In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de uithuisplaatsing van de minderjarige [de minderjarige1], geboren in 2004. De gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Noord & Veilig Thuis Groningen had een verzoek ingediend voor een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1], die sinds 29 mei 2020 onder toezicht staat. De kinderrechter had eerder, op 25 mei 2021, het verzoek tot uithuisplaatsing afgewezen, maar het hof heeft deze beslissing vernietigd.
De zaak betreft een minderjarige die een problematische achtergrond heeft, met gedragsproblemen en een onveilige thuissituatie. De ouders van [de minderjarige1] hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag, maar zijn niet in staat om de nodige structuur en ondersteuning te bieden. Het hof heeft vastgesteld dat de noodzaak voor uithuisplaatsing aanwezig is, vooral gezien de recente ontwikkelingen waarbij [de minderjarige1] niet meer bij zijn vader kan wonen en geen vaste verblijfplaats heeft. De ouders hebben in hoger beroep niet gereageerd op het verzoek, maar lijken in te stemmen met de uithuisplaatsing.
Het hof heeft op basis van artikel 1:265a BW geoordeeld dat een machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is, ook al staan alle partijen achter de uithuisplaatsing. De beslissing van het hof houdt in dat [de minderjarige1] gedurende dag en nacht in een 24-uurs accommodatie van een zorgaanbieder geplaatst zal worden voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI heeft inmiddels een nieuwe woonplek in het vooruitzicht en het hof heeft er vertrouwen in dat deze machtiging binnen drie maanden zal worden uitgevoerd.