Uitspraak
Univé,
advocaat: mr. E. Bos-van den Berg, kantoorhoudend te Zwolle,
Staatsbosbeheer,
1.1 Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
- een akte na tussenarrest (met producties) van Univé;
- een akte van Staatsbosbeheer.
2.2 De verdere beoordeling van het geschil
€ 473.049,91 in hoofdsom, te vermeerderen met € 434.384,- aan wettelijke rente voor de periode tot en met 1 september 2020, uitgaande van volledige aansprakelijkheid van Staatsbosbeheer. Tweederdedeel van dit bedrag is € 604.956,-. Univé heeft het door haar berekende bedrag van € 473.049,91 onderbouwd met een groot aantal betalingsbewijzen en een overzicht uit haar administratie.
26 maart 2003 wordt al melding gemaakt van een door [A] ontvangen bedrag van
€ 473.049,91 en in een brief van Univé aan de advocaat van [A] van 16 mei 2013 wordt dat bedrag ook genoemd.
€ 473.049,91.
Volgens Staatsbosbeheer heeft Univé de verschuldigdheid van het door haar uitgekeerde bedrag onvoldoende onderbouwd. Dat zij meer heeft uitgekeerd dan € 432.484,93 moet voor haar eigen rekening blijven, aldus Staatsbosbeheer.
€ 432.484,93, het door haar expert berekende bedrag waarop [A] aanspraak heeft. Dat de (onder de dekking van de verzekering vallende) vordering van [A] in werkelijkheid
hoger (laat staan € 473.049,91 of meer) was, heeft Univé onvoldoende onderbouwd. Het had op haar weg gelegen aan te geven met welke runderen zij bij de bepaling van het bedrag van € 432.484,93 ten onrechte geen rekening had gehouden en/of bij welke runderen waarvoor zij wel een uitkering had gedaan aanvankelijk was uitgegaan van een te laag verzekerd bedrag en welke bedragen gemoeid waren met een correctie. Univé heeft die toelichting niet gegeven en daarmee gelet op het gemotiveerde verweer van Staatsbosbeheer op dit punt onvoldoende onderbouwd dat zij terecht € 473.049,91 in plaats van € 432.484,93 aan [A] heeft uitgekeerd. Dat betekent dat het hof zal uitgaan van een hoofdsom van € 432.484,93,
€ 40.564,98 minder dan waar Univé van uitgaat.
3 maart 2020 in r.ov. 2.48 dit verweer al verworpen. Het hof blijft daarbij. Een benadeelde is verplicht zijn schade te beperken voor zover dit redelijkerwijs van hem kan worden verlangd. De grenzen van de verplichting tot schadebeperking worden door de redelijkheid getrokken en of in een bepaald geval die grenzen zijn overschreden is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval. Omdat het de aansprakelijke is geweest die door zijn onrechtmatige handelen de benadeelde in de situatie heeft gebracht dat hij schade lijdt, moet terughoudendheid betracht worden bij het oordeel over het handelen van de benadeelde in deze situatie waar hij ongevraagd in is terechtgekomen.
In dit geval is aannemelijk geworden dat [A] zich veel moeite heeft getroost om (onder meer door middel van een fokprogramma) een veestapel te verkrijgen met (in elk geval voor hem) unieke eigenschappen. Uit wat [A] als getuige heeft verklaard, leidt het hof af dat hij het verkrijgen van deze veestapel als zijn levenswerk zag. Onder deze omstandigheden is alleszins voorstelbaar dat hij toen (steeds meer) runderen ziek werden, hij er grote moeite mee had om zijn runderen te laten slachten en hij het advies om dat zo snel mogelijk te laten doen naast zich neerlegde. Door - wellicht in de hoop dat de op dat moment nog niet zo zieke runderen zouden herstellen - te wachten met het afvoeren naar de slacht van deze runderen, heeft hij niet gehandeld in strijd met wat in deze omstandigheden in redelijkheid van hem gevraagd mocht worden.
2.13 Volgens Staatsbosbeheer is sprake geweest van besparingen doordat de zieke runderen minder voer aten. Dit voordeel dient verrekend te worden, meent zij. Ook dit verweer heeft het hof in het tussenarrest van 3 maart 2020 in r.ov. 2.48 verworpen. Het hof blijft daarbij. Staatsbosbeheer heeft haar beroep op voordeelsverrekening verder niet uitgewerkt. Zo heeft zij niet aangegeven welke bedragen gemoeid zijn met de door haar beschreven besparing en is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet duidelijk dat tegenover het ‘voordeel’ van een besparing in de voederkosten niet een nadeel staat in waardevermindering van de runderen, dat niet volledig wordt gecompenseerd door de uitbetaalde waarde per rund.
