik een jaar vast. Denk je nou werkelijk dat je daar vanaf komt. Vuile teringhoer.
En weet je wat, dan kom ik bij je kapperszaak, net zo lang tot je je bek dichthoudt. Nou, dan zal ik het de volgende keer anders doen. Dan sla ik je echt de ROT-kanker.
Op 23 juni 2017 omstreeks 17.30 uur heb ik de politie gebeld. [verdachte] had mijn zusje meerdere whatsappberichten gezonden. Hij gaf aan in die appjes dat hij nooit zou ophouden met zijn gedrag. In de dagen hierna ontving mijn zusje nog meerdere appberichten van [verdachte] .
Op zaterdag 24 juni 2017 omstreeks 17.00 uur heeft [verdachte] ongeveer 20 keer naar de kapsalon gebeld. Ook heeft hij teksten geplaatst op de Facebookpagina van de kapsalon. Ik heb deze teksten op Facebook verwijderd, maar ze zijn wel zichtbaar geweest voor de klanten van de kapsalon. Deze teksten waren beledigend over mij als persoon en hij schold mij uit voor ‘Rat’. Ik heb screenshots gemaakt van deze berichten.
Op 30 juni 2017 15.40 uur was ik aan het werk in de kapsalon. Toen ik opnam hoorde ik de stem van [verdachte] . Hij zei: ‘Hey kuthoertje, ben je daar? Ik zie je dadelijk wel. En ik ben er, geloof me.’
Hij heeft op vrijdag 30 juni 2017 meerdere malen gebeld met de kapsalon. Doordat [verdachte] meer dan 100 keer in een uur belde konden klanten geen afspraken maken en werd ik afgeleid van mijn werk. [verdachte] begon rond 11.15 uur en is tot 16.35 uur doorgegaan.
Ik heb hem ook wel van de 100 keer per uur, 90 keer weggedrukt.
Na mijn werkdag kreeg mijn zus [naam zus 2] een whatsappbericht met de tekst: ‘Dit eindigt niet totdat ik [dochter] heb gezien zeg dat maar tegen [benadeelde] .’ Weet waar ze is zeg dat ik de hele tijd in de buurt ben dit houdt niet op totdat ik [dochter] mag zien.
Op advies van de politie heb ik het contact verbroken. Ik heb [verdachte] geblokkeerd op social media en een ander telefoonnummer genomen. Hij kan mij alleen nog via de mail bereiken. Dit houdt in dat hij vooral via derden communiceert. Via whatsapp of hij spreekt de voicemail in. Hij heeft steeds een ander nummer, dus omzeilt hij het blokkeren, wat wij steeds doen.
Opmerking verbalisant: Terwijl wij in verhoor zitten, wordt [benadeelde] gebeld door de hulpverleenster van FIER. Zij heeft opgenomen en is op luidspreker gezet. Zij gaf aan dat zij via de reclassering heeft gehoord dat [verdachte] op de hoogte is van alle mailverkeer welke [benadeelde] deelt met de hulpverlening en die wij doorsturen naar elkaar. Hij heeft aangegeven dat hij veel van ICT weet en ook alle gegevens van [benadeelde] heeft betreffende haar computer thuis. Hij heeft zijn mailaccount dusdanig bewerkt dat hij kan zien naar wie [benadeelde] zijn berichten doorstuurt.
Ik ben op dinsdag 11 juli 2017 nog naar mijn werk gegaan. Ik heb een gesprek gehad met mijn medevennoot, die aangaf dat het beter is dat ik even afstand neem van het werk omdat andere medewerkers en de medevennoot bang zijn voor [verdachte] en [verdachte] de zaak ernstig beschadigt door zijn gedrag. Ik begrijp dit. Dit is precies wat [verdachte] heeft gezegd tegen mij: ‘Ik ga je kapot maken.’ Ik ben daarom die dag in de ziektewet gegaan. Mijn collega heeft op de site van mijn kapsalon bij mijn naam een afwezigheid gezet. Ik was die dinsdag nog niet thuis en ik had alweer een mailbericht van [verdachte] ontvangen. Hij zag dat op de site bij mijn naam stond dat ik tijdelijk niet aanwezig was. Hij wilde mij laten weten dat hij dit wist.
[verdachte] is nog steeds bezig met het stalken in mijn richting en gaat maar door met zijn dreigingen/intimidaties. Hij zegt zelf dat hij niet dreigt, maar dat het beloftes zijn. Hij voert regelmatig zijn dreiging/beloftes uit, dat heeft hij laten zien. Ik moet steeds over mijn schouder kijken. Hij volgt alles wat ik doe.
9. Een proces-verbaal van aangifte, pagina’s 86-88, zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van [getuige] :
Ik ben eigenaar van kapsalon [bedrijfsnaam] , gevestigd te [plaats] . In mijn kapsalon werkt [benadeelde] . [verdachte] valt [benadeelde] lastig. [benadeelde] heeft hem op allerlei manieren geblokkeerd, zodat hij geen contact met haar kan opnemen.
