In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de erkenning van een kind door de vader, ondanks de psychiatrische problematiek van de moeder. De vader had vervangende toestemming gevraagd om zijn kind te erkennen, omdat de moeder haar toestemming niet verleende. De moeder, die kampt met ernstige psychiatrische problemen, voerde aan dat erkenning door de vader haar belangen en die van het kind zou schaden. Het hof heeft de deskundigenrapportage van Verilabs in overweging genomen, waaruit bleek dat de vader de biologische vader is van het kind. Het hof oordeelde dat de belangen van de vader en het kind bij erkenning zwaarder wegen dan de belangen van de moeder bij niet-erkenning. De moeder had gesteld dat erkenning zou leiden tot een verslechtering van haar geestelijke gezondheid, maar het hof vond onvoldoende bewijs dat dit een reëel risico vormde. Het hof bekrachtigde de eerdere beschikking van de rechtbank Overijssel, die de vader vervangende toestemming had verleend voor de erkenning. De kosten van het DNA-onderzoek werden ten laste van de Rijkskas gesteld, aangezien beide ouders onvermogend zijn. De proceskosten werden door het hof toegewezen zoals gebruikelijk in verzoekschriftprocedures, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.