Wettelijke rente2.14 Staatsbosbeheer heeft geen bezwaar tegen de berekening van de wettelijke rente door Univé. Omdat moet worden uitgegaan van een lagere hoofdsom (de tweede betaling van
€ 53.987,55, gedaan op 17 februari 2003, dient te worden verlaagd met € 40.564,98,- zodat van die betaling € 13.422,57 resteert), dient ook de berekening van de wettelijke rente te worden gecorrigeerd. Het hof komt, met inachtneming van de verder door Univé bij de berekening gehanteerde uitgangspunten, uit op een wettelijke rente tot en met
Ook in dit betoog volgt het hof Staatsbosbeheer niet. De keuze van Univé om een agrarisch deskundige in te schakelen om haar te begeleiden bij de afwikkeling van de claim van haar verzekerde [A] , toen die werd geconfronteerd met ziekte en sterfte van runderen en daarvoor dekking zocht bij zijn verzekeraar Univé, was een redelijke keuze, gezien de aard, complexiteit en omvang van de claim. In dit verband wijst het hof erop dat Staatsbosbeheer, zoals uit het voorgaande ook blijkt, zich (terecht) kritisch heeft getoond over het verband tussen de door Univé aan [A] gedane uitkeringen en de sterfte van het vee door het eten van voer met Jacobskruiskruid. Dat Univé een agrarisch deskundige bij de afwikkeling heeft ingeschakeld, kan zij Univé alleen daarom al in redelijkheid niet tegenwerpen. De deskundige heeft de claim onderzocht en heeft de afwikkeling ervan begeleid. Uit de overgelegde nota’s volgt hoeveel tijd hij daaraan heeft besteed en welk uurtarief hij heeft gehanteerd. Voor zover Staatsbosbeheer al heeft willen aanvoeren dat te veel tijd en/of een te hoog uurtarief is berekend, heeft zij haar stelling onvoldoende onderbouwd.
Ten overvloede merkt het hof op dat de door Univé zelf gemaakte expertisekosten ook in het kader van subrogatie voor vergoeding in aanmerking kunnen komen [1] .
Voor vergoeding van kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid als bedoeld in art. 6:96 lid 2, aanhef en onder b, BW - de door Univé gevorderde expertisekosten - is vereist dat:
In dit geval staat vast dat Staatsbosbeheer aansprakelijk is jegens [A] door voer met Jacobskruiskruid aan [A] te leveren. Zij is dan ook verplicht om de daardoor geleden schade aan [A] te vergoeden. Om te kunnen vaststellen of [A] daardoor schade heeft geleden (daarin gelegen dat zijn runderen ziek zijn geworden) en, zo ja, welke schade hij daardoor heeft geleden, was onderzoek nodig. Zo diende in kaart te worden gebracht hoeveel runderen ziek waren geworden en moesten worden geslacht, wat de waarde van deze runderen was en hoeveel ze nog hebben opgebracht. Dat onderzoek is verricht door de door Univé ingeschakelde agrarisch expert. Diens werkzaamheden staan in conditio sine qua non verband met de aansprakelijkheid scheppende gebeurtenis; zonder die gebeurtenis zou het onderzoek niet zijn verricht. Hiervoor heeft het hof ook al overwogen dat aan de onder b tot en met d vermelde vereisten is voldaan. Dat uiteindelijk onzeker is gebleven dat [A] schade heeft geleden door de levering van het voer, staat dan ook niet aan de toewijzing van de vergoeding van de volledige kosten in de weg. Ook indien uiteindelijk zou zijn vastgesteld dat de ziekte van de runderen niet in verband stond met de levering van het voer met Jacobskruiskruid zouden de expertisekosten, gelet op wat hiervoor is overwogen, toch geheel voor vergoeding in aanmerking komen. Daarom is het niet onredelijk dat in de situatie waarin Staatsbosbeheer aansprakelijk wordt gehouden voor tweederdedeel van de schade van [A] , Staatsbosbeheer de expertisekosten ook volledig dient te vergoeden.
Deze kosten bedragen voor de procedure in eerste aanleg:
- dagvaardingskosten: € 85,44
- griffierecht € 4.784,-
- kosten deskundigen € 4.950,-
- salaris advocaat € 7.740,- (3 punten, tarief VII – liquidatietarief per 4 januari 2012).
- dagvaardingskosten € 90,64;
- griffierecht € 4.836,-
- salaris advocaat: € 32.746,- (7punten, tarief VII) voor principaal en incidenteel appel tezamen.
Het hof zal Staatsbosbeheer ook veroordelen tot betaling van het nasalaris, zoals gevorderd en tot betaling van de wettelijke rente over de proceskostenveroordeling en het nasalaris.
3.3 De beslissing
en opnieuw rechtdoende:
- voor de procedure bij de rechtbank op € 9.333,44 aan verschotten en op € 7.740,- voor geliquideerd salaris van de advocaat;
- voor de procedure bij het hof in principaal en in incidenteel appel op € 4.926,64 aan verschotten en op € 32.746,- voor geliquideerd salaris van de advocaat,
al deze bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van dit arrest;