4.3De vrouw is op haar beurt met drie grieven in incidenteel hoger beroep gekomen. De eerste grief ziet op de hoogte van het bedrag aan aflossing van de hypothecaire geldlening. Grief twee ziet op de beslissing ter zake van inboedel. Bij gelegenheid van haar derde grief heeft de vrouw haar verzoek vermeerderd en stelt zij dat de man een vergoedingsplicht heeft jegens de gemeenschap ter zake van door hem aan de gemeenschap onttrokken gelden. De vrouw verzoekt
in principaal hoger beroepdat het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de verzoeken van de man in hoger beroep niet-ontvankelijk zal verklaren, althans zijn verzoeken zal afwijzen;
II. de bestreden beschikking te bekrachtigen op de punten 5.2.17, 5.2.19 en 5.29.
In incidenteel hoger beroep, verzoekt de vrouw dat het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking gedeeltelijk zal vernietigen en opnieuw rechtdoende:
I. zal verklaren voor recht dat de man moet betalen het bedrag van € 7.611,73 ter zake van de achterstand op de hypotheekschuld;
II. te bepalen dat de man binnen 14 dagen na dagtekening van deze beschikking aan de vrouw moet betalen een bedrag van € 4.501,14 (te weten: € 3.413,71 en € 1.087,43), althans een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag; ter zake van de door haar betaalde bijdrage aan de achterstand van de hypotheekschuld;
III. de man zal veroordelen om aan de vrouw af te geven haar televisie met afstandsbediening, merk Samsung, onder verbeurte van een dwangsom van € 25,- per dag dat de man in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen;
IV. zal verklaren voor recht dat de man een vergoedingsplicht heeft jegens de huwelijkse gemeenschap ter zake van de door hem aan de gemeenschap onttrokken gelden:
a. ad € 4.649,95 (€ 3.971,45 + € 678,50), althans een door het hof in goede justitie te
bepalen bedrag; ter zake van aflossingen op de persoonlijke leningen van de man 1 en 2.
b. ad € 3.114,- (€ 2.412,50 + 701,50), althans een door het hof in goede justitie te bepalen
bedrag; ter zake van rentebetalingen op de persoonlijke leningen van de man 1 en 2.
c. ad € 6.436,- per jaar over de jaren 2019, 2020 en 2021 (ofwel € 19.308,- over drie
jaren), althans een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag; er zake van teruggave inkomstenbelasting 2019, 2020 en 2021, voor zover dat ziet op de huwelijkse periode en betrekking heeft op de volledige hypotheekrenteaftrek voor de eigen woning in de aangifte inkomstenbelasting van de betreffende jaren;
V. zal bepalen dat de man binnen 14 dagen na dagtekening van de beschikking aan de vrouw moet betalen een bedrag:
a. ad € 2.324,98 (de helft van € 4.649,95), althans een door het hof in goede justitie te
bepalen bedrag; ter zake van aflossingen op de persoonlijke leningen van de man 1 en 2.
b. ad € 1.557,- (de helft van € 3.114,-), althans een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag; ter zake van rentebetalingen op de persoonlijke leningen van de man 1 en 2.
c. ad € 3.218,- (de helft van € 6.436,-) per jaar over de jaren 2019, 2020 en 2021, ofwel € 9.654,- (de helft van € 19.308,-) over deze drie jaren, althans een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag; ter zake van teruggave inkomstenbelasting 2019, 2020 en 2021, voor zover dat ziet op de huwelijkse periode en betrekking heeft op de volledige hypotheekrenteaftrek voor de eigen woning in de aangifte inkomstenbelasting van de betreffende jaren.