In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een B.V. tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland over een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM). De belanghebbende had een naheffingsaanslag van € 2.110 ontvangen, welke door de Inspecteur werd gehandhaafd. De Rechtbank Gelderland verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar, en verlaagde de naheffingsaanslag tot € 2.049, met toekenning van proceskosten en griffierecht. De belanghebbende ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
Tijdens de zitting op 2 november 2022 werd het geschil besproken, waarbij de belanghebbende stelde dat de auto op het moment van tenaamstelling was uitgerust met een LPG-installatie, wat zou leiden tot een lagere CO2-uitstoot en dus een lagere BPM. De Inspecteur betwistte deze claim en verwees naar de aangifte en taxatierapporten die geen melding maakten van een LPG-installatie. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende niet had aangetoond dat de auto op het moment van tenaamstelling was uitgerust met een LPG-installatie, en bevestigde dat de belastingheffing correct was berekend op basis van de CO2-uitstoot van 139 gram per kilometer.
Daarnaast werd er gediscussieerd over de afschrijving van de auto, waarbij de belanghebbende stelde dat de schade volledig meegeteld moest worden, terwijl de Inspecteur een percentage van 78% voorstelde. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende niet had aangetoond dat de schade meer dan 78% waard was, en bevestigde de uitspraak van de Rechtbank. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht toegekend.