Omdat [verdachte] geen contact meer kan krijgen met [benadeelde] is [verdachte] begonnen met ons lastig te vallen in de kapsalon. Hij stalkt ons in de kapsalon. Dit is begonnen op 24 juni 2017. [verdachte] heeft toen wel dertig keer gebeld naar de kapsalon. Hij gebruikte hiervoor de telefoonnummers [06-nummer] en [06-nummer] .
Op dinsdag 28 juni 2017 begon hij opnieuw te bellen. Hij belde toen wel vijftig keer. Wij drukten hem elke keer weg. Op woensdag belde hij opnieuw heel vaak. [verdachte] heeft toen ook gedreigd dat hij langs wilde komen, en dat hij de kapsalon kapot wilde maken. [verdachte] is echter niet langs geweest.
Vandaag, 30 juni 2017 was het helemaal erg. Tussen 13.00 uur en 14.30 uur heeft hij wel honderd keer gebeld. Ook vanmorgen had hij al heel vaak gebeld.
10. Een proces-verbaal van verhoor getuige van 1 augustus 2017, pagina’s 66-70, zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van [naam zus 2] (zus van [benadeelde] ):
Mijn vrouw en ik zijn niet veel benaderd door [verdachte] , tot ongeveer twee maanden terug. Toen begon hij ons te appen met drie verschillende nummers. Ook heeft hij een voicemailbericht achtergelaten. Dat [verdachte] ons zoveel berichten stuurde vonden wij heel vervelend.
Voicemail van: Vrijdag 21 juli 17.12 uur
‘ [naam zus 2] ik heb alle instanties gebeld wat [benadeelde] verteld is niet waar. Ik ben er klaar mee.’
Whatsapp van nummer [06-nummer]
‘Zeg tegen je zuster, maar ze kan happy fam spelen met haar nieuwe neukerdje en net doen of het niet weg gaat dat doet het niet meer nu niet nooit niet het kleine leugenachtige kreng tel wisselden helpt ook niet meer nu zoiets helpt meer maar die snap je al niets mijn dochter 6 maanden niet zien is het begin voor iedereen vertel haar dat maar. Dat is het begin. Stelletje ratten en iedereen Dus pak die kleine leugenachtige rat Dit houdt niet meer op.’
Sms-berichten van nummer [06-nummer]
‘zeg maar tegen [benadeelde] dat ik de hele tijd al in de buurt ben.. goed naar buiten kijken.. en dit houd niet op totdat ze stopt met liegen en ik [dochter] mag zien.’
11. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 2 augustus 2017, pagina’s 73-74, zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van [naam zus 2] (vader van [benadeelde] ):
De vriend van mijn dochter (het hof begrijpt: [verdachte] ) spreekt heel vaak mijn voicemail in.
Ik weet me nog één voicemailgesprek te herinneren. Ik hoorde hem zeggen: ‘Zeg maar tegen je dochter, morgenmiddag ben ik in [woonplaats] . Zeg maar dat ik net zo lang zal wachten tot ik mijn kind heb gezien. Dan zal ik niet zo vriendelijk zijn als de vorige keer en dan overleef jij dat niet.’
Dit was van ongeveer 14 dagen geleden. [benadeelde] was met haar dochtertje naar ons gevlucht.
Hij heeft een heel legertje mensen in zijn greep. Ik heb het dan over de zusjes van [benadeelde] , haar moeder, mij en mijn vrouw en zelfs de kapsalon in [plaats] .
Hij heeft gezegd: ‘ [benadeelde] gaat kapot.’
12. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 juli 2017, pagina’s 211-216, zakelijk weergegeven inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Ik heb meerdere opgenomen telefoongesprekken en filmpjes van [benadeelde] ontvangen welke [verdachte] aan haar heeft verstuurd. Hieronder de tekst van deze gesprekken.
Telefoongesprek 20 juni 2017:
Ik maak jou af met je hele fucking familie.
Telefonisch gesprek tussen [benadeelde] en [verdachte] :
Nou [benadeelde] , ik zal je 1 ding vertellen he. Je hebt de ergste vijand geschapen, die je ooit in het leven gehad hebt.
[benadeelde] , vanaf vandaag ben je niet meer veilig, geloof mij maar. En geloof mij maar Je kent mij heel erg goed. En als je dacht je kunt je vader erbij halen. Interesseert me niet. Ik rag die met z’n allen af.
Weet je wat jij moet doen? Je moet zorgen voor jezelf maken, want je hebt mijn dochter afgepakt, teringhoer.
Weet je wel wie ik ben? Ik ben nog gevaarlijker dan een moordenaar.
Feiten 1 en 2 primair:
13. Een proces-verbaal van de op 18 januari 2018 in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Noord-Nederland, met parketnummer 18-720262-17, zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik ben op 28 april 2017 bij de woning van aangeefster geweest. Ik heb daar op het stoepje gezeten.
