Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V.,
De Friesland Zorgverzekeraar N.V.,
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.Waar gaat de zaak over?
3.De feiten
4.De vorderingen en de beslissing van de rechtbank
- of een in rekening gebracht tarief marktconform is, zal steeds in een individueel geval moeten worden beoordeeld;
- het hanteren van een ‘standaard’ prijs waarboven alle kosten worden afgewezen is niet toegestaan;
- het marktconforme tarief mag niet worden gebaseerd op de eigen (gemiddeld) gecontracteerde tarieven;
- alle in de markt gehanteerde tarieven, waaronder de tarieven van andere zorgverzekeraars en de passantentarieven, hebben betekenis voor het antwoord op de vraag welk tarief marktconform is;
- het toepassen van een standaarddeviatie of korting op de in de markt gehanteerde tarieven is niet toegestaan;
5.De grieven en de beoordeling door het hof
grief 1ook aanvoert, dat het hoogste passantentarief nog marktconform kan zijn indien het niet onredelijk hoger is dan de overige in de markt gehanteerde tarieven. Dit betekent ook dat een declaratie die behoort tot de 5% hoogste declaraties niet automatisch excessief is. In die zin is het P95-criterium in strijd met de wet. De daarop betrekking hebbende vierde grief van de kliniek is dus gegrond.
grief 2van de kliniek behoeft daarom geen verdere behandeling. Dit geldt ook voor de daarmee samenhangende klacht van de kliniek in
grief 3dat de rechtbank in rechtsoverweging 4.21 ten onrechte heeft beslist dat de kliniek geen aanwijsbare factoren naar voren heeft gebracht op grond waarvan aannemelijk is dat haar behandelingen zich onderscheiden van die van haar concurrenten.
grief I). Zij betogen dat passantentarieven niet door vraag en aanbod tot stand komen en daarom geen onderdeel uitmaken van de Nederlandse marktomstandigheden als bedoeld in artikel 2.2 lid 2 onder b van het Besluit zorgverzekering. Dit om te voorkomen dat gevraagde vergoedingen van de niet-gecontracteerde zorgaanbieders losgezongen raken van de daadwerkelijke kosten van de geleverde niet-gecontracteerde zorg en mede gelet op de regiefunctie die de zorgverzekeraars daarbij hebben.
gecontracteerdemarkt in Nederland. Ook het College van beroep voor het bedrijfsleven en de Geschillencommissie zorgverzekering gaan in hun uitspraken ervan uit dat met de Nederlandse markt zowel de gecontracteerde als de niet-gecontracteerde zorg wordt bedoeld.
grief IIbetogen, niet bepaald dat zij bij het vaststellen van de marktconforme vergoedingen de gecontracteerde tarieven van hun concurrenten moeten opvragen. Naar het oordeel van de rechtbank kan worden volstaan met een representatieve groep zorgaanbieders, dus tarieven van de door zorgverzekeraars gecontracteerde zorgaanbieders en van andere zorgaanbieders. Dat de zorgverzekeraars op grond van artikel 6 lid 1 van de Mededingingswet hun (gecontracteerde) tarieven niet mogen delen met hun concurrenten is een gegeven, maar voor de beantwoording van de vraag of de gedeclareerde kosten van de kliniek in de Nederlandse marktomstandigheden nog passend zijn, is dat niet van belang. Bij gebreke van een nadere onderbouwing van de door de zorgverzekeraars gecontracteerde tarieven en de in de markt berekende passantentarieven, is van belang dat (naar onweersproken door de kliniek is gesteld) de concurrerende zorgverzekeraars, zoals VGZ en ONVZ, na onderzoek de gedeclareerde kosten van de kliniek (die, eveneens onweersproken, gelijk zijn aan de in deze zaak door de kliniek per handeling gedeclareerde kosten) wel volledig hebben vergoed en haar declaraties kennelijk als redelijk passend hebben gekwalificeerd.
6.De beslissing
11 december 2019;