ECLI:NL:GHARL:2021:9298

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 oktober 2021
Publicatiedatum
5 oktober 2021
Zaaknummer
200.251.008
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belangenverstrengeling en aansprakelijkheid bij overeenkomsten van opdracht in vastgoedprojecten

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van [appellanten] c.s. voor schade die Propertize heeft geleden als gevolg van belangenverstrengeling en onrechtmatig handelen bij de uitvoering van overeenkomsten van opdracht. De rechtbank heeft in eerste aanleg de vorderingen van Propertize grotendeels toegewezen, met uitzondering van de terugbetaling van loon door Aquarius. In hoger beroep hebben [appellanten] c.s. de niet-ontvankelijkverklaring van de vorderingen van Propertize gevorderd, terwijl Propertize c.s. de bekrachtiging van het vonnis heeft gevorderd. Het hof heeft geoordeeld dat [appellanten] c.s. hun zorgplicht hebben geschonden door hun eigen belangen niet transparant te maken en dat zij hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die Propertize heeft geleden. De schade is begroot op € 690.619,25, te vermeerderen met wettelijke rente. Het hof heeft de veroordeling tot terugbetaling van het eerder toegewezen bedrag vernietigd en de proceskostenveroordeling gehandhaafd. De zaak benadrukt de noodzaak van transparantie en het vermijden van belangenverstrengeling in zakelijke relaties, vooral binnen een bank- en verzekeringsconcern.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.251.008
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland C/16/409066)
arrest van 5 oktober 2021
in de zaak van
1.
[appellant1],
wonende te [woonplaats] ,
2) de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AQUARIUS CONSULTANCY B.V.,
gevestigd te Bavel,
appellanten in het principaal hoger beroep,
geïntimeerden in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagden in conventie, eisers in voorwaardelijke reconventie,
advocaat: mr. B.J.M.P. Cremers,
tegen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

PROPERTIZE B.V.

2) de naamloze vennootschap
SRH N.V.,
beiden gevestigd te Utrecht,
geïntimeerden in het principaal hoger beroep,
appellanten in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eiseressen in conventie, geïntimeerde onder 1) tevens verweerster in voorwaardelijke reconventie,
advocaat: mr. R.L. Ubels.
Appellanten in het principaal hoger beroep/geïntimeerden in het incidenteel hoger beroep zullen hierna [appellant1] , Aquarius of (gezamenlijk) [appellanten] c.s. worden genoemd.
Geïntimeerden in het principaal hoger beroep/appellanten in het incidenteel hoger beroep zullen hierna Propertize, SRH of (gezamenlijk) Propertize c.s. worden genoemd.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 20 oktober 2020 hier over.
1.2.
Het verdere verloop blijkt uit:
- het proces-verbaal van de meervoudige comparitie van partijen van 15 april 2021, met daaraan gehecht de spreekaantekeningen van de advocaten van beide partijen en de schriftelijke verklaring die [appellant1] ter zitting heeft afgelegd. Tijdens de zitting heeft het hof akte verleend van de stukken die [appellanten] c.s. voor de zitting hebben ingestuurd (de memorie van grieven in kleur en de akte overlegging producties, met als bijlagen producties A186 en A187);
- een brief gedateerd 3 mei 2021 van de advocaat van [appellanten] c.s. met kanttekeningen naar aanleiding van het proces-verbaal.
1.3.
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

2.De vaststaande feiten

Inleiding
2.1.
[appellanten] c.s. hebben een aantal grieven gericht tegen de door de rechtbank vastgestelde feiten in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.110 van het bestreden vonnis van 20 juni 2018. Zij vinden die feitenvaststelling op een heel aantal punten onjuist. Verder menen zij dat de rechtbank de feiten te beperkt heeft vastgesteld en (mede daardoor) die feiten verkeerd heeft uitgelegd. Bovendien zijn er inmiddels nieuwe feiten en omstandigheden die het hof volgens [appellanten] c.s. bij zijn beslissing zou moeten betrekken.
2.2.
Het hof gaat in hoger beroep uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover zij hierna zijn weergegeven. Daarnaast gaat het hof uit van een aantal aanvullende vaststaande feiten, die het mede van belang acht voor de beoordeling van de zaak. Op deze wijze komt het hof tegemoet aan de grieven van [appellant1] tegen de vaststelling van de feiten voor zover die terecht een aantal onjuistheden aan de orde stellen of voor zover die feiten (inmiddels) onvolledig zijn.
2.3.
Hoe het hof de vaststaande feiten uitlegt bij de beoordeling van het geschil zal blijken uit de motivering van de beslissing in hoger beroep. Daarin zal het hof bij verwijzing naar de vaststaande feiten steeds volstaan met weergave tussen haakjes van de nummers van de rechtsoverwegingen zoals in dit arrest vermeld.
Inhuur [appellant1] door Propertize
2.4.
In de periode 2010 tot en met 2012 heeft Propertize geprobeerd haar omvangrijke vastgoedportefeuille te reorganiseren respectievelijk af te stoten. Een van de projecten in die vastgoedportefeuille betrof het project Belval in Luxemburg. Dat project was door Propertize ondergebracht in de werkmaatschappij Belval Holding S.A. (verder: Belval). Voor de uitvoering van deze reorganisatie van het Belval-project is Propertize op zoek gegaan naar een interim bestuurder voor Belval. Begin maart 2010 heeft de heer [naam1] (hierna: [naam1] ) [appellant1] benaderd voor deze rol. [naam1] had [appellant1] eind 2009 al gevraagd of hij in voorkomend geval een beroep op [appellant1] zou kunnen doen. [appellant1] heeft op 14 maart 2010 aan Propertize laten weten invulling aan deze functie te willen geven (zie hierna ook 2.13.).
2.5.
Op 18 mei 2010 is tussen Propertize en Aquarius, een vennootschap van [appellant1] , een overeenkomst van opdracht zoals bedoeld in art. 7:400 BW gesloten. In die overeenkomst, waarin Propertize wordt aangeduid als SNSPF en Aquarius als Opdrachtnemer, is onder meer het volgende bepaald:
"
Artikel 1 Opdracht en aanvaarding
1. SNSPF verleent aan Opdrachtnemer de opdracht om in de onderhavige overeenkomst ("de Overeenkomst") omschreven werkzaamheden ("de Diensten'') te (doen) verrichten ten behoeve van SNSPF. (...)
2. De Overeenkomst wordt door partijen gezien als een overeenkomst van opdracht in de zin van artikel 7:400 e.v. BW.
3. De opdracht zal namens de Opdrachtnemer worden vervuld door de heer [appellant1] . Het is Opdrachtnemer slechts toegestaan de Diensten door een andere medewerker, al dan niet bij haar in dienst, of derden te doen verrichten na voorafgaande toestemming van SNSPF.
4. Opdrachtnemer zal de Diensten ten behoeve van SNSPF zorgvuldig en naar beste weten uitvoeren dan wel doen uitvoeren in overeenstemming met de belangen van SNSPF (...).
Artikel 2. Honorarium en facturering
1. De door SNSPF aan Opdrachtnemer voor de Diensten verschuldigde vergoeding (hierna: de “Vergoeding”) bedraagt € 285,-- per uur, exclusief BTW. (...)
2. (...)
Artikel 3. Beschrijving Diensten en contactpersonen
1. Opdrachtnemer zal ten behoeve van SNSPF de volgende werkzaamheden (doen) verrichten: het ten behoeve van SNSPF vervullen van een bestuurspositie bij Belval Holding S.A. en in een later stadium (op verzoek van SNSPF) eventueel bij een of meer van de Belval Plaza-werkmaatschappijen (...).
2. (...)
3. SNSPF zal Opdrachtnemer tijdig aanmelden voor de Directors & Officers Liability Insurance van SNS REAAL (bestuurdersaansprakelijkheid) en aan Opdrachtnemer in aanvulling daarop een vrijwaring verstrekken.
(...)
Artikel 5. Aansprakelijkheid
Opdrachtnemer voert de Overeenkomst voor eigen risico uit. Opdrachtnemer is jegens SNSPF aansprakelijk voor alle directe schade, die door SNSPF of derden wordt geleden, als gevolg van toerekenbare tekortkomingen in de uitvoering van de opdracht, voorzover deze tekortkomingen het gevolg zijn van het door Opdrachtnemer, diens bestuurders of medewerkers (...), niet in acht nemen van de vereiste zorgvuldigheid, deskundigheid en/of professionaliteit, waar SNSPF in het kader van de opdracht redelijkerwijs op mag vertrouwen. De aansprakelijkheid van directe schade is tot 75% van het bedrag van de cumulatieve Vergoeding. Aansprakelijkheid voor alle overige schade is door partijen uitgesloten.
(...)"
Finwire
2.6.
Finwire B.V. (verder: Finwire) is op 19 augustus 2008 opgericht door (1) Holding Hesmarc B.V. (verder: Hesmarc), waarvan de heer [naam2] (verder: [naam2] ) bestuurder was, (2) [appellanten] en (3) de heer [naam3] (verder: [naam3] ). De aandelen in Finwire werden toen gehouden door Hesmarc (40%), [naam3] (30%), [naam4] (15%) en [naam5] (15%), laatste twee beiden dochters van [appellant1] . Volgens het handelsregister bestonden de activiteiten van Finwire (en haar drie werkmaatschappijen) uit advisering op alle gebieden en meer specifiek op het gebied van Corporate Finance, Corporate Recovery en Corporate Consultancy. Over 2009 heeft Finwire verlies gemaakt en zij had ultimo 2009 een negatief eigen vermogen van € 96.968,-.
2.7.
Begin februari 2010 hebben [appellant1] , [naam2] en [naam3] besloten om de samenwerking binnen Finwire te beëindigen. Op 9 juni 2010 hebben [naam3] (30%), [naam4] (15%) en [naam5] (15%) uiteindelijk hun aandelen in Finwire overgedragen aan Hesmarc ( [naam2] ). [naam3] heeft op 6 februari 2010 over de beëindiging van de samenwerking aan [naam2] onder meer het volgende geschreven:
"
Hierbij deel ik je mede dat ik akkoord ga met jouw voorstel inz. de financiële afwikkeling van FINWIRE . (. ..)"
2.8.
Op 4 maart 2010 heeft [naam2] een aanzet voor een herstart van Finwire geschreven. Daarin is onder meer vermeld dat [appellant1] werkzaam is binnen Finwire en dat de operationele leiding en aansturing in zijn handen is.
Inhuur [naam3] door Propertize via Finwire
2.9.
Op 12 maart 2010 heeft [appellant1] onder meer het volgende aan [naam3] geschreven:
"
(...)
2 vraagjes
1/ heb je al nagedacht over je tarief in het geval het project Luxemburg tbv SNS doorgaat? grrag info, ik moet morgenvroeg wat van me laten horen!
2/ in het geval ' Finwire ' zou moeten doneren tbv Tjolk, wil en kun je dan contribueren en zo ja, voor hoeveel?"
2.10.
Op 13 maart 2010 heeft [naam3] in een e-mail als volgt op de vragen van [appellant1] gereageerd:
"
1/ Luxemburg
(...)
Voorstel: voor bovenstaande all-in tarief € 3.950 per week. Extra werkzaamheden € 195 per uur. Is dat wat?
2/ Tjolk/Finwire
• FINWIRE is voor mij afgehandeld Ik heb een creditnota gestuurd van € 30.000, wacht op betaling van € 13.400 en formalisering van de aandelenoverdracht. (. ..)."
2.11.
[appellant1] heeft deze e-mail van [naam3] direct doorgestuurd aan [naam2] en daaronder het volgende geschreven (in de hierna weergegeven correspondentie wordt met " [appellant1] " steeds [appellant1] bedoeld):
"
Reactie [appellant1] , uiteraard nog niet doorgegeven:
Locatie [plaats1] , heen en weer ca 600 km
Er wordt in principe uitsluitend aldaar gewerkt. Werken thuis, op verzoek van directie.
Voorstel
Kilometerkosten per gewerkte dag op locatie E 150,-
Vergoeding per dag, all in, excl btw, E 2000 per dag, gebaseerd op 9 a 10 uur
Thuisarbeid op verzoek van directie a raison van E 175 per uur
Wij belasten SNS voor
Kilometerkosten
Dagvergoeding E 2750
Uurvergoeding 'thuisuren ' E 200,-"
2.12.
Eveneens op 13 maart 2010 heeft [appellant1] een e-mail aan [naam2] geschreven met onder meer de navolgende inhoud:
"
M.b.t. de gewenste samenwerking en de daarbij gemaakte afspraken is er m.i. nog enige 'verdieping' gewenst teneinde niet voorziene zaken 'in stijl' het hoofd te kunnen bieden. De eerste aanzet daartoe volgt onderstaand en het verzoek is hierop te reageren.
a/ ondersteuning operatie Finwire , alsmede bijdrage in ontwikkeling Witlox - breed
  • Duur samenwerking: de eerstkomende jaren, 3/4/5 jaren (...)
  • Zichtbare weken 38 a 40 per jaar, zichtbare dagen 3 a 3,5 per week (...)
  • Streven is tenminste 70% van de uren declarabel te hebben, minimum moet 40% zijn
  • Fee per maand bedraagt E 25 K, excl. BTW (...)
(...)
b/ eigen activiteiten [appellant1]
  • [appellant1] is vrij om zijn resterende tijd naar eigen inzichten in te vullen, met als randvoorwaarde niet competitief met Finwire ( ...) en met als streven direct/indirect vruchtbaar zijn voor Finwire (...)
  • [appellant1] maakt bijgevolg bij voorkeur gebruik van de capaciteit van Finwire
  • De thans voorliggende SNS-case is een passend voorbeeld in deze."
2.13.
In vervolg op een op 12 maart 2010 plaatsgevonden gesprek tussen [appellant1] en [naam1] namens Propertize heeft [appellant1] op 14 maart 2010 een e-mail naar [naam1] gestuurd met onder meer de volgende inhoud:
"
Zoals reeds vrijdag gemeld zal ik gaarne invulling geven aan de door jou gewenste 2-hoofdigheid van bestuur in Belval Plaza Companies.
Ik ga hierbij uit van de volgende veronderstellingen:
(...)
SNS PM is opdrachtgever, Aquarius Consultancy B.V. is opdrachtnemer.
SNS PM regelt algehele vrijwaring, bestuurdersaansprakelijkheidsdekking e.d.
Aquarius (...) maakt bij de uitvoering van deze opdracht gebruik van directe en/of indirecte medewerkers van (...) Finwire B.V. Ter zake is bij jou bekend dat ik in elk geval [naam3] (dagvergoeding ca E 2800/3000 all in, excl. BTW en kilometerkosten (...) bij het project wens te betrekken.
(...)"
2.14.
Twee dagen later, dus op 16 maart 2010 heeft [appellant1] het volgende aan [naam1] geschreven (in de hierna opgenomen correspondentie wordt met " [naam3] " steeds [naam3] bedoeld):
"
Nog even kort een reactie op je vraagpunten:
1/ tarief [naam3]
a/ op locatie: tussen de E 2800 - E 3000 (nog niet uitonderhandeld met hem) (...)
b/ op kantoor in Nederland: E 200 / 210, nog uit te dealen.
2/ km vergoeding E 0,50 okay? (...)".
2.15.
Op 6 mei 2010 heeft [appellant1] [naam2] een e-mail gestuurd met als onderwerp ‘sns’ en met als inhoud:

