ECLI:NL:GHARL:2022:10149

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
25 november 2022
Zaaknummer
21-004095-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling en vrijspraak in hoger beroep wegens overtredingen van de Wegenverkeerswet

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel. De verdachte was eerder veroordeeld voor vier overtredingen van de Wegenverkeerswet (WVW), waaronder het rijden zonder geldig rijbewijs en rijden onder invloed van cannabis. Het hof heeft vastgesteld dat het bloedmonster van de verdachte niet 'zo spoedig mogelijk' naar het laboratorium is gestuurd, wat in strijd is met de wettelijke waarborgen. Hierdoor kon niet worden bewezen dat de verdachte onder invloed van cannabis een voertuig heeft bestuurd. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte vrijgesproken van een van de tenlastegelegde feiten. De andere feiten zijn wel bewezen verklaard, en de verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar heeft geconcludeerd dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004095-20
Uitspraak d.d.: 11 november 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle , gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle , van 27 oktober 2020 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 96-166378-20 en 96-115192-19, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
thans uit anderen hoofde verblijvende in P.I. Zwolle Zuid 1 te Zwolle .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 28 oktober 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw, mr. H.A.F.C. Tack, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte bij vonnis van 27 oktober 2020 ten aanzien van de tenlastegelegde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, een taakstraf van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van negen maanden
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een deels andere bewijsbeslissing en een andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 96-166378-20:
1.
hij op of omstreeks 6 februari 2020 te [plaats] terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, [straatnaam 1] , als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
2.
hij op of omstreeks 6 februari 2020 te [plaats] , als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het vermoeden bestond dat hij onder invloed van een stof als bedoeld in artikel 8, eerste of vijfde lid van genoemde wet verkeerde, nadat hij de door een opsporingsambtenaar aan hem gevraagde toestemming tot het verrichten van een bloedonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van genoemde wet, niet had verleend, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of een daartoe bij regeling van de Minister van Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan dat bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend.
Zaak met parketnummer 96-115192-19 (gevoegd):
1.
hij, op of omstreeks 29 januari 2019, te [plaats] , een voertuig, te weten een personenauto heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 3,6 microgram THC per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde;
2.
hij, op of omstreeks 29 januari 2019, te [plaats] , terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, [straatnaam 2] , een motorrijtuig (personenauto), heeft bestuurd;
3.
hij, op of omstreeks 29 januari 2019, te [plaats] , terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, [straatnaam 2] , als bestuurder een motorrijtuig (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De raadsvrouw heeft ter zitting aangevoerd de in eerste aanleg gevoerde verweren niet te willen handhaven en uitsluitend voor wat betreft feit 1 van parketnummer 96-115192-19 de vraag aan de orde te willen stellen of de termijn tussen afname van de bloedmonsters en ontvangst door het laboratorium niet te lang is geweest. Voor overige ziet het hoger beroep uitsluitend op de opgelegde straf