Het klopt dat ik [benadeelde] heb gebeld en Whatsappjes heb gestuurd. Op een goed moment heeft ze een nieuw nummer genomen waardoor ik haar niet meer kon bereiken. Ik kan gezegd hebben dingen als ‘Ik sla je naar buiten en dan ga jij maar op straat slapen’, ‘Ik maak je kapot. Ik zorg ervoor dat jij het kind kwijt raakt. Ik sla je het ziekenhuis in.’ Ik heb vaak contact gezocht. Eerst rustig en later heb ik scherper ingezet en is de frequentie omhoog gegaan.
Omdat ik geen reactie kreeg heb ik een emailtracer opgezet. Hiermee kan je zien als iemand de mail opent, hoe vaak een mail wordt geopend en doorgestuurd.
Ik heb contact gezocht met [benadeelde] haar vader en zus. Ik heb haar familie benaderd omdat ik haar niet meer kon benaderen. U houdt mij de inhoud van een bericht aan [benadeelde] haar zus voor: ‘zeg maar tegen [benadeelde] dat ik de hele tijd al in de buurt ben.. goed naar buiten kijken.. en dit houd niet op totdat ze stopt met liegen en ik [dochter] mag zien.’ Dat heb ik gestuurd. Ik denk wel dat mijn berichten indruk maakten. Het verdient niet de schoonheidsprijs.
Ik heb telefonisch contact gezocht met de kapsalon. Ik heb de redial functie ingezet. Ik wilde iemand spreken.
Ik ben op 7 juli 2017 in de kapsalon van [benadeelde] en [getuige] geweest. Ik heb de stekkers er toen uitgetrokken. Ik wilde mijn computer terug. En ik wilde de auto meenemen. Ik heb de autosleutels gepakt. Het klopt dat ik op 15 juli 2017 een mail aan [benadeelde] gestuurd heb met daarin de opmerking: ‘had gehoopt dat de politie me kwam halen na de auto jatten….’
Ik heb foute woorden gebruikt. Ik snap dat het bedreigend over kan komen.
De hierboven weergegeven inhoud van de bewijsmiddelen, waarbij ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, slechts wordt gebezigd voor het bewijs voor het feit, waarop het blijkens de inhoud daarvan betrekking heeft, levert op de redengevende feiten en omstandigheden, op grond waarvan het hof bewezen acht en de overtuiging heeft verkregen, dat verdachte het als voormeld onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.

Verweer ten aanzien van feit 2 primair

Van de zijde van de verdediging is de wederrechtelijkheid van de belaging betwist. Daartoe is aangevoerd dat de rechtbank bij vonnis van 27 april 2017 heeft bepaald dat verdachte geen contact mocht opnemen met [benadeelde] . Uit dit vonnis blijkt volgens verdachte niet dat het verbod ook gold voor contacten in het kader van de omgangsregeling of informatievoorziening over dochter [dochter] . Daarvoor had de rechtbank een uitzondering gemaakt. Aangezien de wet de niet-verzorgende ouder rechten geeft op omgang en informatie, heeft verdachte dit opgevat als een plicht van [benadeelde] om verdachte daarvan te voorzien. In dat licht bezien ziet verdachte als een voortvloeisel uit de wet dat [benadeelde] moet dulden dat verdachte contact opneemt over het kind.
Het hof verstaat dat het verweer enkel is gericht tegen de belaging van [benadeelde] en niet tevens ziet op de tenlastegelegde belaging van [getuige] .
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, Sr zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer (HR 29 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5710; HR 4 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3095).
[benadeelde] en verdachte hebben een relatie gehad en samen een dochter gekregen. [benadeelde] heeft uiteindelijk de relatie beëindigd. Uit het dossier blijkt dat op 24 april 2017 verdachte onder meer een contactverbod met [benadeelde] is opgelegd. Hierdoor en door mededelingen van aangeefster moest verdachte weten dat zij geen contact met verdachte wilde. Desondanks heeft verdachte in de periode vanaf 28 april 2017 tot en met 12 juli 2017 onder meer middels Whatsappberichten, e-mails, maar ook telefonisch contact gezocht met [benadeelde] . Ook heeft hij berichten aan familieleden van [benadeelde] gestuurd om via deze personen berichten aan [benadeelde] door te geven.
Uit de aangifte van [benadeelde] volgt dat verdachte op indringende en obsessieve wijze heeft geprobeerd contact met haar te zoeken, ondanks dat zij herhaaldelijk aan verdachte te kennen heeft gegeven van zijn toenaderingen niet gediend te zijn en de gevolgen die de gedragingen van de verdachte in het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van [benadeelde] teweeg hebben gebracht. Zij kon haar werk niet langer uitoefenen en heeft haar toevlucht moeten zoeken tot een blijf van mijn lijf-huis.