Voorzitter directie Belval Holding: [appellant1] (het hof begrijpt: [appellant1] ).
[appellant1] huurt bij Finwire ‘instrumentarium voor projectadministratie/projectcontrol/business control/ maninfo/rapportage-format’ in
Wie stuur je? Voor welke prijs?
Inrichting: [naam3] ?
(....) Kostprijs [naam3] cq op welk uurtarief kopen we hem in?
Opslag?
Ik hoor.
2.16.
Op 10 mei 2010 heeft [naam2] namens Finwire de met [naam3] gemaakte afspraken als volgt aan [naam3] bevestigd (met cc aan [appellant1] ):
"
Afspraken.
• Uitgangspunt is 10 actieve uren per dag Dagvergoeding bedraagt € 175,-- per uur ofwel €
1. 750,-- per dag. ( ...)
• Reisuren worden vastgesteld op 6 uren per bezoek (heen en weer) vergoeding tegen € 90,-- per uur.
• Reiskosten bedragen € 0,60 per km.
• ( ...)
• Betaling zal geschieden na ontvangst van SNS.
• [naam3] maakt voorzet voor een overeenkomst tussen Finwire en [naam3] ."
2.17.
Op 18 mei 2010 heeft [appellant1] over de inschakeling van [naam3] het volgende aan de heer [naam6] , medebestuurder in Belval (verder: [naam6] ) geschreven:
"
Zoals afgesproken de coördinaten.
1/ Contractpartij is Finwire B.V.
De aandelen van Finwire BV zijn voor 100% in handen van WitloxVCS (cfr aandeelhoudersbesluit februari 2010 / notaris passeert een dezer dagen de akte)
2/ Finwire B.V. detacheert [naam3]
3/ Finwire B.V. wordt vertegenwoordigd door de heer [naam2] (...)
4/ Condities zijn:
a/ uurtarief Euro 210,00 excl. BTW
b/ reisuren zijn declarabel
c/ autovergoeding Euro 0,60 per km
(...)"
2.18.
Uit een e-mail van [appellant1] aan [naam2] van 28 mei 2010 blijkt dat na 19 mei 2010 nog is doorgesproken over het definitief maken van de afspraken met [naam3] . [appellant1] heeft daarover verschillende malen met [naam3] gesproken, zo blijkt uit die e-mail. Aan het eind van de e-mail heeft [appellant1] verslag gedaan van een gesprek dat hij met [naam3] heeft gehad en waarbij aan de orde is gekomen wat [naam3] die ochtend aan [naam2] had gezegd en andersom (waarbij [appellant1] is aangeduid met " [appellant1] " en [naam2] met " [naam2] "):
"
Zijn verhaal was:
(...)
-
Ik heb helemaal niet naar jouw inhouding geïnformeerd. Ik wist dat de opdracht in privé was en dus niets met Finwire van doen had. Nee, [naam2] meldde uit zichzelf ondermeer:
a/ "ik heb zwaar in dit project geïnvesteerd. Alle uren die door [appellant1] in dit kader zijn besteed, heb ik betaald"
b/ "Finwire heeft deuren geopend en ik wil niet dat [naam3] en [appellant1] er straks mee weglopen"
c/ "Ik wil te allen tijde de volledige marge behouden. Altijd dus"
Ik heb niet gereageerd, immers ik weet wel beter! (...)".
2.19.
Propertize heeft in de periode 2010 tot en met 2012 € 1.440.211,- voor de inhuur van [naam3] betaald aan Finwire. Finwire heeft [naam3] voor zijn werkzaamheden bij Propertize € 1.148.743,- betaald. Het verschil tussen deze bedragen is € 291.468,-.
Inhuur [naam7] door Propertize via Finwire
2.20.
Op 30 mei 2010 heeft [appellant1] een e-mail aan [naam6] gestuurd (met cc aan [naam1] ), waarin hij - kort gezegd - de heer [naam7] RA aanprijst als een geschikte kandidaat voor de functie van Hoofd Administratie bij Belval, onder meer met de woorden dat [appellant1] c.q. Finwire al ruim 15 jaar goede ervaringen met [naam7] heeft. In reactie op deze e-mail heeft [naam1] geschreven dat hij het een goed idee vindt. Deze reactie stuurt [appellant1] op dezelfde dag door aan [naam2] met de toevoeging:
"
Een zogeheten 'prompte reactie’".
2.21.
In juli 2010 heeft [naam2] met [naam7] gesproken, waarna Finwire en [naam7] op 16 juli 2010 een "dienstenovereenkomst" hebben gesloten. In die overeenkomst is afgesproken dat [naam7] een uurtarief ontvangt van € 110,- per gewerkt uur, € 55,- per reisuur en een vergoeding van € 0,60 per gereden kilometer. Op 19 juli 2010, dus drie dagen na het sluiten van de overeenkomst tussen [naam7] en Finwire, heeft [appellant1] aan alle direct betrokkenen bij Belval en Propertize het volgende over de inschakeling van [naam7] geschreven:
"
Na herschikking van taken binnen het F&A-team van Belval hebben wij het verzoek van [naam3] om een nieuw Hoofd Administratie aan te trekken, ingewilligd. Via Finwire wordt daartoe [naam7] ingehuurd. Het contract van [naam7] is qua inhoud hetzelfde als dat van het huidige contract van [naam3] . Het enige verschil betreft het tarief. Het tarief voor [naam7] bedraagt E 145 per uur. (...)."
2.22.
Propertize heeft in de periode 2010 tot en met 2012 € 709.546,- voor de inhuur van [naam7] betaald aan Finwire. Finwire heeft [naam7] voor zijn werkzaamheden bij Propertize € 501.841,- betaald. Het verschil tussen deze bedragen is € 207.705,-.
Inhuur [naam8] door Propertize via Finwire
2.23.
In de loop van 2010 had Belval een bouwkundige begeleider nodig. Op 2 oktober 2010 heeft [appellant1] hierover aan [naam2] bericht:
"
3/ Belval
[naam8] is door de bouwdirectie (...) aanvaard
Dit impliceert uitleen van Jaap via Finwire . (. ..)".
2.24.
Op 13 oktober 2010 heeft [appellant1] aan [naam3] , met cc aan [naam2] , het volgende over de inschakeling door Propertize (Belval) van de heer [naam8] (verder: [naam8] ) gemaild (met " [naam8] " wordt [naam8] bedoeld):
"
Mbt inhuur [naam8]
Tariefbasis: werkuren // reisuren: x 0,50%
Tarief Finwire > Belval >>> plus 35% >> E 182,25
Tarief Finwire [naam8] > >> Jaap neemt genoegen met E 135
Reis -verblijfkosten, rek Belval
Km vergoeding 0,40 per km"
Cfr [naam9]
E 1900 per gewerkte dag / werkdag 8 uren >>> overuren?
Reisuren zijn geen werkuren ja / nee
Reis-verblijfskosten , rek Belval
Km vergoeding 0,40 km
EVEN OVERLEGGEN.
2.25.
[naam3] heeft [appellant1] bij e-mail van 13 oktober 2010 het volgende geschreven over het tarief dat op [naam8] zou kunnen worden toegepast, welk bericht [appellant1] ter informatie aan [naam2] heeft doorgestuurd:

Over de huidige 2 assistenten van [naam9] het volgende:
  • Er wordt gewerkt in dagdelen (4 uur), maximaal 2 dagdelen (8 uur) per dag.
  • Architect factureert aan Twijnstra € 560 per dagdeel, de assistent inz. technische installaties € 400.
(…)
Ik weet echter niet welke uplift Twijnstra richting SNS hanteert. in het geval van [naam9] is dat 18%. Derhalve vraag aan jou als trechter om dit bij SNS op te vragen. Als [naam8] € 135 wenst, dan wordt + 35% van FINWIRE wat hoog. Een inkoop tarief van € 165 voor
SNS (uplift voor FINWIRE van 22%) vind ik passender.
2.26.
[naam2] en [naam3] hebben op 14 oktober 2010 over de voorwaarden voor de inzet van [naam8] gesproken. [naam2] heeft [naam3] gevraagd, per e-mail van 14 oktober 2010 die ter informatie ook aan [appellant1] werd gezonden, om nog even contact met hem op te nemen om definitief de afspraken tussen SNS en Finwire met betrekking tot [naam8] vast te stellen. [appellant1] stuurt daarna een bericht aan [naam3] , op 15 oktober 2010, met de volgende tekst:

[naam3] ,
Je vraag mbt gemaakte afspraken door [naam2] .
Ik heb het volgende begrepen .
Leidend zijn a/ het beleid van Belval ter zake , b/ afrekening in dagdelen , en c/ een tarief ad E 165 per uur , d/ reiskosten ad E 0,40 per km , e/ vergoeding verblijfskosten .
Zijdens Finwire in haar facturatie richting Belval impliceert dit:
  • Gewerkte uren per week (2 dagen , aaneengesloten) plus 4 reisuren = aantal te declareren uren x E 165 , uitgedrukt in dagdelen
  • Aantal km’s x E 0,40
  • Verblijfskosten
Zijdens [naam8] in zijn facturatie richting Finwire impliceert dit:
  • Gewerkte uren plus alle reisuren x tarief ad E 130
  • Reis- en verblijfskosten
De marge is alsdan ca 20%, hetgeen m.i. uiterst schappelijk is .
Ik hoor.”
2.27.
In december 2010 is de functie van [naam8] opgewaardeerd. In een e-mail van 20 december 2010 heeft [appellant1] aan [naam3] gevraagd om een reactie in verband met de gevolgen daarvan voor de beloning van [naam8] . [naam3] is op 21 en 23 december 2010 met een voorstel gekomen, inhoudende dat (1) een door [naam8] aan Finwire te factureren uurtarief van € 175,- en (2) een door Finwire aan Propertize in rekening te brengen uurtarief van € 190,-, het uitgangspunt kan zijn.
2.28.
[naam2] heeft [naam10] , werknemer van Finwire verzocht, bij email van 23 december 2010 die ook in cc aan [appellant1] is verzonden, de contracten op te maken en die naar [appellant1] te mailen, opdat [appellant1] deze zou beoordelen en zou zorgen voor ondertekening van de contracten met [naam8] en verzending naar de juiste persoon binnen SNS.
2.29.
[appellant1] heeft vervolgens op 19 januari 2011 aan [naam2] en in cc aan [naam10] (de) twee conceptovereenkomsten toegezonden, die betrekking hebben op de inhuur van [naam8] in zijn oude en nieuwe functie door Propertize (via Finwire). [appellant1] heeft daarbij een concepttekst voorgesteld die [naam2] kon gebruiken als hij die conceptovereenkomsten namens Finwire aan Propertize/Belval zou toezenden. Ook voor de tekst voor de e-mail die aan [naam8] moest worden verstuurd heeft [appellant1] een korte voorzet gegeven. Letterlijk eindigt de e-mail van 19 januari 2011 als volgt:

