ECLI:NL:HR:2008:BB9781
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- J.C. van Oven
- C.A. Streefkerk
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Verrekening huwelijkse voorwaarden bij echtscheiding en de gevolgen van een finaal verrekenbeding
In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over de verrekening van huwelijkse voorwaarden na hun echtscheiding. De vrouw heeft op 18 februari 2005 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank 's-Hertogenbosch om echtscheiding uit te spreken, met nevenvoorzieningen. De man heeft hierop gereageerd met een verweerschrift en een zelfstandig verzoek tot vaststelling van de verdeling en afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden. De rechtbank heeft op 29 juli 2005 de echtscheiding uitgesproken en de verdeling vastgesteld. De man heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 1 juni 2006 de beschikking van de rechtbank heeft vernietigd en de verdeling en verrekening opnieuw heeft vastgesteld.
De vrouw heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de beschikking van het hof. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 1 februari 2008 geoordeeld dat de eerste woning, die de man in 1988 heeft aangekocht, als een aanbrengst van de man moet worden beschouwd. De waarde van deze woning, en de netto-opbrengst die is gebruikt voor de aankoop van een tweede woning, moet buiten de verrekening blijven volgens het finale verrekenbeding in de huwelijkse voorwaarden. De Hoge Raad heeft de stelling van de vrouw verworpen dat zij recht heeft op een deel van de overwaarde van de eerste woning, omdat er geen bewijs was van een overeenkomst die dit recht zou onderbouwen.
De Hoge Raad heeft het beroep van de vrouw verworpen en bevestigd dat de verrekening moet plaatsvinden op basis van de huwelijkse voorwaarden, waarbij de aanbrengsten van de echtgenoten buiten beschouwing blijven. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken in huwelijkse voorwaarden en de juridische gevolgen daarvan bij een echtscheiding.