Het hof kan begrip opbrengen voor de situatie dat een vader contact wil met zijn kind, maar verdachte heeft bij de invulling daarvan de grenzen fors overschreden. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer - naar objectieve maatstaven bezien - zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is geweest. Deze handelingen zijn, blijkens de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, zeker niet alleen gericht geweest op het leggen van contact met zijn dochter. Derhalve acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte wederrechtelijk heeft gehandeld. Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 7 juli 2017 te [pleegplaats] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen de autosleutels van een personenauto (van het merk [automerk] ) en vervolgens die personenauto (van het merk [automerk] ), toebehorende aan [benadeelde] , welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte, in het bedrijfspand van een kapperszaak alwaar die [benadeelde] werkzaam was, opzettelijk
- uit een meterkast aldaar alle stekkers en/of kabels heeft getrokken, waardoor de telefoon en internet en het pinapparaat niet meer werkten en (vervolgens) nadat die [getuige] verdachte herhaaldelijk had gesommeerd het bedrijfspand te verlaten en (toen die [getuige] de toegangsdeur van die bovenverdieping voor verdachte gesloten hield teneinde verdachte te verhinderen die bovenverdieping te betreden)
- wederrechtelijk die bovenverdieping van het bedrijfspand van die kapperszaak is binnengedrongen, door (met kracht) tegen die deur te duwen en vervolgens die verdieping te betreden en vervolgens, aldaar aangekomen
- de tas van die [benadeelde] heeft gepakt en toen die [benadeelde] haar tas terug wou pakken, die [benadeelde] meermalen (met kracht) tegen het lichaam heeft geduwd en
- de inhoud van de tas van die [benadeelde] op de grond heeft gegooid en de autosleutels van die personenauto (van het merk [automerk] ) heeft gepakt en toen die [benadeelde] die autosleutels terug wou pakken
- die [benadeelde] (met kracht) tegen het lichaam heeft geduwd en
- die [benadeelde] de woorden heeft toegevoegd: ‘Dit is nog maar het begin. Ik maak je kapot.’
2. primair
hij in de periode van 28 april 2017 tot en met 12 juli 2017 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde] en [getuige] , door in voornoemde periode meermalen, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk, met het oogmerk die [benadeelde] en [getuige] , te dwingen iets te doen (te weten onder meer dat die [benadeelde] een computer en een personenauto aan verdachte zou afgeven en dat er zou worden gepraat), niet te doen, te dulden (dat verdachte de kapsalon waar die [benadeelde] en [getuige] werkzaam waren stelselmatig telefonisch benaderde en/of bezocht) en vrees aan te jagen,
- die [benadeelde] de woorden toe te voegen: "Ik ga je kapot maken.", althans woorden van gelijke aard of strekken, en
- die [benadeelde] thuis op te zoeken en
- bij de woning van die [benadeelde] in de tuin te gaan staan en
- bij de woning van die [benadeelde] op een stoep te gaan zitten en
- die [benadeelde] via WhatsApp-berichten te benaderen en
- die [benadeelde] mailberichten te sturen en
- de familie van die [benadeelde] via telefonisch en/of WhatsApp-berichten te benaderen en
- dreigende berichten op de voicemail van de zus van die [benadeelde] in te spreken, onder meer het bericht: ‘Zeg maar tegen [benadeelde] dat ik de hele tijd al in de buurt ben.. goed naar buiten kijken.. en dit houd niet op totdat ze stopt met liegen en ik [dochter] mag zien.’ en
- het bericht: ‘ [benadeelde] gaat kapot,’ althans een dreigend bericht, op de voicemail van de vader van die [benadeelde] in te spreken en
- die [benadeelde] telefonisch te benaderen en daarbij die [benadeelde] bedreigende en beledigende woorden toe te voegen, te weten onder meer: ‘Ik sla je naar buiten en dan ga jij maar op straat slapen’ en ‘Vuile teringhoer’ en ‘Rat’ en ‘Dan sla ik je echt de ROT-kanker’ en ‘Ik maak je kapot. Ik zorg ervoor dat jij het kind kwijt raakt. Ik sla je het ziekenhuis in’ en ‘Ik maak jou af met de hele fucking familie erbij’ en ‘Ik ben nog gevaarlijker dan een moordenaar’ en
- die [benadeelde] via e-mail- en Whatsappberichten te beledigen en te bedreigen en
- die [benadeelde] constant in de gaten te houden en
- die [benadeelde] via sociale media te volgen en
- die [benadeelde] via e-mail te benaderen, waarbij verdachte een zogenoemde e-mailtracer heeft geplaatst, waardoor verdachte de berichten die [benadeelde] aan andere personen verzond kon volgen en
- via Whatsapp-berichten aan die [benadeelde] mede te delen dat hij nooit zal ophouden met zijn gedrag, althans een mededeling van gelijke aard of strekking en/of
- de kapsalon waar die [benadeelde] en [getuige] werkzaam waren telefonisch te benaderen, waaronder via de redialfunctie van verdachtes mobiele telefoon, waardoor die telefoon van verdachte constant een telefonische verbinding maakte met het telefoonnummer van de kapsalon en
- die [getuige] telefonisch mede te delen dat hij, verdachte, langs zou komen in de kapsalon en dat hij de kapsalon kapot wilde maken en