Concept 2 / te richten aan [naam8]
In deze nieuwe afspraken bevestigen .
Contractaanpassing zal ik vandaag maken , naar voorbeeld van [naam10] .
2.30.
In de door [appellant1] aan [naam2] toegezonden concept- overeenkomsten is een door Propertize aan Finwire te betalen uurtarief van € 200,- opgenomen en een onkostenvergoeding van € 0,60 per gereden kilometer. In de aangepaste overeenkomst met [naam8] is afgesproken dat zijn vergoeding van € 130,- naar € 160,- wordt verhoogd. Een recht op een onkostenvergoeding per gereden kilometer is niet tussen Finwire en [naam8] overeengekomen.
2.31.
Propertize heeft in de periode 2010 tot en met 2012 € 787.529,- voor de inhuur van [naam8] betaald aan Finwire. Finwire heeft [naam8] voor zijn werkzaamheden bij Propertize € 591.847,- betaald. Het verschil tussen deze bedragen is € 195.682,-.
2.32.
[naam8] heeft in 2013 ontdekt dat Finwire van Propertize een vergoeding ontving per door hem gereden kilometer, terwijl hij van Finwire geen kilometervergoeding ontving. [naam8] heeft van Finwire nabetaling daarvan verlangd, waarna zij daarover in onderhandeling zijn geraakt.
Inhuur [naam11] via BDG
2.33.
Op 11 januari 2011 is in de bestuursvergadering van Belval beslist dat het bouwteam zou worden uitgebreid met mevrouw [naam11] (verder: [naam11] ), in te huren via BDG Architecten Ingenieurs Almere B.V. (verder: BDG). Blijkens de notulen van die bestuursvergadering zou [naam3] een en ander formaliseren.
2.34.
In de specificatie op de factuur van Aquarius aan Propertize voor de door [appellant1] tot en met 31 januari 2011 verrichte werkzaamheden, is onder meer te lezen:
Datum
Locatie
Van -tot
Uren
KM
Omschrijving
(...)
11-jan
Breda
09 00-17 00
8 00
Bestuursvergadering Belval PI Holding
11-jan
Amersfoort
18 30-2130
3 00
180
Bespreking BDG i.v.m. detachering Belval
(...)
2.35.
Op 12 januari 2011 heeft [appellant1] [naam3] als volgt bericht, met in cc de heer
[naam12] van BDG (verder: [naam12] ):
"
Ik heb gisteravond in Amersfoort met BDG/ [naam12] gesproken over de condities mbt de detachering van [naam11] .
Zijn voorstel luidt in grote lijnen:
- Werkuren en reisuren (met een maximum van 10 reisuren per week) zijn alle declarabel tegen hetzelfde tarief
- Tarief E 110 per uur (standaardtarief voor BDG is voor dit soort projectmanagers tussen de E 120 en E 135 per uur)
- (. ..)
Als jij je hierin kunt vinden, gelieve dan [naam12] te bellen en af te spreken wie contract opmaakt ed. (...)"
2.36.
[appellant1] heeft [naam2] diezelfde dag per e-mail als volgt bericht met cc aan [naam12] (aangeduid met " [naam12] "):
"
[naam12] is accoord met de 2/3 – 1/3 verdeling.
Zijn marge ligt tussen de E 42 en E 45 per uur, hetgeen impliceert dat een overdracht ad E 14 / E 15 per uur kan plaatsvinden.
Bel jij hem om eea 'in te regelen' en 'een klap te geven op E 14 of E 15."
2.37.
Op 4 juni 2011 heeft [appellant1] [naam12] de volgende e-mail gestuurd met cc aan [naam2] (" [naam2] "):
"
Medio deze week bespraken we de 'vorm en inhoud' van de facturatie nav de detachering van de BDG-medewerker in Luxemburg.
Wellicht ten overvloede.
Jij informeert Witlox/ [naam2] mbt de status van het aantal gewerkte uren/reisuren.
Witlox belast BDG ter zake onder de noemer: BDG/acquisitie support Witlox inzake Belval. In geval er nog vragen zijn, gelieve alsdan rechtstreeks te communiceren met [naam2] ."
2.38.
Bij e-mailberichten van 6 juni 2011, 10 juli 2011, 6 oktober 2011, 29 november 2011 en 12 januari 2012 heeft [naam12] [appellant1] en [naam2] op de hoogte gesteld van het aantal door BDG voor het Belval-project gemaakte (werk- en reis-) uren tussen 13 januari 2011 en 21 december 2011. Finwire heeft vervolgens steeds bedragen gefactureerd aan BDG met de omschrijving "Verrichte begeleidings- en ondersteuningswerkzaamheden".
2.39.
BDG heeft Finwire in totaal € 28.657,50 betaald in verband met de inhuur van [naam11] door Belval via BDG.
TSI
2.40.
Talent Servicing Intermediair B.V. (verder: TSI ) is opgericht op l april 2008 en kende toen vijf aandeelhouders, waaronder de dochters ( [naam4] en [naam5] ) van [appellant1] en de echtgenoot van één van die dochters, [naam13] (hierna: [naam13] ). De aandeelhouders hadden TSI ook door middel van geldleningen kapitaal verschaft. De ondernemersactiviteiten van TSI waren volgens de inschrijving in het Handelsregister, kort gezegd, gericht op detachering, uitzending, werving en dergelijke van personeel. Het uitblijven van succes in de onderneming leidde vanaf eind 2008 tot een aantal overdrachten van aandelen, waaronder die van de dochters van [appellant1] , tegen een symbolische, zeer geringe vergoeding en met kwijtschelding van de aan TSI verstrekte leningen. Vanaf 20 mei 2010 was Jupiter B.V., de persoonlijke vennootschap van [naam13] , enig aandeelhouder en bestuurder van TSI. [naam13] zag het als een morele verplichting om, zodra het TSI economisch beter zou gaan, bepaalde voormalige aandeelhouders en geldschieters, waaronder de dochters van [appellant1] , terug te betalen.
Inhuur [naam14] via TSI
2.41.
In juli 2011 is [appellant1] door [naam1] benaderd voor een project genaamd The Wall in Utrecht. In dat kader heeft [naam1] [appellant1] gevraagd uit te kijken naar een 'financial'.
2.42.
Op 25 juli 2011 heeft de heer Cor Konings (verder: Konings), een zakenrelatie van [appellant1] , [appellant1] het curriculum vitae van de heer [naam14] (verder: [naam14] ) toegezonden, met de volgende begeleidende tekst:
"
Bijgaand het C.V. van [naam14] uit [plaats2] .
Bedrijfseconoom en Register Controller, zelfstandig werkzaam.
Kwam aan de telefoon heel stevig over, maar zeker niet arrogant.
Hij zou in oktober/november weer voor 2 tot 3 dagen beschikbaar zijn.
Laat je me weten of je hem wilt uitnodigen, dan zal ik hem informeren dat hij je telefoontje kan verwachten.
Deze komt via [naam15] , vroeger controller bij Box/Kombo."
2.43.
Op 30 juli 2011 heeft [naam13] een e-mail gestuurd aan Konings met de volgende inhoud:
"
Via [appellant1] kreeg ik het CV door van [naam14] . Aangezien wij - TSI - alle werving & selectie voor Finwire in beheer hebben, heb ik contact gezocht met [naam14] .
(. ..)
Komende maandag om 16.00 uur hebben wij - [appellant1] en ik - een intakegesprek met [naam14] . Ik zal u
informeren over het verloop van de procedure."
2.44.
Op 31 juli 2011 heeft [naam13] [naam14] de volgende afspraakbevestiging gestuurd:
"
Hierbij bevestig ik onze afspraak voor een nadere kennismaking en bespreking van de interimopdracht via TSI/Finwire.
(...) Bij deze afspraak is [appellant1] [Finwire] en ondergetekende (TSI) aanwezig.
(...) TSIntermediair vervult op exclusieve basis de invulling van vaste en tijdelijke vacatures voor Finwire."
2.45.
Op diezelfde datum heeft [naam13] [appellant1] per e-mail de volgende vraag voorgelegd (waarbij met " [naam1] " [naam1] wordt bedoeld):
"
Is t een idee om voorafgaand aan onze intakes te bespreken hoe en wat de rol van TSI gaat zijn? Of moet jij eerder schakelen naar [naam1] ?"
2.46.
Op 1 augustus 2011 heeft [naam13] aan [appellant1] een e-mail met onder meer de volgende inhoud verzonden:
"
Een voorschot op wat TSI kan betekenen voor SNSPF. Kan je hier wat mee? Ik stuur je zo ook nog wat profielen op van mogelijke kandidaten.
(...)
TSI verzorgt voor haar opdrachtgevers de vertrouwelijke werving & selectie van ervaren financiële professionals, zowel voor vaste als interim opdrachten. (...)"
2.47.
Uit de factuur van [appellant1] aan Propertize voor verrichte diensten in de maand augustus 2011 blijkt dat [appellant1] op 1 augustus 2011, de dag waarop het intakegesprek met [naam14] om 16:00 uur op het kantoor van TSI in Breda zou plaatsvinden, de volgende uren heeft geboekt:
Datum
Locatie
Van-tot
Uren
KM
Omschriiving
1-aug
Breda
15:00- 18:00
3,00
Project Utrecht-
Selectie kandidaten
( ...)
2.48.
Op 8 augustus 2011 heeft [appellant1] een e-mail aan [naam13] gestuurd, waarin voor zover hier van belang het volgende is te lezen:
"
AANGEVULD!!!
(...)
TSI verzorgt voor haar opdrachtgevers de vertrouwelijke werving & selectie van ervaren financiële professionals, zowel voor vaste als interim opdrachten.
(...)
In samenspraak met de heer [appellant1] (...) zijn aan de hand van de door hem aangegeven specificaties een aantal kandidaten geselecteerd. (...)
TSI presenteert onderstaand haar 4 kandidaten.
Kandidaat 5, de heer [naam7] , is bij u bekend en is, zoals inmiddels door de heer [appellant1] aan de heer [naam1] is medegedeeld, 'intern transferabel'.
(...)
Begeleidend briefje.
Geachte heren [naam1] en [naam16]
Recent heeft de heer [appellant1] , u bekend, TSI / mij gevraagd om de werving en selectie van een aantal financials te begeleiden in het kader van de door SNSPF gewenste ondersteuning bij een aantal onroerend goed-projecten.
Bijgesloten treft u de resultante van mijn / onze werkzaamheden in dit kader aan.
Vanuit het oogpunt van compliance merk ik op, dat TSI onafhankelijk is van Finwire. Finwire is in voorkomende gevallen opdrachtgever (...). Zulks is in onderhavige situatie niet het geval.
De heer [appellant1] heeft geen belang in TSI B.V.
Graag verneem ik eerdaags uw reactie.
Met vriendelijke groet,
[naam13]
Directeur TSI etc".
2.49.
Op 9 augustus 2011 heeft [naam13] een brief gestuurd aan [naam1] en de heer [naam16] , officer Restructuring & Recovery bij Propertize (verder: [naam16] ), met vrijwel dezelfde inhoud als [appellant1] bij e-mail van 8 augustus 2011 had voorgesteld. Anders dan [naam13] eerder aan Konings en [naam14] had laten weten, heeft [naam13] naar [naam1] en [naam16] dus gecommuniceerd dat TSI onafhankelijk was van Finwire en dat Finwire in dit geval geen opdrachtgever was van TSI.
2.50.
Eveneens op 9 augustus 2011 heeft [appellant1] per e-mail als volgt aan [naam13] bericht (met " [naam14] " of " [naam14] " wordt in de hierna volgende citaten steeds [naam14] bedoeld):
"
Wat is gebruikelijke opslag, zo'n 20 %?
Dealen met de kandidaat is een apart hoofdstuk.
Ik denk aan
[naam14] 900 (...)
Voor 10 uur = 2 dagdelen van 5 uur
Reisuren, onderhandelingsruimte !"
2.51.
Op 18 augustus 2011 heeft [appellant1] [naam16] het volgende geschreven (waarbij met " [naam13] " [naam13] wordt bedoeld):
"
Ik hoorde vanavond van [naam13] dat afstemming tussen jullie beide inmiddels heeft plaatsgevonden. Daarbij is ook nog ter sprake gebracht of ik al dan niet aan dat gesprek op de 29e zou moeten deelnemen. Mijn antwoord daarop, voor zoverre gewenst, is simpel. Dat is aan jou! Immers:
bij TSI ligt de primaire verantwoordelijkheid van de search en vervolgens het voorstellen van de geschikte kandidaat
bij jou en de jouwen ligt als opdrachtgever de definitieve besluitvorming inzake het al dan niet inhuren van de kandidaat
en bij mij ligt de verantwoordelijkheid dat ik de kandidaat, na opdrachtneming, effectief en efficiënt inzet en aanstuur in de operatie.
Ik hoor dus wel, wat jij wilt."
2.52.
Op 4 september 2011 heeft [appellant1] [naam13] een e-mail gestuurd met als onderwerp "CONCEPT", in bijlage twee conceptovereenkomsten en de volgende inhoud:
"
Geachte heren [naam17] en [naam16] , beste [naam8] , beste [naam16] ,
Van [appellant1] heb ik als volgt begrepen.
Op donderdag 15 september as vindt allereerst overleg plaats tussen jullie en [appellant1] met betrekking tot de inhoud van de opdracht die [naam14] in project Utrecht gaat vervullen en ter zake van het schaduwmanagement dat van [appellant1] in deze wordt verwacht. Aansluitend op deze bespreking schuift [naam14] bij het overleg aan (...).
Ter zake zal ik [naam14] informeren. Voor de goede orde, hij wordt vanaf 14.15 uur verwacht.
Voorts voeg ik bijgaand een 2-tal concept contracten toe. Het eerste concept betreft het contract tussen SNSPF B.V. en TSI B.V. en het 2e concept betreft het contract tussen TSI B.V. en [naam14] .
(...)
Met vriendelijke groet,
[naam13]"
2.53.
[naam13] heeft diezelfde dag nog een e-mail aan [naam16] en de heer
[naam17] , jurist bij de afdeling juridische zaken corporate (verder: [naam17] ), gestuurd met, op enkele aanvullingen na, de door [appellant1] voorgestelde tekst.
2.54.
Op 19 september 2011 heeft [naam16] [naam13] in reactie op deze e-mail laten weten dat hij bezig was met een
"tripartite overeenkomst"(een overeenkomst tussen TSI, [naam14] en Propertize) en eind van de week een eerste concept hoopte toe te sturen.
2.55.
[naam13] heeft de e-mail van [naam16] nog diezelfde dag aan [appellant1] doorgestuurd met de vraag of dit (de driepartijen overeenkomst) een logische oplossing is.
2.56.
[appellant1] heeft deze vraag van [naam13] eveneens diezelfde dag nog beantwoord (met " [appellant1] " wordt [appellant1] bedoeld):
"
Neen
Terug mailen dat TSI en SNSPF contractpartners zijn en vervolgens TSI en [naam14] .
As usual, zo werk je als TSI immer!
Ook een check bij [appellant1] levert geen andere gedachten op.
Vraag hem je dus eerst te bellen alvorens ie aan de slag gaat.
Aan de telefoon kun je hem dan melden dat Stephan de opslag op het tarief niet behoeft te weten! En SNSPF ook niet!!!!!!"
2.57.
Uit de daarop volgende correspondentie tussen [naam13] en [naam16] blijkt dat [naam13] deze instructies van [appellant1] heeft opgevolgd.
2.58.
Op 20 september 2011 heeft [naam13] de door hem van [naam16] ontvangen conceptovereenkomst van opdracht in verband met de detachering van [naam14] aan [appellant1] doorgezonden, waarop [appellant1] de conceptovereenkomst van commentaar heeft voorzien:
"
Concept op- en/of aanmerkingen / bellen of schrijven? Ik zou bellen
Tarief is niet gebaseerd op "uit-thuis" (=werkuren en reisuren/ 10 +2) > tarief aanpassen naar E 1330? / desgewenst naar E 1300.
Alternatief werkuren + reisuren optellen gedurende een facturatieperiode van 2 of 4 weken (...) en
de som delen door 10? > = x dagequivalenten x E 1200
Let op!!!
In contract met SS uitsluiten dat ie na 6 mnd opnieuw voor SNSPF tekent ZONDER TSI !!! >>>
volgens mij hebben we dat geregeld!
Art 5 / aansprakelijkheid, 1 op 1 doorzetten naar SS in zijn contract met TSI".
2.59.
De overeenkomst van opdracht tussen TSI en [naam14] Interim Solutions, de vennootschap van [naam14] , is getekend op 7 maart 2013, maar vermeldt als aanvangsdatum 1 juni 2012. Op grond van deze overeenkomst betaalde TSI [naam14] een vergoeding van € 900,- per dag van 10 werkuren of € 120,- per uur (exclusief btw) en kon [naam14] reisuren in rekening brengen tegen een vergoeding van € 60,- per uur met een maximum van € 120,-.
2.60.
De overeenkomst van opdracht tussen Propertize en TSI in verband met de detachering van [naam14] vermeldt geen datum van ondertekening, maar vermeldt eveneens als aanvangsdatum 1 juni 2012. Op grond van deze overeenkomst betaalde Propertize aan TSI een vergoeding van € 1.200,- per dag van 10 werkuren of € 120,- per uur (exclusief btw), en konden reisuren in rekening worden gebracht tegen een vergoeding van € 120,- met een maximum van € 240,-.
Wachtdagen [naam14]
2.61.
Propertize wilde dat [naam14] vanaf september/oktober 2011 beschikbaar was voor het project The Wall. Doordat er enige vertraging kwam in dat project, kon [naam14] uiteindelijk pas in mei 2012 daadwerkelijk van start gaan.
2.62.
Bij e-mail van 3 oktober 2011 heeft [appellant1] het volgende aan [naam17] geschreven:
"
Tot slot nog een opmerking over de besproken 'wachtdagen’ van [naam14] .
Tijdens de eerste gezamenlijke bespreking betreffende dit dossier in Leusden is opnieuw aangedrongen op 'directe beschikbaarheid'. Stephan heeft daarop gereageerd in de zin dat hij voor de weken 37 en 38 zijn oorspronkelijke beschikbaarheid van 1 a 1,5 dag per week heeft opgehoogd naar 2 dagen per week.
Vervolgens zijn door hem voor de eerste 2 weken in oktober 2,5 a 3 dagen beschikbaar gesteld en vanaf 17 oktober minimaal 3,5 a 4 dagen per week.
Vraag: rekening houdend met de door jou genoemde '75%-norm’. is alsdan 3 dagen toeslag voor de maand september opportuun?"
2.63.
Nadat [naam17] zich daarmee bij e-mail van 4 oktober 2011 akkoord heeft verklaard, heeft [appellant1] [naam14] diezelfde dag gevraagd (met [naam13] in cc) zijn factuur over september aan te passen ( [naam14] had over september slechts één gewerkte dag bij Propertize gefactureerd). Vervolgens heeft [naam14] [naam13] een aangepaste factuur toegezonden, inclusief drie wachtdagen tegen een tarief van 75%.
2.64.
Op 25 oktober 2011 heeft [appellant1] [naam13] laten weten dat hij voor oktober zo'n zes à acht wachtdagen zou proberen te claimen. [appellant1] heeft de e-mail waarin [naam14] hem had laten weten dat hij in de maand oktober elf en halve wachtdag had gemaakt, op 27 oktober 2011 doorgestuurd aan [naam17] met het voorstel om “
in deze maand niet de 'correctiefactor/norm 0,75' te hanteren, omdat(...) expliciet is aangedrongen om 'beschikbaar op afroep' te zijn”. Diezelfde dag heeft [appellant1] [naam14] laten weten (met [naam13] in cc) dat hij 13 dagen in rekening kan brengen (elf en halve wachtdag en anderhalve gewerkte dag).
2.65.
Op 25 november 2011 heeft [appellant1] [naam14] per e-mail gevraagd naar zijn opgave van gewerkte uren/dagen in de maand november. [naam14] heeft daarop geantwoord dat hij in november negen uur heeft gewerkt.
2.66.
Op 27 november 2011 heeft [appellant1] [naam17] het volgende bericht:
"
De maand november is bijna voorbij en alsdan ligt de vraag weer voor hoeveel dagen [naam14] kan declareren. Er zijn door hem 4 dagen per week gereserveerd, in totaal dus
17 dagen. Van die 17 dagen is een dag effectief toewijsbaar. Wat kan ik hem cq TSI/ [naam13] in deze melden?"
2.67.
[appellant1] heeft deze e-mail diezelfde dag doorgestuurd naar [naam13] , met de volgende tekst:
"
Het lijkt me dat van het aantal SS dagen over november er tenminste 3 dagen door TSI worden ingehouden, dit omdat TSI voor ca 6/7 dagen voor vervangende arbeid heeft gezorgd!"
2.68.
[appellant1] heeft het bericht van [naam17] van 28 november 2011, waarin [naam17] akkoord gaat met de door [appellant1] voorgestelde 17 dagen, diezelfde dag doorgestuurd aan [naam13] met als begeleidende tekst:
"
Even afstemmen een dezer dagen
Categorie: schoentje zetten..."
2.69.
[naam14] heeft bij factuur van 6 december 2011 over de maand november twaalf
dagen in rekening gebracht bij TSI. TSI heeft bij factuur van 5 december 2011 over diezelfde maand 17 dagen bij Propertize in rekening gebracht.
2.70.
Op 16 december 2011 heeft [appellant1] [naam14] laten weten dat hij over december
"een dag of 7 a 8 aan wachtdagen"in rekening zou kunnen brengen. Diezelfde dag heeft [naam14] geantwoord dat hij acht wachtdagen in rekening zou brengen. [appellant1] heeft die e-mail doorgestuurd aan [naam13] , met de volgende tekst:
"
VERTROUWELIJK
WINST IS 2 DAGEN.
WAT ME TEGENVALT, IS DAT IE DE HELE HAND PAKT.
BRENG HEM MAAR NAAR 7 DAGEN!
LET OP: HIJ WEET NJET DAT IK VANDAAG MET JOU COMMUNICEER CQ GECOMMUNICEERD HEB!!!!!!!
DUS DE VERMOORDE ONSCHULD SPELEN!!!!!!"
2.71.
Uit de factuur van [naam14] van 16 december 201 l blijkt dat hij zeven dagen bij TSI in rekening heeft gebracht. Uit de factuur van TSI van 20 december 2011 blijkt dat TSI bij Propertize tien dagen in rekening heeft gebracht.
2.72.
Uit de factuur van [naam14] van 5 februari 2012 blijkt dat [naam14] over de maand januari bij TSI drie dagen in rekening heeft gebracht. TSI heeft blijkens haar factuur van 8 februari 2012 zes dagen in rekening gebracht bij Propertize .
2.73.
