ECLI:NL:GHARL:2021:9893
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in strafzaak met betrekking tot het voorhanden hebben van voorwerpen bestemd voor hennepteelt
In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland. De verdachte was eerder veroordeeld voor het medeplegen van het voorhanden hebben van voorwerpen waarvan hij wist dat zij bestemd waren voor het plegen van strafbare feiten volgens de Opiumwet. Het hof heeft het hoger beroep behandeld na een zitting op 5 oktober 2021, waarbij de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte hun standpunten hebben toegelicht.
Het hof heeft vastgesteld dat voor een bewezenverklaring van de bestemming als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet vereist is dat de gedragingen strekken tot voorbereiding of vergemakkelijking van hennepteelt, waarbij het uiteindelijke doel van belang is. Na beoordeling van het dossier en de verklaringen van de verdachte en zijn raadsman, is het hof tot de conclusie gekomen dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte wetenschap had van het uiteindelijke doel van het voorhanden hebben van de voorwerpen. Hierdoor kon het hof niet vaststellen dat de verdachte het tenlastegelegde feit had begaan.
Het hof heeft daarom het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Deze uitspraak is gedaan in het kader van de rechtsbescherming en de waarborging van een eerlijk proces, waarbij de onschuldpresumptie van de verdachte centraal staat. De uitspraak is in overeenstemming met eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad, die benadrukt dat bewijs van wetenschap van het uiteindelijke doel essentieel is voor een veroordeling onder de Opiumwet.