- berichten op de facebookpagina van de kapsalon waar die [benadeelde] en [getuige] werkzaam waren te plaatsen, welke berichten van beledigende en kwetsende aard waren, in elk geval niet de strekking hadden tot het doel waarvoor die facebook pagina was ingericht en
- die [benadeelde] en [getuige] tijdens hun werk in de kapsalon te bezoeken en
- wederrechtelijk in het bedrijfspand van die kapsalon te verblijven en wederrechtelijk de bovenverdieping van die kapsalon binnen te dringen en
- een of meerdere kabels in die kapsalon te vernielen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
belaging, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van [benadeelde] , zijn ex-partner en moeder van hun dochter. Verdachte heeft gedurende een periode van ongeveer 3 maanden in persoon, telefonisch, via whatsapp, e-mail, social media en via anderen contact met haar gezocht. Ook nadat hem een contactverbod was opgelegd bleef verdachte doorgaan met het zoeken van contact, waarbij hij zich zeer beledigend en bedreigend jegens aangeefster [benadeelde] heeft uitgelaten.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld van de autosleutels van [benadeelde] . Daarbij is hij de kapsalon waar [benadeelde] werkte naar binnen gegaan, heeft hij geweld gebruikt en daarmee gedreigd.
Verdachte heeft met dit grensoverschrijdende gedrag op ingrijpende wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde] . Uit het dossier, maar ook uit de ter zitting van het hof voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat het handelen van verdachte een enorme impact heeft op het leven van [benadeelde] en hun dochter. [benadeelde] kon haar werk als kapster niet langer uitoefenen. Daarnaast heeft zij enige tijd met haar dochter moeten verblijven in een blijf-van-mijn-lijfhuis. Zij heeft verklaard dat ze altijd op haar hoede is en dat dit de rode draad vormt in haar dagelijkse leven met haar dochter. Het hof rekent verdachte dit ernstig aan. Het hof heeft begrip voor het verdriet van verdachte omdat hij geen contact kan krijgen met zijn kind, maar dat kan op geen enkele wijze de bewezenverklaarde gedragingen rechtvaardigen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan belaging van [getuige] , destijds compagnon van [benadeelde] . Uit het dossier volgt dat ook hij zich door verdachtes handelen bedreigd heeft gevoeld en last heeft gehad van onrust en slapeloze nachten.
Persoon van verdachte
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met de persoonlijke omstandigheden zoals die blijken uit het dossier en zoals die ter terechtzitting van het hof zijn besproken.
Ook houdt het hof rekening met het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 november 2022. Daaruit blijkt dat verdachte eerder - onder meer - ter zake van belaging onherroepelijk tot een straf is veroordeeld. Deze veroordeling heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.
Straf
Het hof doet uitspraak meer dan vier jaren nadat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM is aangevangen. De redelijke termijn is aangevangen op 27 juli 2017, hetgeen betekent dat sprake is van een overschrijding van afgerond anderhalf jaar. Hiermee zal het hof in strafmatigende zin rekening houden.
Met name gelet op de ernst van de feiten acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden in beginsel passend en geboden, maar gelet op de overschrijding van de redelijke termijn ziet het hof aanleiding om een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden op te leggen, met aftrek van voorarrest.

Oplegging van tbs-maatregel met dwangverpleging

Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om af te zien van de oplegging van de tbs-maatregel met dwangverpleging. Daartoe heeft zij aangevoerd dat het dossier enkel rapportages bevat die gelet op hun ouderdom niet meer mogen worden gebruikt en dat verdachte geen toestemming geeft om daarvan gebruik te maken.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het bepaalde in artikel 37a, derde lid, Sr, voor wat betreft het PBC-rapport niet aan de orde is, nu het onderzoek ter terechtzitting is aangevangen binnen de termijn van 1 jaar na het opmaken van het rapport.
Juridisch kader
De tbs-maatregel kan door de rechter worden opgelegd als is voldaan aan de in artikel 37a Sr gestelde voorwaarden. Een van die voorwaarden houdt in dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Daarnaast dient het door de verdachte begane feit een misdrijf te zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, dan wel behoort tot een van de in het eerste lid onder 1 omschreven misdrijven en dient de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel te eisen.
In artikel 37a lid 3 Sr is bepaald dat voor oplegging van de maatregel is vereist dat de rechter beschikt over een advies van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, onder wie een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht. Indien dit advies eerder dan een jaar voor de aanvang van de terechtzitting is gedagtekend, kan de rechter hiervan slechts gebruik maken met instemming van het openbaar ministerie en de verdachte.