Bij e-mail van 28 februari 2012 heeft [naam13] aan [naam17] gevraagd hoeveel dagen TSI voor [naam14] bij Propertize in rekening mocht brengen over de maand februari. Daarbij heeft [naam13] [naam17] medegedeeld dat [naam14] twee dagdelen effectief heeft gewerkt voor Propertize en voorgesteld het aantal in rekening te brengen dagen op te hogen tot vijf.
2.74.
Op 29 februari 2012 heeft [naam13] per mail aan [appellant1] gevraagd:
"
hoeveel dagen aan [naam14] doorgeven? 2 / 2,5 / 3?".
2.75.
Diezelfde dag heeft [appellant1] die e-mail als volgt beantwoord:
"
2,5 (2,5 voor ons / samen delen)
Tlv Finwire / representatie - verteer
E 183,-"
2.76.
Uit de factuur van [naam14] van 1 maart 2012 blijkt dat [naam14] over de maand februari bij TSI tweeënhalve dag in rekening heeft gebracht. TSI heeft blijkens haar factuur van l maart 2012 vijf dagen bij Propertize in rekening gebracht.
2.77.
Op 1 april 2012 heeft [naam13] [appellant1] gemaild dat [naam14] in de maand maart 12,5 uur daadwerkelijk heeft gewerkt voor Propertize. Diezelfde dag heeft [appellant1] [naam13] als volgt bericht:
"
Ik probeer 4 à 5 dagen.
Stel 4 >> wij 1,5 dag
Stel 5 >> wij 2,5 dag
Wat blijft er alsdan over?
Bij 4?
Bij 5?"
2.78.
Uit de factuur van [naam14] van 7 april 2012 blijkt dat [naam14] over de maand maart bij TSI tweeënhalve dag in rekening heeft gebracht. TSI heeft blijkens haar factuur van 12 april 2012 vijf dagen in rekening gebracht bij Propertize .
2.79.
Op 27 april 2012 heeft [appellant1] [naam13] de volgende e-mail gestuurd (waarin met " [naam17] " [naam17] wordt bedoeld):
"
Stuur [naam17] de volgende mail, desgewenst getransformeerd in eigen woorden.
[naam17] , goedemorgen,
Ik heb begrepen dat de opdracht van [naam14] per 1 mei as definitief haar aanvang neemt. Dat zou dan betekenen dat we voor de laatste keer bij de afrekening van april het aantal wachtdagen moeten overeenkomen. Ik heb hierbij het volgende voorstel: [naam14] heeft in april 4 dagen effectief gewerkt (...). Van de overige 16 door hem beschikbaar gehouden dagen in april, heb ik er 12 dagen elders voor hem kunnen invullen. Ik zou dan 4+4=8 dagen in rekening willen brengen. Mag ik van je vernemen?
Groet,
[naam13]"
2.80.
[naam13] heeft diezelfde dag uit eigen naam een e-mail aan [naam17] gestuurd met vrijwel dezelfde inhoud als voorgesteld door [appellant1] .
2.81.
Uit de factuur van [naam14] van 2 mei 2012 blijkt dat [naam14] over de maand april bij TSI vijf en halve dag in rekening heeft gebracht. TSI heeft blijkens haar factuur van 2 mei 2012 acht dagen bij Propertize in rekening gebracht.
2.82.
Bij e-mail van 3 juni 2012 heeft [naam13] [appellant1] laten weten dat [naam14] over de maand mei op 36 uren uitkomt en heeft hij [appellant1] gevraagd:
"Kan ik dit zo naar Klaas/SNSPF factureren of zie jij nog grond voor extra wachtdagen?"
2.83.
De volgende dag heeft [naam13] aan [naam17] de volgende e-mail verzonden:
"
In de eerste week van mei heeft [naam14] (...) zich voor de volle 100% beschikbaar gehouden voor
[ Propertize].
Door diverse redenen - jou bekend - werd de opstart vertraagd. [naam14] heeft nu 36 uur / 3,6 gewerkte dagen over mei gemaakt.
Ik stel dan ook voor om de 3,6 dagen over mei te complementeren tot 5 dagen. Is dat voor jou accoord?"
2.84.
Uit de factuur van [naam14] van 8 juni 2012 blijkt dat [naam14] over de maand mei bij TSI drie en halve dag in rekening heeft gebracht. TSI heeft blijkens haar factuur van 5 juni 2012 vijf dagen in rekening gebracht bij Propertize .
2.85.
In totaal heeft [naam14] 52 wachtdagen bij TSI in rekening gebracht voor € 900,- per dag. TSI heeft bij Propertize 73 wachtdagen voor [naam14] in rekening gebracht voor € 1.200,- per dag. Bovenop de marge die TSI op de wachtdagen van [naam14] bij Propertize realiseerde (€ 15.600,-), heeft TSI voor de 21 extra wachtdagen € 25.200,- van Propertize betaald gekregen.
Werving en selectie, payrolling voor Babylon via TSI
2.86.
In de zomer van 2011 heeft [naam1] [appellant1] gevraagd ook bestuurder te worden bij Babylon Den Haag B.V. (hierna: Babylon) waarin het Babylon-project te Den Haag was ondergebracht.
2.87.
Uit de e-mailwisseling tussen [appellant1] en de heer [naam18] van 16 januari 2012 blijkt dat [appellant1] TSI ook in het project Babylon heeft geïntroduceerd voor de werving van een centrummanager en een managementassistente. TSI is in dit verband tevens ingeschakeld voor payrolling. TSI heeft de payrolling op haar beurt uitbesteed aan een payroll-bedrijf, genaamd Pay4People.
Inhuur [naam7] en [naam8] via TSI
2.88.
Op 9 december 2013 heeft [naam7] tegenover de FIOD verklaard, op de vraag waarom hij via TSI te werk is gesteld op het project The Wall en niet via Finwire:
"
Omdat [appellant1] heeft aangegeven dat dit via TSI ging en dat ik via TSI moest declareren. (...) [naam13] heeft mij absoluut niet benaderd voor de 3 weken bij The Wall. (...) Ik heb hem achteraf eenmaal gesproken over mijn inzet bij het project The Wall. Dit omdat mijn uren niet overeen kwamen met de zijnen."
2.89.
[naam8] heeft op 27 september 2013 het volgende tegenover de FIOD verklaard over het feit dat hij via TSI voor Babylon en The Wall heeft gewerkt:
"
Er werd door [appellant1] gezegd dat TSI een rol had in detachering van mensen. Er lag een overeenkomst tussen Babylon en TSI begreep ik.
(...)
Hier heb ik de factuur van 10 oktober 2012 voor The Wall. Deze moest ik naar TSI sturen van [appellant1] . Hij gaf min of meer dezelfde reden als voor Babylon, er waren afspraken. Nou ja, prima."
Omzet TSI met inhuur [naam14] , [naam7] en [naam8] en payrolling via Pay4People
2.90.
Propertize heeft in de periode 2010 tot en met 2012 voor de inhuur van [naam14] , [naam7] en [naam8] en voor de payrollwerkzaamheden € 548.305,- aan TSI betaald. TSI heeft [naam14] , [naam7] en [naam8] en Pay4People € 398.697,- betaald. Het verschil tussen deze bedragen is € 149.608,-.
Vergoeding [appellant1] van Finwire
2.91.
Op 13 maart 2010 heeft [appellant1] [naam2] een voorstel gemaild voor de samenwerking tussen [appellant1] en [naam2] in Finwire. Daarin heeft [appellant1] voorgesteld dat hij een maandelijkse vergoeding zou krijgen van € 25.000,- exclusief btw en dat hij wat zijn eigen activiteiten betreft, bij voorkeur gebruik zou maken van de capaciteit van Finwire. Daarbij heeft [appellant1] de
"thans voorliggende SNS -case"als
"een passend voorbeeld in deze"genoemd (zie hiervoor 2.12).
2.92.
In de loop van 2010 is de vergoeding van [appellant1] bijgesteld naar € 23.000,-.
2.93.
In een memo van 23 juli 2011 heeft [appellant1] aan [naam2] als volgt bericht (onderstrepingen toegevoegd, hof):
"
VERTROUWELIJK
[naam2]
We moeten nog eens opnieuw de zin van onze samenwerking evalueren. We praten, we spreken af. er wordt verandering voorspeld, er worden verwachtingen gewekt en at the end is de huidige situatie nagenoeg gelijk aan de situatie rond februari 2010. Ik vraag je om nu niet eens vanuit je eigen bril deze situatie te bezien, maar de voorbije periode van ca 1,5 jaar, staande in mijn schoenen, te beschouwen. Ter zake ga ik wat voorzetten doen.
Rond februari 2010 maken we een einde aan de 'shl van gisteren' en ik bied aan om samen Finwire door te zetten. Knop om en we gaan fris van start. We roeien met de riemen die we hebben en maken materiële afspraken. We zouden gaan bouwen, zowel aan Finwire als ook aan Witlox.
De afspraak vwb de terbeschikkingstelling aan tijd wordt ruim overschreden,de afspraak dat ik het verlies op grond van miin eergevoel zou goedmaken, slaagt (TW Belval E 115k), ik breng ruim op wat ik Finwire kost (declarabele uren en directe / indirecte dienstverlening ad hoc aan Witlox ) en realiseer dat de bezetting enigszins op peil blijft (...).
Het nieuwe jaar 2011 start en ik schrijf niet zonder reden vanuit mijn vacantieverblijf mijn oproep tot het daadwerkelijk realiseren van samenspel en gebruikmaking van mijn talenten op een breed front. We starten opnieuw fris en verzekerd wordt dat 'een en ander' gaat komen. We maken afspraken voor overleg, maar slagen er nauwelijks / niet in het overleg te houden. En als het dan al een keer lukt, blijkt dat we feitelijk nooit aan de behandeling van die punten komen die het thema 'bouwen aan' raken. (...) Ik vraag of we gaan investeren, ik vraag om de cijfers van 2010 van Finwire, ik vraag om teamoverleg, ik vraag om structuur, ik vraag, ik vraag... Antwoorden zijn steevast, ja, het komt, processen nemen wat meer tijd in beslag, ik ben niet in control etc. etc. Kortom, geen herkenbare acties vanuit een visie / strategie, geen echte junctie voor mij, feitelijk stilstand (= begin 2010) tov het gewenste.Voorts is mijn Finwire -beteiligung uitgegroeid tot een fulltime job, kost ik Finwire nog altijd (nagenoeg?) niets, maar breng ik via project Belval additioneel zo'n E 350k - 400k (met veel inspanning) in het Finwire -laatje...".
2.94.
Bij e-mail van 6 september 2011 heeft [appellant1] aan [naam2] het volgende geschreven (waarbij [naam2] is aangeduid als " [naam2] " en [naam3] als " [naam3] "):
"
AANNAMES:
1 / Witlox / [naam2] heeft de aanloopverliezen t/m 2009 in / na overleg met [naam3] voor haar rekening genomen
2 / Het per einde januari 2010 resulterende verlies bedroeg ca E 100 K
3 / Het verlies is gedeeld, met die kanttekening dat [appellant1] een discount heeft gekregen op basis van 'goed gedrag'.
4 / Over 2010 is een nul-resultaat bereikt. Afboeking debiteuren (...) resulteerde in een verlies van ca E 40 K
5/ Over het 1e halfjaar 2011 is een resultaat gescoord van E 120 K.
SAMENWERKING/ SAMEN DELEN
(...)
3 / [appellant1] is geen kostenpost; in concreto: wat ie kost, brengt ie op.
4 / Facts / Figures >> (...)
Conclusie: aan criterium 3/ is voldaan: hij brengt 'tenminste' op wat ie kost.
5 / Samen delen wordt eerst opportuun in geval de vennootschap (exclusief de opbrengsten van Belval) presteert / beter presteert.
[appellant1] heeft alsdan geen rechten! Het is aan de aandeelhouder / directie om [appellant1] al dan niet ' additioneel' te belonen.
PROJECT BELVAL (en mogelijk in de toekomst soortgelijke 'geschenken uit de hemel?
A / SAMENWERKING
Er is feitelijk geen samenwerking in deze. Finwire verkrijgt 'om niet' de gehele opslag en heeft GEEN kosten ter zake.
Note: voorfinanciering is geen must. Alsdan heeft deze geste geen materiële grondslag in het kader van samenwerking.
Note: schaduwmanagement is niet ondergebracht in de uren van [appellant1] die gekwalificeerd worden als: Niet Gefactureerde Omzet aan Witlox
B / SAMEN DELEN
Onze afspraak 'samen delen' geldt voor mij onverminderd. Het project is om die reden door mij, onverplicht !, ingebracht.
C / VOORSTEL NAV B/
[appellant1] stuurt nota('s) aan Finwire in het kader van de verrekening van de afspraak Samen Delen. Over 2010 stel ik voor om van de opbrengst ad E 115.000 mijn verkregen discount (zie Aannames, onder 3 /) af te trekken en vervolgens te delen. Voor [appellant1] aldus: E 50 K.
Over het eerste halfjaar 2012 stel ik voor gelijk te delen, hetgeen resulteert in een bedrag ad E 85 K."
2.95.
Bij e-mail van 18 september 2011 heeft [appellant1] aan [naam2] het volgende geschreven (volgens de op 10 maart 2014 door [naam2] tegenover de FIOD afgelegde verklaring betekent 'TW' toegevoegde waarde; met " [naam10] " en " [naam10] " wordt bedoeld de heer [naam10] , accountant/hoofd administratie bij Witlox (hierna: [naam10] ):
"
Vraag: wie informeert [naam10] voor uitvoering van onze afspraak?
Deze behelst:
a/ F en Aquarius delen op 50% / 50% - basis de TW mbt de projectinkomsten Belval.
b/ A heeft bijgevolg nog recht op haar deel in de TW
c/ A verkrijgt mbt de TW over 2010 en over de 1e helft 2011 haar deel dmv maandelijkse aflossingen vanaf einde maand juli 2011 uit het 50%-deel van F.
d/ A verkrijgt maandelijks, vanaf einde juli 2011, zijn 50%-deel van de maandelijkse TW rechtstreeks.
[naam10] verstrekt ter zake de gegevens voor de door A op te maken factuur.
Correct weergegeven?
Opmerking: ik heb een voorzet gemaakt mbt 'ter beschikking gestelde tijd door A' op weekbasis en de verantwoording daarover op weekbasis. Ik verstrek je maandag copie."
2.96.
[appellant1] heeft tussen 3 november 2011 en 25 februari 2013 via Aquarius in totaal € 347.101,- (exclusief btw) betaald gekregen op basis van (tussen 17 oktober 2011 en 8 februari 2013 gedateerde) facturen met als omschrijving "Projectondersteuning", "Projectondersteuning/bonus", "Compensatie uren indirecte dienstverlening aan Witlox VCS & Finwire" en "Compensatie uren indirecte dienstverlening aan Witlox VCS & Finwire gedurende 4e kwartaal van 2012". De marge van Finwire op de detachering van [naam3] , [naam7] en [naam8] bedroeg € 694.855,-.
Verdeling vergoeding SNS -marge TSI
2.97.
Op 27 oktober 2011 heeft [appellant1] op een e-mail van [naam13] gereageerd, waarin [naam13] onder meer de omzet over oktober en november had meegedeeld (in de hierna opgenomen citaten worden met " [naam4] "/" [naam4] "/" [naam4] " en " [naam5] "/"/ [naam5] "/" [naam5] " [naam4] en [naam5] (zie hiervoor 2.3, de twee dochters van [appellanten] ) bedoeld):
"
SNSPF: € 1.800,- ?? [6 wachtdagen = € 1.800 + eventueel daadwerkelijk gewerkte uren] Ik reken die nu "mee", maar die gaan we nog delen met [naam4] - [naam5]
November:
(...)
SNSPF : ???? [3 dagen / week in november = +/- € 4.200,- omzet TSI ] [Ik reken die nu "mee", maar die gaan we nog delen met [naam4] - [naam5] !!]
IDEE SEPTEMBER / OKTOBER SNSPF BLIJFT VOOR JOU VANAF NOVEMBER [naam4] - [naam5] DELING".
2.98.
Bij e-mailbericht van 30 november 2011 heeft [appellant1] [naam13] het volgende voorgesteld (waarbij
"17 x 1200 uit 12 x 900 restant E 9600"overeenkomt met het verschil tussen de door [naam14] bij TSI en de door TSI bij Propertize voor [naam14] over de maand november in rekening gebrachte dagen):
"
oktober [naam4] en [naam5] nog te goed E l 000 de neus
november in: 17 x 1200 uit 12 x 900 restant E 9600
verdeling: kantoorkosten TSI E 600
restant E 9000 >> [naam4] en [naam5] E 3600, P 1800
okay?"
2.99.
Op 18 februari 2012 heeft [appellant1] de volgende e-mail aan zijn dochter Daniëlle geschreven:
"
na aftrek van jouw januari factuur resteert er in jouw deel van het fonds E 7100 excl btw
het fonds wordt maandelijks gevoed door onze gezamenlijke inspanningen om mensen te detacheren dus per einde februari kun je weer factureren, E 2500 exc/ Btw
jouw deelfonds bedraagt dan E 7100 -/- E 2500 +/+ E aangroei februari (geschat op ca E 2000)
je bent uiteraard vrij in het bedrag dat je over februari factureert. maw als je minder wilt factureren, is jouw deelfonds per einde februari groter".
2.100. Op 3 maart 2012 heeft [appellant1] [naam13] (die door [appellant1] " [appellant1] " wordt genoemd) als volgt bericht:
"
Re: verdeling
a/ Bingo komt jou toe / actie Sint
b/ verdeling Vobra (SS ) >> [naam4] E 3750 / [naam5] E 3750 / Peer E 1000
c/ [naam4] / TSI heeft de pot inmiddels belast voor E 2500, [naam5] stuurt nog een factuur ad E 2500
d/ stand is dan:
[naam4] >> 1/2 : 7100 +/+ 3750-/- 2500 per 1/3 E 8350,-
[naam5] >> idem
Accoord?"
2.101. Op 9 april 2012 heeft [appellant1] een e-mailbericht naar zijn dochters gestuurd (met cc aan [naam13] ):
"
Jongedames,
De pot bedraagt, voor elk, E 9.100 per 1/4
ps
[appellant1] , dit impliceert een verdeling van de E 7300 van E 3250, E 3250 en E 800. Eens?"
2.102. Op 11 en 12 juni 2012 hebben [appellant1] en [naam13] per e-mail contact gehad over onder meer de omzet over de maand mei. Naar aanleiding van het door [naam13] aangeleverde overzicht, heeft [appellant1] als volgt gereageerd:
"
verdeling mei: D 1600 / J 1600 / P 932,50 + 240 okay?
payroll babylon marion: voor u!
Stefan + fee plaatsing: In de verdeling de komende maanden, met de kanttekening dat ik deze fee feitelijke aan jouw business activiteiten toeken. We kijken eind juni samen wel hoe te verdelen".
2.103. Nadat [naam13] bij e-mail van 12 juni 2012 had aangekaart dat hij aanspraak heeft op
"1000+
932,50+
240",heeft [appellant1] diezelfde dag nog laten weten:
"
verdeling blijft ongewijzigd.
dus 1600 1600 932+ 250
voor die 1000 had je een (klein) beetje gewerkt, toch .... !!! ik bedoel niet in je tuin hoor..."
2.104. Op 10 september 2012 heeft [naam13] aan [appellant1] de volgende e-mail gestuurd met de bedragen (in totaal € 11.768,54) die over augustus te "verdelen" zijn. [appellant1] heeft daarop diezelfde dag nog als volgt gereageerd:
"
Je komt in aanmerking voor een plak op het Olympisch nummer 'uren schrijven'
(...)
3/ wat stel jij mij / ons als verdeling voor?"
2.105. In zijn e-mail van 11 september 2012 heeft [naam13] die vraag als volgt beantwoord:
"
Verdeling:
Je weet dat ik altijd akkoord ga met wat je voorstelt, maar dat is misschien te makkelijk geredeneerd. Hier enkele opties:
1/ JeDa ieder 4.500 / PEN 2.768,54];
2/ [naam14] is voor JeDa [9.270 / 2], payrollen is voor PEN [2.500];
3/ JeDa ieder E 5.000 / PEN 1.768,54 [768,54 administratiekosten + wat lekkers]
4/ JeDa ieder E 5.500 / PEN 768,54 administratiekosten
Optie 3 lijkt me fantastisch."
2.106. [appellant1] heeft via Aquarius tussen januari 2012 tot en met december 2012 maandelijks € 2.500,- (exclusief btw) in rekening gebracht bij TSI met op de factuur omschrijvingen als "projectondersteuning" en "voor u verrichte werkzaamheden // ondersteuning F&A- IT".
2.107. Bij TSI is op een externe harddisk een spreadsheetoverzicht aangetroffen. In het strafvonnis van 18 mei 2017 (zie 2.118) is hierover overwogen:
"
Op het bedrijfsadres van TSI (...) is op een externe harddisk een spreadsheetoverzicht aangetroffen. Eén van de blokken in het overzicht betreft 'Additioneel ' en heeft twee kolommen getiteld ' [naam4] ' en ' [naam5] '. De bedragen die door [appellant1] worden genoemd in relatie tot het fonds/de pot in zijn e-mailwisseling aan [naam13] en zijn dochters sluiten aan bij de bedragen in het spreadsheetoverzicht. In het spreadsheet is te zien dat er in de periode van januari 2012 tot en met augustus 2012 maandelijks een bedrag van€ 2.500,- is betaald aan zowel [naam4] als [naam5] ."
Exoneraties, verzekering en vrijwaring
2.108. In verband met de overeenkomst van opdracht in verband met het project Belval (zie hiervoor, 2.5) heeft Propertize bij brief van 29 november 2010 aan [appellant1] bericht, voor zover hier van belang:
"
Verzekering
SNSPF is verzekerde onder de bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering, de zogenaamde 'Business Guard for Directors and Officers' (D&O-polis) van SNS REAAL N.V. De D&O- polis dekt - kort gezegd - schade als gevolg van bestuurdersaansprakelijkheid ('wrongful act') van 'directors and officers' van SNSPF dan wel een of meer van haar dochtervennootschappen, alsmede 'outside entity directors' van associated companies (...).
Vrijwaring
In aanvulling op de D&O-polis vrijwaart SNSPF alle functionarissen, waaronder u, die op verzoek van SNSPF bij een of meerdere deelnemingen een positie bekleden als statutair bestuurder of een daarmee vergelijkbare functie, behoudens opzet en/of bewuste roekeloosheid, voor alle financiële schade ten gevolge van aansprakelijkheid voortvloeiende uit de uitoefening van voormelde positie(s), indien en voorzover (i) er is gehandeld conform het door SNSPF gevoerde beleid en (ii) er geen aanspraak op de D&O polis als hiervoor bedoeld (meer) kan worden gedaan. (...)"
2.109. In verband met de aanstelling van [appellant1] als statutair bestuurder van Babylon is tussen Aquarius en Babylon een aantal overeenkomsten gesloten. In de (ongedateerde) overeenkomst met als ingangsdatum 1 januari 2013 staat (voor zover hier van belang):

