In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die op 7 april 2021 een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) had verminderd. De naheffingsaanslag was oorspronkelijk opgelegd door de Inspecteur voor een bedrag van € 2.184, maar de rechtbank had deze verlaagd tot € 1.066 en proceskosten vergoed. Belanghebbende had aangifte gedaan voor een gebruikte Mercedes Benz GLC 43 AMG 4Matic en een taxatierapport overgelegd ter onderbouwing van de afschrijving. De Inspecteur had echter een hertaxatie uitgevoerd, waarbij een hogere handelsinkoopwaarde werd vastgesteld en geen sprake zou zijn van meer dan normale gebruiksschade.
Tijdens de zitting op 2 november 2022 werd de zaak behandeld. Belanghebbende stelde dat de auto meer schade had dan de Inspecteur had vastgesteld, maar de Inspecteur betwistte dit en stelde dat het taxatierapport niet als bewijs kon dienen. Het Hof oordeelde dat belanghebbende niet voldoende had aangetoond dat de auto meer dan normale gebruiksschade vertoonde. De bewijslast lag bij belanghebbende, en het Hof concludeerde dat de Inspecteur de naheffingsaanslag terecht had vastgesteld zonder rekening te houden met een vermindering op basis van het taxatierapport.
Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen vergoeding van proceskosten of griffierecht toegekend. De uitspraak werd gedaan door een derde meervoudige belastingkamer en is openbaar uitgesproken op 22 november 2022.