In artikel 37b lid 1 Sr is bepaald dat de rechter kan bevelen dat de ter beschikking gestelde van overheidswege wordt verpleegd, indien de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verpleging eist.
Beoordeling
Het onder 1 bewezenverklaarde betreft een feit waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van 4 jaar of meer is gesteld, terwijl het onder 2 primair bewezenverklaarde feit behoort tot een van de in het eerste lid, onder 2, van artikel 37a Sr omschreven misdrijven.
Rapportages
In het dossier liggen rapportages die zien op de persoon van de verdachte en verband houden met de bewezenverklaarde feiten:
  • Een psychologisch rapport, opgemaakt door dr. Th.A.M. Deenen d.d. 26 oktober 2017 en een aanvulling op dit rapport door Deenen d.d. 10 januari 2018;
  • Een psychiatrisch rapport, opgemaakt door N. van de Weg d.d. 30 oktober 2017.
Beide rapporteurs concluderen dat verdachte lijdt aan een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis, met antisociale en narcistische en/of borderline trekken.
  • Een psychologisch rapport van A.J. de Groot d.d. 28 februari 2020. De Groot heeft geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een trauma en stress gerelateerde stoornis, verweven met narcistische en antisociale dynamiek. Tevens zijn er aanwijzingen voor een periode met problematisch alcoholgebruik, waarbij er te weinig informatie voorhanden is om te kunnen spreken van een stoornis in het gebruik van alcohol.
  • Een psychiatrisch rapport van C.A.J. Veldman d.d. 26 februari 2020. Veldman heeft gerapporteerd dat verdachte heeft meegewerkt aan het onderzoek, maar dat de onderzoeksomstandigheden een volledig onderzoek niet mogelijk maakten, waardoor de vraagstelling niet kon worden beantwoord.
  • Verdachte is geobserveerd door het PBC en de resultaten daarvan zijn neergelegd in het rapport van 17 december 2020.
Het hof heeft evenals de raadsvrouw geconstateerd dat de hiervoor genoemde rapportages alle (in de zin van het bepaalde in artikel 37a Sr) oudere rapportages betreffen. Echter, het bepaalde in artikel 37a, derde lid, Sr, is voor wat betreft het PBC-rapport niet aan de orde, nu het onderzoek ter terechtzitting is aangevangen binnen de termijn van 1 jaar na het opmaken van het rapport. In de procedure in hoger beroep zal het hof daarom (enkel) het PBC-rapport in aanmerking nemen.
Voor zover hier relevant volgt uit het PBC-rapport het volgende:
Rapporteurs, klinisch psycholoog T.W. van de Kant en psychiater E.A.M. Schouten, beschrijven dat verdachte heeft meegewerkt aan de rapportage. Verdachte was wel zeer dominant en ook sturend aanwezig in de onderzoeksgesprekken en bij het bespreken van de conceptonderdelen van de rapportage. Desondanks konden rapporteurs wel tot een volledig onderzoek komen.
Rapporteurs concluderen dat bij verdachte primair sprake is van een ernstige persoonlijkheidsstoornis met vooral narcistische kenmerken als ook enkele antisociale kenmerken. Tevens is sprake van een trauma- en stressorgerelateerde stoornis en van een stoornis in alcoholgebruik, matig van ernst. Momenteel is het alcoholgebruik dankzij de detentiesituatie al langdurig in remissie.
De ernstige persoonlijkheidsproblematiek, de trauma- en stressorgerelateerde stoornis en het alcoholmisbruik waren alle aanwezig ten tijde van de tenlastegelegde feiten.
Verdachtes keuzes en acties zijn hierdoor mede bepaald. Vanuit zijn narcistische en antisociale persoonlijkheidsproblematiek heeft verdachte weinig drempels voor grensoverschrijdend gedrag naar anderen (weinig empathie, menen dat regels die voor anderen gelden niet voor hem gelden, ongepast menen ergens recht op te hebben). Vanuit diezelfde narcistische problematiek is verdachte buitengewoon gevoelig voor krenking en afwijzing. Verlating door partners en daarmee het verlies van het contact met zijn kinderen, zoals in de afgelopen jaren herhaaldelijk heeft plaatsgevonden, zijn heftige krenkingen van zijn zelfgevoel en worden daarmee door verdachte als traumatisch beleefd. Door het ontbreken van het vermogen tot zelfreflectie en een zelfkritische houding, wordt de oorzaak van het probleem door verdachte als vanzelf volledig geëxternaliseerd, buiten zich zelf gelegd en aan anderen toegeschreven. Verdachte bijt zich vast in het rechtzetten van het (vermeende) onrecht dat hem in zijn ogen is aangedaan. Dit leidt tot een sterke preoccupatie in zijn denken en vasthoudendheid in zijn handelen: hij kan het niet los laten in zijn hoofd en hij zal de ander niet kunnen loslaten en daarom blijven achtervolgen. De krenkingen zorgen door de ontstane woede ook voor verzwakking van zijn remmingen: hij is niet meer goed in staat tot het relativeren van de situatie en het staken van zijn acties. Naast alle door het narcisme gemoduleerde, negatieve gevolgen van de verlatingen en relatiebreuken op zijn zelfbeeld (hetgeen weer geëxternaliseerd moet worden), is er ook een begrijpelijk traumatisch (herhalings)aspect aan deze verklaringen, die verdachte verder ontregeld zal hebben. Echter, het zijn vooral de gestoorde persoonlijkheid en dan met name de narcistische kenmerken daarvan, die het disfunctioneren en grensoverschrijdende gedrag van verdachte grotendeels verklaren. De stoornis in alcoholgebruik zorgt nog eens voor een extra lage drempel voor grensoverschrijdend gedrag.