In aanmerking nemende dat:
(…)
e) Partijen voorafgaand aan deze overeenkomst een eerdere overeenkomst van opdracht met elkaar hebben gesloten. Met het sluiten van deze overeenkomst komen alle hiervoor tussen partijen gesloten overeenkomsten van opdracht te vervallen.
Verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
(…)
Artikel 5 Aansprakelijkheid
1. Aansprakelijkheid voor alle schade (en daarmee ook de werking van artikel 7:404 BW (…)) is door partijen uitgesloten.
6. Fiscale bepalingen en verzekeringen
(…)
4. Opdrachtnemer verklaart dat hij via SNS REAAL NV is meeverzekerd op een bestuurders- en commissarissenaansprakelijkheidsverzekering, welke verzekering ook van toepassing is op de onderhavige overeenkomst van opdracht.
Integriteits -en opsporingsonderzoek
2.110. In de loop van december 2012 is SNS Reaal een intern onderzoek gestart naar belangenverstrengeling binnen Propertize. Dat onderzoek richtte zich in eerste instantie op [naam1] en is later uitgebreid naar meerdere personen. Daarbij is onder andere het forensisch onderzoeksbureau Integis (verder: Integis) ingeschakeld.
2.111. Op 20 februari 2013 heeft Integis [appellant1] geïnterviewd. Vervolgens heeft Integis op 27 februari 2013 een uitgebreid boekenonderzoek verricht.
2.112. Op 8 april 2013 is [appellant1] vanwege het onderzoek door Integis op non-actief gezet als directeur van Babylon. Op dezelfde dag heeft SNS Reaal strafrechtelijke aangifte tegen [appellant1] gedaan.
2.113. Op 11 april 2013 heeft Integis [appellant1] voor de tweede maal geïnterviewd.
2.114. Integis heeft zijn bevindingen ten aanzien van [appellant1] neergelegd in een (deel)rapportage van 10 juni 2013. Integis concludeert daarin dat zowel in relatie tot Finwire als TSI sprake is (geweest) van (de schijn van) ongewenste belangenverstrengeling in relatie tot [appellant1] .
2.115. De FIOD is vervolgens een onderzoek naar [appellant1] gestart.
Beslagen
2.116. Op 17 en 18 december 2015 heeft Propertize, na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam, de volgende beslagen doen leggen:
- ten laste van [appellant1] conservatoir derdenbeslag onder diverse banken,
- ten laste van [appellant1] conservatoir beslag op zijn woonhuis en appartement,
- ten laste van [appellant1] conservatoir beslag op de aandelen die hij houdt in Aquarius,
- ten laste van Aquarius conservatoir derdenbeslag onder diverse banken.
2.117. Op 18 maart 2016 heeft [appellanten] c.s. een bankgarantie aan Propertize verstrekt tot een bedrag van € 1.274.864,00, ter gedeeltelijke opheffing van de hiervoor genoemde derdenbeslagen.
Strafvervolging
2.118. Bij vonnis van 18 mei 2017 is [appellant1] door de rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden (waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar) wegens omkoping, valsheid in geschrifte en witwassen.
2.119. [appellant1] en het openbaar ministerie zijn in hoger beroep gegaan tegen het strafvonnis van de rechtbank. Bij arrest van 18 december 2019 van de strafkamer van dit hof is [appellant1] veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden wegens meerdere gevallen van omkoping, valsheid in geschrifte en gewoontewitwassen, voor strafbaar handelen in relatie tot, onder meer, Finwire en TSI. Ook in hoger beroep is het niet gekomen tot veroordelingen van [appellant1] wegens de hem ten laste gelegde oplichtingen van Propertize in relatie tot Finwire en TSI.
2.120. In het tegen dit arrest ingestelde cassatieberoep is namens [appellant1] op 2 november 2020 een cassatieschriftuur ingediend.

