Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Piluha B.V.,
1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidFlynth Adviseurs en Accountants B.V.,gevestigd te Haarlemmermeer,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PPP-Agro Advies West B.V.,
advocaat: mr. C.A. van Kooten- [medewerker v PPP-Agro]
1.Kern van de zaak en de beslissing
2.Het procesverloop tot nu toe
3.De beoordeling van het hoger beroep
€ 450 per hectare, waarna [pachter] het grasgewas van [loonwerker] kocht. Feitelijk heeft [pachter] ook vanaf het begin de A-gronden in gebruik genomen waarbij hij € 450 per hectare aan [loonwerker] betaalde. De B-gronden is [pachter] tegen betaling blijven gebruiken na afloop van de geliberaliseerde pachtovereenkomst.
“De nu voorliggende overeenkomst kan bepaalde problemen opleveren wat betreft het gebruik door [pachter] .(...)
“5. Met betrekking tot de evt. op te eisen pachtrechten met betrekking tot de 9 ha eigen grond[de B-gronden, hof]
lijkt er geen andere oplossing dan ook dit risico te nemen.6. M.b.t. de grond via [loonwerker][de A-gronden, hof]
idem een risico maar laten we advies van [medewerker v Flynth]volgen door het risico zo klein mogelijk te laten zijn.”Uit deze mail volgt dat Piluha bereid was risico’s te nemen en daaruit hebben de adviseurs ook mogen begrijpen dat zij voldoende was gewaarschuwd. Daarna heeft Piluha op 7 september 2007 de
Overeenkomst inzake overdracht (exploitatie) ondernemingmet [pachter] ondertekend. Piluha heeft tegen de achtergrond van deze feiten en omstandigheden onvoldoende toegelicht dat zij niet voldoende op de risico’s is gewezen of dat zij erop mocht vertrouwen dat de gekozen constructie waterdicht was, in de zin dat er door de ontduikingsconstructie geen enkel risico meer was op een pachtclaim van [pachter] . Zij kan de adviseurs dan ook niet aansprakelijk houden voor het feit dat dat risico zich heeft verwezenlijkt. De zorgplicht gaat in dit geval niet zover dat de adviseurs destijds verdergaande pogingen hadden moeten ondernemen Piluha van het sluiten van de overeenkomst met [pachter] te weerhouden en dat zij hadden moeten toezien op de wijze waarop [aandeelhouder/bestuurder] invulling gaf aan de overeenkomst met [pachter] .