Rapporteurs adviseren om verdachte beide tenlastegelegde feiten in een verminderde mate toe te rekenen.
Verdachte heeft aan rapporteurs aangekondigd dat hij 100% door zal gaan met het contact zoeken met zijn dochter [dochter] . Hij meent dat het contactverbod jegens [benadeelde] daar geen belemmering voor is. Volgens zijn uitleg van de uitspraak van april 2017 mag verdachte met [benadeelde] contact hebben over hun dochter en een andere uitleg of nuancering van die uitspraak of het meewegen van andere uitspraken van de rechtbank of het hof, doet verdachte niet. Rapporteurs achten daarom de kans op recidive van belaging zeer hoog. Rapporteurs vinden de kans op (diefstal met) geweld en de kans op escalatie van het tot nu toe door verdachte aangewende geweld lastiger in te schatten. Rapporteurs schatten de kans op geweld als middel om [benadeelde] op haar plaats te zetten of in contact te komen met zijn dochter matig-hoog. Het gevaar van escalatie van geweld kan niet worden onderbouwd. Het gebruik van alcohol zal daarin ook een faciliterende rol kunnen spelen.
Bij het gebruik van het risicotaxatie-instrument HKT-R komt verdachte uit op een hoog risico op geweld in het geval van verblijf buiten een instelling en zonder zorg. Bij verblijf in een instelling en met zorg komt verdachte uit op een matig risico op geweld.
Uit het gebruik van het taxatie-instrument voor beschermende factoren SAPROF blijkt intelligentie de enige interne beschermende factor. In het geval van intramuraal verblijf blijken Hulpverlening, Woonsituatie en Toezicht externe beschermende factoren. Buiten een situatie van intramuraal verblijf zijn er geen andere beschermende factoren. De eventuele factor Toezicht zal dan volgens rapporteurs geen invloed hebben. Verdachte heeft zich meermalen niet aan voorwaarden gehouden en heeft zich aan enkele behandelingen uiteindelijk onttrokken. De klinische inschatting van rapporteurs is dat er in het functioneren of de persoonlijkheid van verdachte geen beschermende factoren zijn. De intelligentie van verdachte stelt hem juist in staat tot het middels computers (plaatsen van trackers) doordringender belagen van slachtoffers.
Uit de score van de Stalking Risc Profile volgt dat verdachte een zeer hoog risico scoort op volharding van het stalkinggedrag.
Rapporteurs concluderen dat alleen het verblijf in een intramurale setting verdachte momenteel beperkt in het fysiek of middels telefoon of computer contact zoeken met [benadeelde] en hun dochter.
De persoonlijkheidsstoornis van verdachte is moeilijk te behandelen. Verdachte staat niet open voor een behandeling voor persoonlijkheidsproblematiek of het op een andere manier kijken naar gebeurtenissen die dus niet zozeer als getraumatiseerd in engere zin opgevat moeten worden, maar vooral krenkend voor hem zijn. Verdachte staat alleen open voor behandeling van zijn ervaren ‘trauma’s’ en dan ook nog enkel op zijn voorwaarden. Hij wil dat zijn contact met zijn dochters hersteld wordt. Die blijvende drijfveer voor zijn gedrag maakt ook het behandelen van die zeer pijnlijke gebeurtenissen moeilijk. Bij het niet of onvoldoende behandeld zijn van de persoonlijkheidsproblematiek zal het belagingsgedrag door verdachte niet kunnen worden doorbroken. Ook in de situatie dat verdachte geschorst of ‘klaar’ zou zijn met detentie en een omgangsregeling zou hebben met zijn dochter, vermoeden rapporteurs dat verdachte die situatie niet genoeg zal vinden. Vanwege zijn ernstige narcistische persoonlijkheidsproblematiek zal hij zeer waarschijnlijk vinden recht te hebben op ander of meer contact met zijn dochter en blijven doorgaan met belagen. Ook een strafrechtelijke regeling zoals bijzondere voorwaarden bij een reclasseringstoezicht zal daarop onvoldoende afgrenzende invloed hebben.