3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg; het geschil in hoger beroep

3.1.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om de vraag of [appellanten] c.s. zich bij de totstandkoming en/of uitvoering van overeenkomsten met (dochtermaatschappijen van) Propertize schuldig hebben gemaakt aan belangenverstrengeling en om die reden aansprakelijk zijn voor de schade die Propertize en (haar moedermaatschappij) SRH daardoor stellen te hebben geleden en of Aquarius tevens gehouden is het door Propertize betaalde loon terug te betalen.
3.2.
Propertize c.s. hebben in eerste aanleg in conventie, na wijziging van eis, gevorderd – samengevat en voor zover in deze procedure nog van belang – dat de rechtbank voor recht zal verklaren (I) dat [appellanten] c.s. toerekenbaar zijn tekortgeschoten in de nakoming van de met Propertize gesloten Overeenkomst, (II) dat [appellanten] c.s. hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die Propertize daardoor heeft geleden, (III) dat [appellanten] c.s. onrechtmatig gehandeld hebben jegens Propertize c.s., (IV) dat [appellanten] c.s. hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die Propertize hierdoor heeft geleden en (V) dat [appellanten] c.s. hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door SRH geleden schade aan (onder meer) onderzoekskosten. Verder hebben zij de hoofdelijke veroordeling van [appellanten] c.s. gevorderd tot (VI) vergoeding van de door SRH geleden schade, te begroten in een schadestaatprocedure en (VII) betaling van een bedrag aan schadevergoeding aan Propertize van € 823.960,75 met de wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2013. Ook hebben zij (VIII) veroordeling van Aquarius gevorderd tot terugbetaling van een bedrag van € 592.146,- (de helft van het uitkeerde loon) met de wettelijke rente daarover vanaf de dagen waarop dit loon is uitbetaald. Tot slot hebben zij de hoofdelijke veroordeling van [appellanten] c.s. gevorderd in de proceskosten (X), de beslagkosten (XI) en de nakosten (XII), steeds met de wettelijke rente daarover. De vermeerdering van eis die zij bij pleidooi hebben gedaan (te weten dat bij vordering V een concreet schadebedrag wordt genoemd), is door de rechtbank als in strijd met de goede procesorde geweigerd.
3.3.
[appellanten] c.s. hebben in reconventie, onder de voorwaarde dat de rechtbank de vorderingen van Propertize c.s. in conventie afwijst, – samengevat – de opheffing van de door Propertize gelegde conservatoire beslagen en de teruggave van de door [appellanten] c.s. gestelde bankgarantie gevorderd, dit laatste op straffe van een dwangsom. Verder vorderden zij de veroordeling van Propertize in de proces- en nakosten van de procedure in reconventie en de wettelijke rente daarover.
3.4.
De rechtbank heeft bij vonnis van 20 juni 2018 de vorderingen in conventie (grotendeels) toegewezen, met uitzondering van die tot terugbetaling van loon door Aquarius. De rechtbank heeft verder verstaan dat de vorderingen in voorwaardelijke reconventie geen behandeling behoeven.
3.5.
In het principaal appel vorderen [appellanten] c.s. alsnog de niet-ontvankelijkverklaring of afwijzing van de vorderingen van Propertize c.s. en toewijzing van hun voorwaardelijke reconventionele vorderingen, zoals weergegeven onder 3.3.
3.6.
Propertize c.s. hebben verweer gevoerd tegen die vorderingen en in het principaal appel de bekrachtiging van het vonnis gevorderd, met hoofdelijke veroordeling van [appellanten] c.s. tot vergoeding van de daadwerkelijk door hen gemaakte proceskosten of zes maal het wettelijke liquidatietarief. In het incidenteel appel hebben zij gevorderd het vonnis voor zover nodig te vernietigen en opnieuw rechtdoende (met gedeeltelijke wijziging van hun eis):
I. voor recht te verklaren dat [appellanten] c.s. op grond van art. 6:74 BW hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de als gevolg van het tekortschieten van [appellanten] c.s. door SRH geleden schade;
II. [appellanten] c.s. te veroordelen tot betaling aan SRH van een bedrag van € 325.536,12, te vermeerderen met wettelijke rente;
III. Aquarius te veroordelen tot terugbetaling aan Propertize van € 1.184.292,- (het volledige door haar ontvangen loon), te vermeerderen met wettelijke rente;
IV. [appellanten] c.s. hoofdelijk te veroordelen in de kosten van het incidenteel appel, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover en
V. [appellanten] c.s. hoofdelijk te veroordelen in de nakosten van het incidenteel appel, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.