Vrijspraak van feit 1 onder parketnummer 96-115192-19

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 96-115192-19 onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Vooropgesteld dient te worden dat van ‘een onderzoek’ als bedoeld in artikel 8, vijfde lid WVW 1994 slechts sprake is indien de waarborgen zijn nageleefd waarmee de wetgever dat onderzoek met het oog op de betrouwbaarheid van de resultaten daarvan heeft omringd.
Tot die waarborgen behoren onder meer het voorschrift van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder d, van het Besluit, dat ertoe strekt dat buisjes met bloed na de bloedafname zo spoedig mogelijk naar een voor het bloedonderzoek geaccrediteerd laboratorium als bedoeld in artikel 14, tweede lid, van het Besluit worden gezonden. Indien bedoelde waarborg niet is nageleefd, leidt dat ertoe dat het resultaat van het verrichte onderzoek niet voor het bewijs mag worden gebezigd. [1]
Op basis van het proces-verbaal rijden onder invloed van 7 maart 2019 stelt het hof vast dat de bloedmonsters op 29 januari 2019 bij verdachte zijn afgenomen.
Het hof stelt vast dat de politie het afgenomen bloed sinds 1 januari 2019 bij een temperatuur van -20 °C bewaart en sinds 1 maart 2019 bij deze temperatuur transporteert. [2] Het hof gaat er dan ook van uit dat het bloed dat op 29 januari 2019 bij verdachte is afgenomen direct na afname door de politie in een vriezer bij -20 °C is bewaard. Het transport van het bloed vond echter plaats vóór 1 maart 2019 en het dossier bevat geen aanknopingspunten om vast te stellen op welke temperatuur het bloed van verdachte is vervoerd naar het laboratorium.
Uit het rapport ‘drugs in het verkeer’ van 14 februari 2019 blijkt dat de bloedmonsters op 6 februari zijn ontvangen door het laboratorium. Het tijdsverloop tussen de afname van het bloed en de aankomst van de bloedmonsters bij het laboratorium bedraagt negen dagen. Dit tijdsverloop kan naar het oordeel van het hof in onderhavig geval, nu niet kan worden vastgesteld dat het bloed van verdachte ook bij -20 °C is vervoerd naar het laboratorium, niet worden aangemerkt als ‘zo spoedig mogelijk’ als bedoeld in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder d van het Besluit. Het hof oordeelt dan ook dat de betreffende waarborg niet is nageleefd.
Nu het voorschrift onderdeel uitmaakt van het stelsel van strikte waarborgen, dient het resultaat van het verrichte bloedonderzoek van het bewijs te worden uitgesloten. Zonder ‘een onderzoek’ als bedoeld in artikel 8, vijfde lid WVW 1994 kan niet worden bewezen dat de verdachte onder invloed van een hoeveelheid cannabis boven de toegestane grenswaarde een personenauto heeft bestuurd.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 96-166378-20 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 96-115192-19 onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 96-166378-20:
1.
hij op
of omstreeks6 februari 2020 te [plaats] terwijl hij
wist ofredelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie
of categorieënwas afgegeven, op de weg, [straatnaam 1] , als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie
of categorieënheeft bestuurd;
2.
hij op
of omstreeks6 februari 2020 te [plaats]
,als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het vermoeden bestond dat hij onder invloed van een stof als bedoeld in artikel 8, eerste of vijfde lid van genoemde wet verkeerde, nadat hij de door een opsporingsambtenaar aan hem gevraagde toestemming tot het verrichten van een bloedonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van genoemde wet, niet had verleend, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of een daartoe bij regeling van de Minister van Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan dat bloedonderzoek te onderwerpen en
/ofgeen medewerking daaraan heeft verleend.
Zaak met parketnummer 96-115192-19 (gevoegd):
2.
hij
,op
of omstreeks29 januari 2019
,te [plaats] , terwijl hij
wist ofredelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak
of strafbeschikkingde bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, [straatnaam 2] , een motorrijtuig (personenauto), heeft bestuurd;
3.
hij
,op
of omstreeks29 januari 2019, te [plaats] , terwijl hij
wist ofredelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie
of categorieënwas afgegeven, op de weg, [straatnaam 2] , als bestuurder een motorrijtuig (personenauto), van die categorie
of categorieënheeft bestuurd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 96-166378-20 onder 1 en in de zaak met parketnummer 96-115192-19 onder 3 bewezenverklaarde levert op:

telkens: overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Het in de zaak met parketnummer 96-166378-20 onder 2 bewezenverklaarde levert op:

overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Het in de zaak met parketnummer 96-115192-19 onder 2 bewezenverklaarde levert op:

overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twaalf maanden.
De raadsvrouw heeft verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en op art. 63 van het Wetboek van Strafrecht, en te volstaan met de oplegging van een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden.
Verdachte heeft zich tot viermaal toe schuldig gemaakt aan overtreding van de Wegenverkeerswet. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven zich weinig aan te trekken van de jegens hem met het oog op die verkeersveiligheid door het bevoegde gezag genomen beslissing. Het hof rekent dit verdachte aan.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 september 2022, waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Dit heeft verdachte kennelijk er niet van weerhouden zich nogmaals schuldig te maken aan dit strafbare feit. Daarnaast is verdachte ook veroordeeld voor andere strafbare feiten. Het hof weegt dit in het nadeel van verdachte mee.
Het hof stelt op grond hiervan tevens vast dat art. 63 van het Wetboek van Strafvordering meerdere malen van toepassing is.
Alles afwegend is het hof van oordeel dat geen andere straf dan een gevangenisstraf op zijn plaats is. De oplegging van een voorwaardelijke straf is in de gegeven omstandigheden niet meer aan de orde. Enkel de oplegging van een gevangenisstraf van de hierna te melden duur is nog passend en geboden. De door de verdediging aangevoerde persoonlijke omstandigheden van de verdachte maken dit niet anders.
Het hof acht alles afwegende de oplegging een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9, 163 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 96-115192-19 onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 96-166378-20 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 96-115192-19 onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 96-166378-20 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 96-115192-19 onder 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Aldus gewezen door
mr. O.O. van der Lee, voorzitter,
mr. G. Mintjes en mr. J.F.C. Schnitzler, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.E. Ruiter, griffier,
en op 11 november 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.F.C. Schnitzler is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Zie onder meer ECLI:NL:HR:2022:56.