Rapporteurs achten een terbeschikkinstelling met voorwaarden vermoedelijk niet haalbaar, omdat verdachte alleen zal instemmen met de voorwaarden van behandeling van trauma’s en niet zal instemmen met de voorwaarden van behandeling van zijn ernstige persoonlijkheidsstoornis en langdurig verblijf in een kliniek.
Volgens rapporteurs is de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege het enige kader dat het recidivegevaar voldoende kan reduceren. Dit kader fungeert dan vooral als beveiligingsmaatregel, want rapporteurs zien weinig kans op succes of doelmatigheid qua behandeling van de factoren die onderliggend zijn aan het recidivegevaar. De behandeling van de persoonlijkheidsstoornis zal ingewikkeld zijn en de vraag is of er enige verandering bewerkstelligd zal worden in de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte. Tevens zal de persoonlijkheidsproblematiek het algemeen functioneren van verdachte binnen de kliniek bemoeilijken en daarmee de kans op voortgang van zijn traject onder verantwoordelijkheid van de kliniek verkleinen.
Er is tijdens de terechtzittingen van het hof uitgebreid met verdachte gesproken. Het hof heeft bij die gelegenheid eenzelfde beeld van verdachte gekregen als door de rapporteurs is geschetst. Het hof stelt dan ook vast dat bij de verdachte sprake is van een ernstige persoonlijkheidsstoornis met vooral narcistische kenmerken en enkele antisociale kenmerken. Ook is sprake van een trauma- en stressorgerelateerde stoornis en van een stoornis in alcoholgebruik (in remissie). Het hof neemt de conclusies van de deskundigen over en maakt deze tot de hare. Het hof zal gelet daarop de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte toerekenen.
Het verweer van verdachte is dat de deskundigen niet onafhankelijk gerapporteerd hebben omdat zij bij het opstellen van hun rapportage en advies, kennis hebben gehad van eerder opgemaakte rapportages. Het hof heeft geconstateerd dat bij de totstandkoming van het Pieter Baanrapport is gewerkt volgens de gebruikelijke werkwijze van het Pieter Baancentrum. Hierbij wordt informatie ingewonnen van diverse personen en deskundigen. De rapporteurs adviseren op basis van hun deskundigheid aan het hof. Gelet op de geschetste werkwijze in het rapport van het Pieter Baancentrum heeft het hof geen enkele reden om aan te nemen dat de deskundigen beïnvloed of bevooroordeeld zouden zijn geweest bij het opstellen van hun advies. Het hof verwerpt het verweer.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen verpleging van overheidswege eist. Het hof acht een dergelijke verpleging aangewezen, nu het gevaar voor herhaling groot is en het, gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, niet verantwoord is de verdachte, zonder dat dit gevaar is weggenomen of in belangrijke mate is gereduceerd, in de maatschappij te laten terugkeren.
Duur tbs-maatregel
Het onder 1 bewezenverklaarde feit is een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging is derhalve ongemaximeerd en kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze vordering bedraagt € 7.226,08 (bestaande uit
€ 226,08 materiële schade en € 7.000,- immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 7.030,08, te vermeerderen met de wettelijke rente. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Op grond van de stukken en uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Met betrekking tot de materiële schade overweegt het hof als volgt.
Uit de bijlagen bij het voegingsformulier volgt dat de materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- € 30,08 reiskosten (intake en vervolggesprek advocaat, bijwonen zitting 1e aanleg en -voorwaardelijk- gesprek met advocaat-generaal en bijwoning zitting hoger beroep);
- € 196,- eigen bijdrage rechtsbijstand.
Het hof is van oordeel dat deze posten niet zien op materiële schade, maar dienen te worden aangemerkt als proceskosten. De vordering tot vergoeding van de materiële schade dient daarom te worden afgewezen.
Met betrekking tot voornoemde proceskosten merkt het hof op dat voor de vergoeding van proceskosten in een strafrechtprocedure eenzelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures (zie o.m. ECLI:NL:HR:2019:793), ontleend aan de artikelen 237 en volgende van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv). Op grond van artikel 238, eerste en tweede lid, en artikel 239 Rv, in onderlinge samenhang bezien, komen de relevante kosten alleen voor vergoeding in aanmerking indien in persoon mag worden geprocedeerd en ook daadwerkelijk in persoon is geprocedeerd. De voegingsprocedure in het strafrecht is een procedure waarin in persoon kan worden geprocedeerd. Nu de benadeelde partij zich zowel in eerste aanleg als in hoger beroep door een advocaat heeft laten bijstaan komen de door haar gevorderde kosten niet voor vergoeding in aanmerking. De gevorderde reiskosten en de eigen bijdrage rechtsbijstand zullen daarom eveneens worden afgewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 37b, 57, 285b en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 7.000,00 (zevenduizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 7.000,00 (zevenduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 70 (zeventig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 12 juli 2017.
Aldus gewezen door
mr. E.M.J. Brink, voorzitter,
mr. A.J. Rietveld en mr. G. Souer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers, griffier,
en op 15 december 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.