4.De motivering van de beslissing in hoger beroep

4.1.
De grieven in het principaal en incidenteel appel stellen zo goed als het hele geschil in conventie en in voorwaardelijke reconventie opnieuw aan de orde. De beide hoger beroepen zullen dan ook bij de motivering van de beslissing in hoger beroep niet afzonderlijk van elkaar worden besproken.
in conventie:
Toetsingskader contractuele en buitencontractuele zorgplicht [appellanten] c.s.
4.2.
Tegen het door de rechtbank in rov. 4.7 weergegeven toetsingskader met betrekking tot de zorgplicht van [appellanten] c.s. tegenover Propertize of haar (klein-)dochters in het kader van de tussen hen gesloten overeenkomsten zoals bedoeld in de art. 7:400 BW hebben [appellanten] c.s. geen grieven gericht, behoudens voor zover daarin op grond van art. 7:404 BW ook de zorgplicht en/of aansprakelijkheid van [appellant1] als feitelijk uitvoerder van de opdracht is aangenomen. Volgens [appellanten] c.s. is de aansprakelijkheid van [appellant1] in de overeenkomsten met/ten behoeve van Babylon contractueel uitgesloten (2.109) en schept art. 7:404 BW geen hoofdelijke aansprakelijkheid van opdrachtnemer en feitelijk uitvoerder. Het hof denkt hier anders over, zoals zal blijken uit zijn rechtsoverwegingen hierna (4.47). Het hof zal van het door de rechtbank geschetste toetsingskader uitgaan bij de beoordeling van het handelen van zowel Aquarius als [appellant1] . Aan dit toetsingskader voegt het hof nog het volgende toe.
4.3.
In het midden kan blijven of, zoals tussen partijen in geschil is, aan [appellanten] c.s. ooit enig intern reglement van SRH is verstrekt waarin is neergelegd dat het verboden is zakelijke en privébelangen met elkaar te vermengen. Ook als dat niet is gebeurd, geldt namelijk op grond van het door de rechtbank in haar rov. 4.7 geschetste toetsingskader, onderdeel 1), dat een opdrachtnemer het belang van de opdrachtgever voorop moet stellen en – dus – belangenverstrengeling behoort te vermijden. Hij wordt door de opdrachtgever betaald om in diens belang werkzaamheden te verrichten en moet zich daarbij dus steeds primair door dat belang laten leiden en niet (vooral) door dat van zichzelf of anderen. Het volgt ook uit art. 1 lid 4 van de op 18 mei 2010 met Propertize gesloten overeenkomst (2.5).
4.4.
De verplichting tot vermijding van belangenverstrengeling geldt nog meer bij opdrachten die worden verleend door en moeten worden uitgevoerd voor of bij (dochtermaatschappijen van) een groot bank- en verzekeringsconcern, zoals SNS Reaal N.V. Juist bij een dergelijke onderneming is integriteit van het grootste belang, ter waarborging van het vertrouwen van het publiek in deze sector. Dat werkt door in de op dat vlak te stellen integriteitseisen aan niet alleen degenen die in loondienst bij zo’n onderneming werken, maar ook degenen die voor haar op grond van een overeenkomst van opdracht werkzaamheden uitvoeren, zeker als zij een bestuursfunctie vervullen. Tot deze laatste categorie behoorden [appellanten] c.s. Tegen deze achtergrond moeten de rechtsoverwegingen 4.21, 4.36 en 4.46 van de rechtbank op dit punt worden begrepen.
4.5.
Verder geldt dat van een (latere) opdrachtnemer ook voorafgaand aan de totstandkoming van een overeenkomst van opdracht alertheid mag worden verwacht op het voorkomen van verstrengeling van de eigen belangen met die van de opdrachtgever en, in dat verband, transparantie en eerlijkheid over die belangen. Aanstaande contractspartijen zijn immers tot op zekere hoogte gehouden ook rekening te houden met elkaars gerechtvaardigde belangen. Handelen in strijd hiermee kan, als in strijd met wat in het maatschappelijk verkeer betaamt, onrechtmatig zijn.
Schending van de zorgplicht door [appellanten] c.s.?
4.6.
Voor de weergave van het partijdebat over deze vraag verwijst het hof naar de rechtsoverwegingen 4.8 en 4.9 van het bestreden vonnis. Evenals de rechtbank, zal het hof bij de bespreking van de verwijten van Propertize c.s. aan het adres van [appellanten] c.s. en het daartegen gevoerde verweer de volgorde ‘Finwire’, ‘BDG’ en ‘TSI’ aanhouden.
Finwire
initiatief tot inschakeling Finwire lag bij [appellanten] c.s.
4.7.
Niet in geschil is dat het [appellanten] c.s. was toegestaan personen te zoeken voor de uitvoering van de diverse werkzaamheden in het project Belval en dat op zijn initiatief [naam3] bij het project is betrokken. Vast staat ook (2.13, 2.17) dat [appellant1] heeft bedongen en bewerkstelligd dat [naam3] door Propertize door middel van detachering via Finwire ten behoeve van het Belval project werd ingeschakeld.
4.8.
Het is ook [appellant1] geweest die ervoor heeft gezorgd dat de inhuur van [naam7] en [naam8] voor project Belval via Finwire is gelopen. Dat leidt het hof af uit het streven tot het in eigen tijd direct of indirect ‘vruchtbaar’ zijn voor het nieuwe Finwire zoals [appellant1] dat tegenover Finwire ( [naam2] ) uitsprak (2.12), uit het – om die reden, zoals [appellant1] ter comparitie bij het hof heeft verklaard – bedingen bij Propertize dat gebruik zou worden gemaakt van interne en externe medewerkers van Finwire (2.13) en uit de (door [appellanten] c.s. als productie A2 en A52 overgelegde) verklaringen van die strekking van [naam3] tegenover de rechter-commissaris in strafzaken en van [naam2] tegenover de FIOD. Hieraan doet niet af dat, zoals [appellanten] c.s. onder verwijzing naar die verklaring van [naam3] hebben gesteld, de wens tot inschakeling van [naam7] en [naam8] van [naam3] kwam en dat zij ook door [naam3] als eerste zijn benaderd.
geen belang Propertize c.s. bij inschakeling Finwire
4.9.
Partijen zijn verdeeld over de vraag of Propertize in staat was geweest [naam3] , [naam7] en [naam8] rechtstreeks in te huren. Vast staat dat Propertize rechtstreeks met Aquarius heeft gecontracteerd (2.5). [appellanten] c.s. hebben de met voorbeelden onderbouwde stelling van Propertize c.s. dat Propertize daarnaast ook nog met een groot aantal andere externen rechtstreeks heeft gecontracteerd onvoldoende gemotiveerd betwist. Uitgaand van dit gegeven valt niet in te zien dat het voor Propertize noodzakelijk was [naam3] , [naam7] en [naam8] via Finwire in te huren, anders dan dat dit door [appellanten] c.s. was bedongen. Deze door Propertize in te huren krachten waren al bekend bij [appellant1] en/of [naam3] , zodat de diensten van Finwire niet nodig waren om hen te vinden en contracteren. In het midden kan blijven of Finwire zich (voordien ook al) bezighield met detacheringen. [naam3] was, toen hij door [appellant1] werd gevraagd voor het Belval-project, geen onderdeel (meer) van ‘de capaciteit van Finwire’ (2.7 en 2.10). Aan de voor het eerst in hoger beroep ter comparitie door [appellanten] c.s. betrokken stelling dat dat op grond van afspraken tussen [naam2] en [naam3] in het kader van de afwikkeling van Finwire wel zo was, gaat het hof voorbij, ook wegens gebrek aan enige onderbouwing. [naam7] en [naam8] behoorden evenmin tot ‘de capaciteit van Finwire’. Ook anderszins waren zij niet gebonden aan Finwire. Zij hadden alle drie dan ook rechtstreeks met Propertize kunnen contracteren. Propertize had, afgezien van het beding van [appellanten] c.s., in zoverre geen belang bij Finwire als tussenschakel.
4.10.
Daar komt bij dat door de inhuur via Finwire het tarief van die externen werd verhoogd met een marge. Hun inschakeling via Finwire kostte Propertize dus meer dan als zij rechtstreeks met hen zou hebben gecontracteerd. De betwisting van [appellanten] c.s. inhoudende dat de externen, indien Finwire niet was ingeschakeld, zelf hogere tarieven aan Propertize zouden hebben gepresenteerd dan wat Finwire hen betaalde, is in het licht van de gemotiveerde stellingen hierover van Propertize c.s. onvoldoende onderbouwd en wordt gepasseerd. Hetzelfde geldt voor de betwisting door [appellanten] c.s. dat de inschakeling van Finwire voor Propertize ook van toegevoegde waarde was in verband met de door Finwire verrichte werkzaamheden. In het bijzonder uit het memo van [appellant1] aan [naam2] van 23 juli 2011 (2.93) en de e-mail van 6 september 2011 (2.94) blijkt dat het [appellant1] was die ‘met veel inspanning’ via het Belval project tonnen extra ‘in het Finwire-laatje’ bracht en dat er met betrekking tot dat project ‘feitelijk geen samenwerking’ was: volgens [appellant1] verkreeg Finwire om niet ‘de gehele opslag’ en had Finwire ‘geen kosten terzake’. De uitleg die [appellanten] c.s. in hun memorie van grieven aan deze berichten geven en de context waarbinnen zij die plaatsen, brengen het hof niet tot een ander oordeel. Het hof hecht daarbij belang aan de vele in de zaak overgelegde e-mailberichten van en rechtstreeks of in cc aan [appellant1] , waarvan een aantal bij de vaststaande feiten is vermeld (waaronder 2.9, 2.10, 2.11, 2.14, 2.15, 2,16, 2.18, 2.20, 2.21, 2.24, 2.25, 2.26, 2.27, 2.29). Uit die berichten blijkt overwegend van inspanningen van [appellant1] of de gedetacheerden zelf – en niet van Finwire – met betrekking tot deze detacheringen, waarbij [appellant1] zelfs aan Finwire ( [naam2] ) de inhoud van te verzenden e-mails aan derden dicteerde (2.29). Ook aan de door Propertize overgelegde verklaringen van [naam2] , [naam3] , [naam7] en [naam8] tegenover de FIOD hierover hecht het hof waarde. De inschakeling van Finwire kostte Propertize dus extra geld, terwijl zij daarvoor in feite niets terug kreeg. Daarmee was de inschakeling van Finwire strijdig met Propertize’s belang.
belang [appellanten] c.s. bij inschakeling Finwire
4.11.
Partijen zijn het ook oneens over de vraag of [appellanten] c.s. belang hadden bij de inschakeling van Finwire door Propertize en zo ja, op welke wijze en vanaf welk moment. Uit het al genoemde, door [appellant1] op 13 maart 2010 geformuleerde streven om ‘vruchtbaar’ te zijn voor het nieuwe Finwire (2.12), dat naar eigen zeggen de reden was voor [appellanten] c.s. een dag later bij Propertize te bedingen dat bij de uitvoering van de Belval-opdracht de capaciteit van Finwire zou worden gebruikt (2.13), blijkt al van dat eigen belang. In de e-mail die [appellant1] in juli 2011 aan [naam2] van Finwire zond (2.93), leest het hof, evenals de rechtbank, een afspraak tot het goedmaken door [appellant1] van het verlies dat het oude Finwire had geleden. Dat strookt ook precies met de oorspronkelijke verklaring van [naam2] tegenover de FIOD, vóór het concept-verslag hiervan door [appellant1] was becommentarieerd (productie 143 Propertize). Tegen deze achtergrond voelden [appellanten] c.s. zich kennelijk gehouden Finwire omzet te bezorgen, ook buiten de afgesproken vaste werkuren om. Hierdoor hadden zij al vanaf medio maart 2010 een eigen belang bij de introductie van Finwire bij Propertize. Dat dit toen nog geen rechtstreeks financieel eigen belang betrof, maakt dit niet anders.
4.12.
Dit belang – ‘vruchtbaar’ zijn voor Finwire – ziet het hof ook als (hoofd)reden waarom [appellant1] zich intensief heeft bezig gehouden met de detacheringen vanuit Finwire, de marges die Finwire zou rekenen en de vergoedingen die de gedetacheerden van Finwire zouden krijgen. Hiervoor, in rechtsoverweging 4.10, is al genoemd dat het dossier een aanzienlijk aantal e-mails van en aan [appellant1] en verklaringen van derden bevat die daarover gaan. Daaruit blijkt dat de bemoeienis van [appellant1] , anders dan [appellanten] c.s. zelf uitvoerig hebben betoogd in hun memorie van grieven, het niveau van een bescheiden, slechts coördinerende rol (ver) heeft overstegen. Uit die e-mails en verklaringen blijkt dat [appellant1] een centrale rol in het geheel vervulde.
4.13.
In de tweede helft van 2011 is voor [appellanten] c.s. ook nog een eigen financieel belang ontstaan bij (voortduring van) de inschakeling van Finwire door Propertize. Zij spraken toen met Finwire af dat zij met terugwerkende kracht de helft zouden ontvangen van de marge die Finwire ontving en nog zou ontvangen voor de detacheringen van [naam3] , [naam7] en [naam8] bij Propertize. Partijen zijn erover verdeeld wat de reden is geweest voor deze afspraak: een rechtstreekse, al vanaf het begin bestaande aanspraak van [appellanten] c.s. op een deel van die marge (Propertize c.s.) of een bijbetaling voor de vele (nog) niet betaalde uren die [appellanten] c.s. in Finwire hadden gestoken waarbij de Belval-marge slechts als rekeneenheid en financieringsmogelijkheid is gebruikt ( [appellanten] c.s.). Welke lezing juist is, laat het hof in het midden, in verband met het volgende.
4.14.
Vast staat dat [appellanten] c.s. vanaf medio 2011 tegenover Finwire aanspraak zijn gaan maken op extra betalingen, bovenop de vaste maandvergoeding, die qua omvang neerkwamen op de helft van de ‘Belval-marge’ (2.93 t/m 2.96). De bijbetalingen zijn afgestemd op wat aan Belval-marge binnen was gekomen en nog zou komen, zo volgt uit de stellingen van [appellanten] c.s. Zij hebben hierbij ook gewezen op door hen overgelegde verklaringen van (oud-)betrokkenen bij Finwire (en/of Witlox, waarmee Finwire nauwe verbondenheid heeft) waaruit volgt dat deze bijbetalingen ook alleen maar uit die marge konden worden voldaan. Een concrete berekening van wat bijbetaald zou moeten (gaan) worden door vermenigvuldiging van gemaakte (en nog te maken) uren tegen een bepaald tarief is, zo is door [appellanten] c.s. ter comparitie in hoger beroep verklaard, achterwege gebleven. Bij deze stand van zaken geldt, hoe dan ook, dat [appellanten] c.s. er vanaf het moment dat deze nadere betalingsafspraak werd gemaakt rechtstreeks financieel belang bij verkregen dat [naam3] , [naam7] en [naam8] via Finwire bij Propertize gedetacheerd waren en bleven en ook bij het aantal uren dat zij werkten. Of [appellanten] c.s. zich daarmee nadien ooit inhoudelijk hebben bemoeid, kan in het midden blijven, want dat doet aan het ontstaan van dit belang niet af.
belangen Propertize – [appellanten] c.s. waren tegenstrijdig
4.15.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat Propertize geen belang had bij Finwire als tussenschakel en dat zij door het nodeloos kostenverhogende effect daarvan in haar belangen werd geschaad. [appellanten] c.s. hadden daarentegen wel belang bij de inschakeling van Finwire. Het betreft dus tegenstrijdige belangen. [appellanten] c.s. hadden het ontstaan daarvan moeten voorkomen.
schending informatieplicht door [appellanten] c.s.
4.16.
In dezelfde periode dat [appellant1] met Propertize onderhandelde over het project Belval, rondde hij zijn oude betrokkenheid bij Finwire af en gaf hij zijn nieuwe relatie met Finwire vorm. Niet in geschil is dat Propertize wist dat [appellant1] zich voor 3 à 3,5 dagen per week had verbonden voor Finwire betaalde werkzaamheden te verrichten en dat alle aandelen van het nieuwe Finwire (in)direct in handen waren of zouden komen van [naam2] . [appellant1] streefde er echter ook naar om, zoals eerder overwogen, (ook) in de tijd buiten die 3 à 3,5 dagen per week ‘vruchtbaar’ voor Finwire te zijn. Van dit streven van [appellant1] – dat zoals hiervoor is overwogen de reden vormde waarom [appellanten] c.s. de inschakeling van Finwire bedongen – was Propertize echter niet op de hoogte. [appellanten] c.s. hadden haar daarvan wel op de hoogte moeten stellen. Zij had dan op basis van alle relevante informatie een afgewogen beslissing kunnen nemen over de wenselijkheid (en het nut voor haarzelf) de voorwaarde tot inschakeling van Finwire te accepteren. Anders dan [appellanten] c.s. beweren, zijn zij dus tegenover Propertize op een cruciaal onderdeel niet transparant geweest over hun betrokkenheid bij Finwire. Daardoor hebben zij de op hen, als (aanstaand) opdrachtnemer, rustende zorgplicht tot het juist informeren van hun (aanstaande) opdrachtgever geschonden. Dat, zoals zij betogen, ook met deze wetenschap Propertize met [appellanten] c.s. in zee zou zijn gegaan, doet hieraan – ook als het juist zou zijn – niet af.
4.17.
Ook over de in 2011 gemaakte nadere financiële afspraken met Finwire, op grond waarvan zij een aanspraak kregen op de helft van de ontvangen en nog te ontvangen marge op de detacheringen bij het project Belval, hadden [appellanten] c.s. Propertize moeten informeren. Uitgaande van hun eigen (door Propertize betwiste) stellingen hierover verkregen zij immers met terugwerkende kracht (ook) een direct financieel belang bij de detacheringen via Finwire. Voor de toekomst hing de omvang van deze aanspraak op Finwire daarmee rechtstreeks samen. Door Propertize deze informatie te onthouden, hielden [appellanten] c.s. hun tegenstrijdig belang met dat van Propertize verborgen. Ook hierdoor hebben zij hun informatieplicht als opdrachtnemer tegenover Propertize geschonden. Dat – mogelijk – Propertize daarop niets zou hebben uitgedaan, doet hieraan niet af. Dat zou dan haar eigen – op basis van volledige informatie gemaakte – keuze hebben betroffen.
tekortkomingen in de nakoming en/of onrechtmatig handelen
4.18.
Uit het voorgaande volgt dat [appellanten] c.s. voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst met Propertize en bij de uitvoering daarvan op dit punt niet haar belang, maar (ook) hun eigen daarmee strijdige belangen hebben gediend. Verder hebben zij op hen rustende informatieverplichtingen tegenover Propertize geschonden, op verschillende momenten. Zij hebben door dit alles een voor Propertize niet kenbare belangenverstrengeling laten ontstaan. Daarmee hebben zij niet de zorg van een goed opdrachtnemer in acht genomen en zijn zij in zoverre tekortgeschoten in de nakoming van deze op hen rustende verbintenis uit de overeenkomst, althans hebben zij daarmee onrechtmatig gehandeld jegens Propertize.
4.19.
[appellanten] c.s. zijn het er niet mee eens dat de rechtbank er in haar vonnis vanuit is gegaan dat op hen vóór 18 mei 2010 – de datum waarop de overeenkomst tot stand is gekomen – al de zorgplicht van een goed opdrachtnemer rustte. Zoals hiervoor uiteen is gezet (rov. 4.16), viel het maken van afspraken met het nieuwe Finwire ongeveer samen met de onderhandelingen met Propertize over de overeenkomst met [appellanten] c.s. Zo al niet sprake was van enige overeenkomst tussen partijen – [appellanten] c.s. hebben vóór 18 mei 2010 al betaalde werkzaamheden verricht voor Propertize in verband met het project Belval, zoals blijkt uit de (specificatie bij de) factuur van Aquarius van 2 juni 2010, productie 170 bij memorie van grieven) – waren zij in elk geval toen al gehouden zich de gerechtvaardigde belangen van Propertize aan te trekken. In die context hadden [appellanten] c.s. ook op dat moment al niet zonder volledige openheid van zaken in strijd met het belang van Propertize met het oog op hun eigen belang de inschakeling van Finwire mogen bedingen. Daarom zijn ook de schendingen van de zorgplicht van vóór 18 mei 2010 hetzij als contractuele tekortkomingen hetzij als onrechtmatig handelen te beschouwen.
BDG
4.20.
Begin 2011 is de architecte E. [naam11] door BDG, een zakenrelatie van [appellanten] c.s., gedetacheerd bij het project Belval, op initiatief van [naam3] (2.33). [appellanten] c.s. hebben met H. [naam12] van BDG gesproken over de voorwaarden waaronder, welke tijdsbesteding door [appellanten] c.s. aan Propertize in rekening is gebracht (2.34, 2.35 en 2.37). Hoewel [naam11] niet via Finwire werd gedetacheerd, is daarbij afgesproken dat Finwire 1/3 zou ontvangen van de marge die BDG op de detachering van [naam11] zou maken. [appellanten] c.s. heeft [naam2] (Finwire) daarover geïnformeerd (2.36). Hoewel Finwire in verband met de detachering van [naam11] bij Belval geen werkzaamheden heeft verricht, heeft zij € 28.657,50 aan BDG gefactureerd en ontvangen (2.39). Op de facturen vermeldde Finwire ‘Verrichte begeleidings- en ondersteuningswerkzaamheden’. Naast [naam2] werd ook [appellant1] geïnformeerd over het aantal door [naam11] gewerkte uren (2.38).
tekortkoming in de nakoming
4.21.
Partijen zijn erover verdeeld of en zo ja, in hoeverre [appellant1] er de hand in heeft gehad dat BDG een deel van haar marge aan Finwire afstond. Voor hun precieze standpunten hierover verwijst het hof naar rechtsoverweging 4.22 van het vonnis van de rechtbank. In hun memorie van grieven hebben [appellanten] c.s. benadrukt dat [appellant1] voor de detachering van [naam11] een lager tarief heeft bedongen dan het gebruikelijke tarief dat BDG hanteerde. Het was volgens hen de uitdrukkelijke wens van BDG haar marge met Finwire te delen en dat stond BDG op zich vrij. [appellanten] c.s. stonden daarbuiten, werden daardoor niet verrijkt en waren daarom niet verplicht deze verdeelafspraak te verhinderen, aldus [appellanten] c.s. Op grond van dit alles kunnen zij zich niet vinden in rechtsoverweging 4.23 van de rechtbank.
4.22.
Vast staat dat [appellanten] c.s. namens Propertize gesprekken hebben gevoerd met BDG over de inschakeling van [naam11] en dat zij ervan op de hoogte waren dat Finwire daar zonder enige tegenprestatie van zou meeprofiteren, doordat BDG bereid was om niet 1/3 van haar marge af te staan. [appellanten] c.s. werden op dat moment geacht te handelen in het belang van Propertize en niet in dat van Finwire. Zij hadden zich dan ook van medewerking aan deze constructie moeten onthouden en ten gunste van Propertize een lager tarief moeten bedingen, waarvoor blijkens de opstelling van BDG ruimte bestond, zoals Propertize c.s. terecht hebben aangevoerd. [appellanten] c.s. hadden deze belangenverstrengeling moeten onderkennen en voorkomen. Door dit na te laten, hebben zij hun zorgplicht als opdrachtnemer geschonden. Hieraan doet niet af wie ( [appellanten] c.s. of BDG) op verdeling van de marge heeft aangedrongen en ook niet of [appellanten] c.s. een lager tarief dan gebruikelijk hadden bedongen. Dit kan dan ook in het midden blijven.
