ECLI:NL:GHARL:2021:9403
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van de dagvaarding in hoger beroep wegens onduidelijke tenlastelegging
In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 6 februari 2020. De kern van de zaak betreft de geldigheid van de dagvaarding in hoger beroep. Het hof oordeelde dat de tenlastelegging niet voldeed aan de vereisten van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering, omdat de straatnaam alleen werd vermeld zonder de pleegplaats te noemen. Dit werd als te onbepaald beschouwd. De advocaat-generaal had tijdens de zitting in hoger beroep geen wijziging van de tenlastelegging gevorderd, wat volgens het hof betekende dat het toevoegen van een plaatsnaam een wijziging in de zin van artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering zou zijn. Het hof kon de tenlastelegging daarom niet verbeteren en verklaarde de dagvaarding in hoger beroep nietig. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de voorzitter en de raadsheren aanwezig waren. De beslissing werd ter openbare terechtzitting uitgesproken.