Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in het principaal hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak betreft het de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden die een combinatie van een periodiek en een finaal verrekenbeding bevatten. De uitvoering van het periodieke verrekenbeding is niet meer aan de orde, waardoor de afwikkeling thans alleen nog op grond van het finaal verrekenbeding dient te geschieden. De Hoge Raad heeft in eerdere uitspraken, waaronder HR 19 januari 2007 (ECLI:NL:HR:2007:AZ1106) en HR 1 februari 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BB9781), richtlijnen gegeven over de toepassing van dergelijke verrekenbedingen.
De zaak is behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 19 oktober 2021 een tussenbeschikking heeft gegeven. In deze beschikking is het verloop van het geding in hoger beroep uiteengezet, waarbij het hof verwijst naar een eerdere tussenbeschikking van 20 april 2021. Het hof heeft partijen de gelegenheid geboden om hun geschil nader toe te lichten, waarbij mr. Koekebakker bezwaar heeft gemaakt tegen de overlegging van een journaalbericht van mr. Bruinier met een nadere toelichting en producties.
Het hof heeft geoordeeld dat de nieuwe stukken omvangrijk zijn en dat mr. Koekebakker zich onvoldoende heeft kunnen voorbereiden op een verweer. Daarom heeft het hof besloten de zaak aan te houden, zodat mr. Koekebakker de gelegenheid krijgt om een reactie voor te bereiden. De mondelinge behandeling zal worden voortgezet op 24 november 2021, waarbij mr. Koekebakker tot 15 november 2021 de tijd krijgt om zich nader uit te laten. Het hof houdt voor het overige iedere beslissing aan.