TSI
initiatief tot inschakeling TSI lag bij [appellanten] c.s.
4.23.
Niet in geschil is dat [appellanten] c.s. door Propertize was gevraagd een ‘financial’ te zoeken voor de uitvoering van diverse werkzaamheden in het project The Wall, dat [appellant1] in dat verband de beschikking kreeg over het curriculum vitae van S. [naam14] en dat [appellant1] dat aan [naam13] /TSI heeft doorgestuurd (2.41 t/m 2.43). [appellanten] c.s. stellen dat [appellant1] [naam13] in dit verband eind juli/begin augustus 2011 op een kans voor TSI bij Propertize heeft gewezen. [appellant1] heeft daarna [naam13] over de inhoud van een brief van TSI aan Propertize geadviseerd. Het advies luidde om in die brief onder meer te vermelden dat [appellant1] TSI had verzocht de werving en selectie van financials voor vastgoedprojecten van Propertize te begeleiden en dat [appellant1] geen belang had in TSI (2.46, 2.48). Blijkens de brief van TSI aan Propertize van 9 augustus 2011 heeft [naam13] de geadviseerde tekst overgenomen (2.49). Vervolgens is [appellant1] met [naam13] namens TSI aanwezig geweest bij kennismakings- en selectiegesprekken met kandidaten voor de functie op 1 augustus 2011, namens Propertize. Aan haar brachten [appellanten] c.s. de daaraan bestede tijd in rekening (2.44, 2.47).
4.24.
Uiteindelijk heeft Propertize via TSI [naam14] ingehuurd (2.59) en, eveneens door interventies van [appellant1] , ook [naam7] en [naam8] voor de projecten The Wall en Babylon (2.88 t/m 2.89). Daarnaast heeft [appellant1] in verband met de opdracht(en) van [appellanten] c.s. bij Babylon TSI naar voren geschoven voor de werving en selectie van personeel. Dat heeft ertoe geleid dat TSI uiteindelijk ook is ingeschakeld voor het verzorgen van payrolling, wat door TSI is uitbesteed aan Pay4People (2.87).
geen belang Propertize c.s. bij inschakeling TSI
4.25.
Partijen zijn in dit verband verdeeld over de vraag of het nodig was dat Propertize [naam14] via TSI inhuurde of dat dit ook rechtstreeks had gekund en, in het verlengde daarvan, of de inschakeling van TSI van toegevoegde waarde was voor Propertize. Evenals hiervoor met betrekking tot de inschakeling van Finwire is overwogen, moet worden aangenomen dat het voor Propertize mogelijk was geweest rechtstreeks met [naam14] te contracteren, zoals Propertize ook met andere externen rechtstreeks had gecontracteerd. In dit verband is van belang dat, zoals volgt uit de vaststaande feiten, in wezen [appellant1] betrokken is geweest bij vrijwel alle acties die er zijn geweest om tot het inhuren van [naam14] te komen. Dat TSI nog een aantal cv’s van andere kandidaten heeft verzameld, doet hieraan niet af. Het was [appellant1] die [naam14] (en Brokx, de enige andere serieuze kandidaat) op het spoor kwam (2.42), die bij het kennismakingsgesprek met hen aanwezig was (2.44 en 2.47), die [naam13] van TSI voedde met zijn kennis van tarieven en overige onderhandelingspunten met de kandidaat (2.50) en die [naam13] /TSI over de met Propertize te voeren correspondentie over het opstarten van het traject met [naam14] en de te sluiten overeenkomsten gedetailleerd adviseerde, welke adviezen [naam13] overnam (2.52, 2.53, 2.55 t/m 2.58). Het hof kan zich dan ook vinden in hetgeen de rechtbank in rechtsoverweging 4.24 van het bestreden vonnis (met uitzondering van de tweede en derde volzin) heeft overwogen.
4.26.
Ook ten aanzien van het inhuren van [naam7] en [naam8] is niet gebleken dat TSI als tussenschakel noodzakelijk was. Het hof volgt de rechtbank in wat zij overwogen heeft in rechtsoverweging 4.25, met die nuancering dat [appellant1] niet formeel de beslissing (binnen Propertize) zal hebben genomen om hen in te schakelen, maar dat is niet doorslaggevend. Gesteld noch gebleken is dat TSI aan het ‘vinden’ en de detacheringen van [naam7] en [naam8] – als bekenden van [appellant1] vanuit Belval – bij The Wall en Babylon enige bijdrage van betekenis heeft geleverd. Alleen [appellant1] wordt in dit verband genoemd (2.88 en 2.89).
4.27.
[appellanten] c.s. verwijzen in de memorie van grieven verder naar wat zij over de toegevoegde waarde van de tussenschakel Finwire en de marge bij Finwire hebben gesteld, wat volgens hen één op één ook voor TSI en de door TSI gerekende marge geldt. Ook hier geldt echter dat zij onvoldoende gemotiveerd hebben betwist dat Propertize geen belang had bij de inschakeling van TSI omdat zij geen wezenlijke bijdrage leverde aan de detachering van [naam14] , [naam7] en [naam8] en Propertize daardoor wel hogere tarieven moest betalen dan het geval was geweest als zij hen rechtstreeks zou hebben gecontracteerd. Het standpunt van [appellanten] c.s. dat, als TSI niet voor [naam7] had gefactureerd, Finwire dat tegen gelijke tarieven had gedaan, gaat ook niet op. Zoals hiervoor is overwogen, bestond immers ook al geen aanleiding voor het inhuren van [naam7] via Finwire, zodat diens gebondenheid aan Finwire het gevolg is van het tekortschietend/onrechtmatig handelen van [appellanten] c.s. en dus buiten beschouwing moet blijven. Aan bewijslevering komt het hof niet toe. Ook de payrolling via TSI had voor Propertize geen toegevoegde waarde, aangezien TSI deze dienst kennelijk niet zelf kon verzorgen, uitbesteedde aan Pay4People en daar zonder enige toegevoegde waarde een flinke opslag voor vroeg. Daardoor werd die payrolling alleen maar duurder voor Propertize (2.87).Ook dit was strijdig met het belang van Propertize.
belang [appellanten] c.s. bij inschakeling TSI
4.28.
Ook de vraag of [appellanten] c.s. zelf belang hadden bij de inschakeling van TSI door Propertize en zo ja, op welke wijze en vanaf welk moment, houdt de partijen verdeeld.
4.29.
[appellanten] c.s. hebben in de memorie grieven over het ontstaan en de ontwikkeling van TSI het volgende gesteld, onder overlegging van verklaringen van Rasenberg tegenover de FIOD en een aantal van [naam13] /TSI afkomstige jaar- en andere stukken. De twee dochters van [appellant1] werden bij de oprichting in 2008 elk voor 10% medeaandeelhouder, omdat [appellant1] hen de vruchten van zijn arbeid wilde laten plukken. Buiten het bijeengebrachte startkapitaal leenden de aandeelhouders ook geld aan TSI. [appellant1] had (slechts) een adviserende rol. Omdat het succes van de onderneming tegenviel, verkochten de andere aandeelhouders hun aandelen aan Jupiter, de vennootschap van [naam13] , steeds voor 1 euro. Alle aandeelhouders scholden ook hun leningen aan TSI kwijt, zodat TSI per 20 mei 2010 met een schone lei verder kon. [naam13] zag het echter als een morele verplichting om uiteindelijk toch alle oud-aandeelhouders/geldschieters terug te betalen, waarbij de dochters van [appellant1] tot de drie als eerste te compenseren personen behoorden. Deze morele terugbetaalverplichting van [naam13] /TSI is volgens [appellanten] c.s. van groot belang en door de rechtbank ten onrechte niet meegewogen in haar oordelen in deze kwestie. Vanaf het begin in 2008 tot en met 2011 ontvingen [appellanten] c.s. voor het advies aan TSI geen vergoeding. [naam13] drong aan op betaling toen hij [appellant1] in december 2011 vroeg hem te blijven helpen bij de verdere ontwikkeling van TSI. Daarom ontstond met ingang van 1 januari 2012 een betaalde adviesrelatie in verband met de werkzaamheden voor TSI zoals [appellant1] die al vanaf 2008 verrichtte, aldus [appellant1] .
4.30.
Propertize c.s. zien juist in de feitelijke gang van zaken een hoofdrol in het geheel en een eigen belang voor [appellanten] c.s.
4.31.
Het hof constateert dat [appellanten] c.s. niet uit de door hen ingeroepen verklaring van Rasenberg hebben geciteerd dat volgens Rasenberg [appellant1] bij TSI niet alleen een adviserende, maar ook een sturende rol had. Uit de hiervoor (in rov. 4.23, 4.25 en 4.26) beschreven, feitelijke gang van zaken bij de introductie van TSI bij Propertize en de detacheringen van [naam14] , [naam7] en [naam8] en de in die overwegingen genoemde e-mails, maar ook uit verdere e-mails (2.63 t/m 2.70, 2.74, 2.75, 2.77, 2.79, 2.80) die zijn verstuurd en ontvangen door [appellant1] in relatie tot TSI vloeit voort dat [appellant1] ook in 2011 TSI inderdaad niet alleen adviseerde, maar ook een bepalende rol had over de gang van zaken. Daarbij komt dan de morele terugbetalingsverplichting van [naam13] /TSI aan de dochters van [appellant1] (2.40), waarvoor kennelijk een ‘pot’ of ‘fonds’ gevuld moest worden. Bij deze stand van zaken had [appellanten] c.s. dus wel belang bij TSI toen hij haar in 2011 bij Propertize naar voren schoof. Anders dan [appellanten] c.s. – mogelijk – menen, is daarvoor namelijk niet alleen bepalend of (al dan niet via dochters) aandelen in TSI werden gehouden.
4.32.
Evenals bij Finwire ziet het hof het hiervoor genoemde belang in relatie tot TSI ook als (hoofd)reden waarom [appellant1] zich intensief heeft bezig gehouden met de introductie van TSI bij Propertize, de detacheringen vanuit TSI en de vergoedingen die TSI van Propertize en de gedetacheerden van TSI zou verkrijgen (en de te declareren wachtdagen voor [naam14] , waarover hierna meer). Ook hier zijn er weer vele e-mails in het dossier, zoals al genoemd in de rechtsoverwegingen 4.23, 4.25, 4.26 en 4.31 van dit arrest, die erop duiden dat van slechts een ondergeschikte, coördinerende rol van [appellant1] , zoals hij in zijn memorie van grieven heeft betoogd, bepaald geen sprake was. Ook hier vervulde hij een centrale rol in het geheel.
4.33.
En ook in relatie tot TSI ontstond gaandeweg een concreet financieel belang aan de zijde van [appellant1] . Allereerst kreeg TSI van Propertize vanaf oktober 2011 meer wachtdagen van [naam14] vergoed dan zijzelf aan [naam14] vergoedde. [appellant1] hield zich met het bewerkstelligen en opvoeren hiervan actief en bepalend bezig (zie de in rov. 4.31 genoemde e-mails). In enkele van zijn berichten hierover aan TSI heeft [appellant1] het over TSI en hemzelf in de ‘ons’- en ‘wij’-vorm waar het de verdeling van de hiermee extra aan Propertize verdiende bedragen betrof (2.75, 2.77).
4.34.
Daarnaast heeft [appellant1] met ingang van november 2011 bepaald dat en in hoeverre zijn dochters meedeelden in de inkomsten (waaronder de vergoeding voor wachtdagen) die TSI verkreeg vanuit Propertize (2.97 t/m 2.105). De rechtvaardiging hiervoor zien [appellanten] c.s. in de morele terugbetalingsverplichting van TSI aan de dochters van [appellant1] . Wat daar echter ook van zij, het neemt niet weg dat [appellant1] daarmee een eigen belang had (voor/via zijn dochters) bij de marge die TSI verdiende en het aantal wachtdagen dat TSI in rekening kon brengen bij Propertize.
4.35.
Tot slot werden [appellanten] c.s. per 2012 door TSI betaald met een vast bedrag per maand van € 2.500,- voor de (tot dat moment gratis) adviezen en sturing (2.106). Ook op deze wijze hadden [appellanten] c.s. vanaf toen een eigen, financieel belang in (het welvaren van) TSI.
belangen Propertize – [appellanten] c.s. waren tegenstrijdig
4.36.
Uit de overwegingen hiervoor volgt dat Propertize geen belang had bij TSI als tussenschakel en dat zij door het nodeloos kostenverhogende effect daarvan in haar belangen werd geschaad. [appellanten] c.s. hadden daarentegen wel belang bij de inschakeling van TSI. Het betreft dus tegenstrijdige belangen. [appellanten] c.s. hadden het ontstaan daarvan moeten voorkomen. De morele betalingsverplichting van TSI tegenover de dochters van [appellant1] maakt dit, anders dan [appellanten] c.s. menen, niet anders. Die kwestie staat immers los van de verhouding tussen [appellanten] c.s. en Propertize en doet niets af aan hun verplichting om als opdrachtnemer van Propertize haar belangen voorop te stellen.
schending informatieplicht door [appellanten] c.s.
4.37.
In de zomer van 2011 is [appellanten] c.s. door Propertize benaderd voor het project The Wall en is hij ook gevraagd bestuurder te worden bij Babylon Den Haag B.V. (2.41 en 2.86). In verband met The Wall is [appellant1] medio 2011 gevraagd alvast uit te kijken naar een ‘financial’ en in januari 2012 was er personeel nodig bij Babylon (2.87). Voor beide projecten schoof [appellant1] TSI naar voren, ondanks de zojuist geschetste eigen belangen in en grote bemoeienis met TSI. In het licht van die belangen was de door [appellant1] geformuleerde en door TSI overgenomen mededeling aan Propertize bij haar introductie dat [appellant1] geen belang had in TSI onvolledig. Hieraan doet niet af dat, zoals [appellanten] c.s. stellen, Propertize wist dat TSI het bedrijf was van een schoonzoon van [appellant1] en zijn dochters geen aandeelhouder meer waren. Uit de verklaring van Van den Hoven tegenover de FIOD (productie A117 van [appellanten] c.s.) volgt zelfs dat [appellant1] bij de introductie van TSI bij Babylon desgevraagd tegen Van den Hoven heeft gezegd dat hij ( [appellant1] ) geen enkele invloed had op TSI. Uit wat hiervoor is overwogen (rov 4.31 t/m 4.34), volgt dat dit een onjuiste mededeling betreft.
tekortkomingen in de nakoming en/of onrechtmatig handelen
4.38.
Uit het voorgaande volgt dat [appellanten] c.s. voorafgaand aan het sluiten en tijdens de uitvoering van de overeenkomsten met Propertize in verband met de projecten The Wall en Babylon niet haar belang, maar hun eigen belang hebben gediend, door zonder noodzaak en nut voor Propertize TSI in te (laten) schakelen. Verder hebben zij op hen rustende informatieverplichtingen tegenover Propertize geschonden door hun eigen belangen ten aanzien van TSI te verzwijgen en daarover onjuist te verklaren. Zij hebben door dit alles niet vermeden dat er aan hun zijde belangenverstrengeling ontstond. Daardoor hebben zij niet de zorg van een goed opdrachtnemer in acht genomen en zijn zij in zoverre tekortgeschoten in de nakoming van de op hen rustende verbintenissen uit de overeenkomst.
4.39.
Voor zover het tekortschieten van [appellanten] c.s. plaatsvond vóór zij (formeel) de opdrachten bij The Wall en/of Babylon verkregen, geldt wat het hof hierover in de kwestie rondom Finwire heeft overwogen (rov 4.19). Gelet op het feit dat [appellanten] c.s. in juli/augustus 2011 al tegen betaling door Propertize op zoek gingen naar een ‘financial’ voor The Wall (2.47) bestond tussen partijen kennelijk al een overeenkomst van opdracht. In relatie tot deze opdracht gelden de eerder geformuleerde zorgplichten van een opdrachtgever, waaronder het vermijden van tegenstrijdig belang, onverkort. Zo nog geen sprake was van enige overeenkomst tussen partijen geldt dat [appellanten] c.s. in elk geval toen al gehouden waren zich de gerechtvaardigde belangen van Propertize aan te trekken. Zij hadden ook daarom niet zonder openheid van zaken te geven over hun eigen belang en in strijd met het belang van Propertize de inschakeling van TSI mogen bewerkstelligen. Hun handelen geldt in dat geval als onrechtmatig tegenover Propertize.
Onrechtmatige daad naast tekortkomingen in de nakoming
4.40.
De rechtbank is in haar rechtsoverweging 4.30 tot het oordeel gekomen dat, geabstraheerd van de contractuele tekortkomingen van [appellanten] c.s., hun handelen ook in strijd is met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt en daarmee onrechtmatig is tegenover Propertize. [appellanten] c.s. zijn het met dit oordeel niet eens. Zij menen dat in dit geval de contractuele relatie van partijen allesbepalend is en onrechtmatig handelen niet naast tekortkoming in de nakoming kan bestaan. Zou dit al anders zijn, dan bestrijden zij het oordeel van de rechtbank met een beroep op hun (eerdere) stellingen over de noodzaak van de inschakeling van Finwire en TSI, hun gebrek aan relevante banden met die ondernemingen, de beperkte rol van [appellant1] in het geheel en de marktconforme marges die Finwire en TSI rekenden.
4.41.
Het hof stelt het volgende voorop. Er is pas sprake van (ook) aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad indien onafhankelijk van het schenden van de verbintenis uit overeenkomst sprake is van onrechtmatig handelen. In zo’n geval kan, maar hoeft een eiser in beginsel niet te kiezen voor één van beide rechtsgronden. Indien meer rechtsgronden een verplichting tot vergoeding van dezelfde schade in het leven roepen, hoeft die schade vanzelfsprekend maar één keer te worden vergoed.
4.42.
Propertize c.s. hebben aan hun stelling dat (ook) sprake is van onrechtmatig handelen van [appellanten] c.s. – onder meer – ten grondslag gelegd dat het handelen van [appellanten] c.s. (ook) in strijd is met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt.
4.43.
In rov. 4.30 van het bestreden vonnis heeft de rechtbank, samengevat, geoordeeld dat het handelen van [appellanten] c.s. – los van de kwalificatie als tekortschietend in de nakoming van de gesloten overeenkomsten – als onrechtmatig heeft te gelden, wegens strijd met wat in het maatschappelijk verkeer betaamt. De rechtbank rekent dit handelen toe aan [appellanten] c.s. en stelt vast dat dit tot schade voor Propertize heeft geleid. Dit oordeel inclusief de motivering daarvan neemt het hof over en maakt het tot het zijne. Hoe zeer ook juist mag zijn dat, zoals [appellanten] c.s. hebben betoogd, [appellant1] door Propertize werd gevraagd vastgoedprojecten met grote financiële belangen vlot te trekken: het was hen – ook in die context – niet toegestaan zichzelf of anderen daarbij ten koste van Propertize te bevoordelen en zo Propertize op hogere kosten te jagen dan redelijkerwijs noodzakelijk was.
4.44.
Nu al op de hiervoor genoemde grond is geoordeeld dat het handelen van [appellanten] c.s. onrechtmatig is, kan in het midden blijven of, zoals Propertize c.s. daarnaast hebben aangevoerd, het handelen van [appellanten] c.s. ook nog bedrog zoals bedoeld in 3:44 BW en daarnaast diverse strafbare feiten oplevert. In het verlengde hiervan zijn de uitvoerige verhandelingen van [appellanten] c.s. over de vrijspraak van oplichting niet relevant.
Geen contractuele uitsluiting of vrijwaring van aansprakelijkheid
4.45.
Eerder in dit arrest (rov. 4.2) is al vermeld dat [appellanten] c.s. het niet eens zijn met het oordeel van de rechtbank (in de rov. 4.7 en 4.29 van het vonnis) dat op grond van art. 7:404 BW [appellant1] als feitelijk uitvoerder naast Aquarius als formeel opdrachtnemer hoofdelijk aansprakelijk is voor de volledige door de tekortkomingen veroorzaakte schade van Propertize c.s. en dat hen geen beroep toekomt op de contractuele uitsluiting daarvan. [appellanten] c.s. wijzen op de uitsluiting van de werking van art. 7:404 BW – als van regelend recht – en van de aansprakelijkheid voor alle (overige) schade in – uiteindelijk (op grond van de alomvattende overeenkomst genoemd in 2.109) – alle drie de overeenkomsten. Bovendien beoogt art. 7:404 BW slechts de aansprakelijkheid voor de uitvoering van de opdracht mede bij de feitelijk uitvoerder te leggen en niet ook die voor eventuele schade. [appellant1] is dus geen partij bij de overeenkomsten en kan ook daarom niet zijn tekortgeschoten in de nakoming daarvan. Bovendien is met Propertize overeengekomen dat zij [appellanten] c.s. zal vrijwaren tegen aansprakelijkheid voor schade. Op grond daarvan is ook het oordeel van de rechtbank over de vrijwaring onjuist, aldus [appellanten] c.s.
4.46.
Propertize c.s. houden onder verwijzing naar jurisprudentie van de Hoge Raad vast aan de aansprakelijkheid van ook [appellant1] voor de schade wegens de tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit de overeenkomsten, als feitelijk uitvoerder. Zou die toch ontbreken, dan zou het verwijtbare handelen van [appellant1] als onrechtmatig tot zijn aansprakelijkheid voor dezelfde schade leiden. Verder hebben zij aangevoerd dat het beroep van [appellanten] c.s. op de beperking van de aansprakelijkheid in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Met betrekking tot de vrijwaring wijzen Propertize c.s. erop dat die alleen zag op wat niet door de verzekering werd gedekt en dat daarvan onder andere schade door ‘opzet c.q. bewuste roekeloosheid’ was uitgesloten. Van deze beperkingen in de vrijwaring waren [appellanten] c.s. op de hoogte (2.108). Op vrijwaring kunnen zij zich niet beroepen, gelet op de aard van hun schadeveroorzakend handelen, dat als ‘opzettelijk en/of bewust roekeloos’ kan worden gekwalificeerd, aldus Propertize c.s..
4.47.
Het hof onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat op grond van art. 7:404 BW [appellant1] naast Aquarius (op grond van art. 6:6 lid 2 BW) hoofdelijk aansprakelijk is voor schade wegens de tekortkoming in de nakoming van de overeenkomsten, nu de opdracht met het oog op zijn persoon is verleend. [1] Daarnaast is het hof met de rechtbank van oordeel dat een beroep van [appellanten] c.s. op de contractuele bepalingen die hun aansprakelijkheid beperken of uitsluiten in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Met de nuancering dat [appellanten] c.s. niet ‘bij’ een bank werkten, maar wel ‘voor’ een groot bank- en verzekeringsconcern (zie hiervóór, in rov. 4.4), kan het hof zich vinden in wat de rechtbank daarover heeft overwogen in rechtsoverweging 4.36 van het vonnis. In het midden kan blijven of, zoals tussen partijen verder nog in geschil is, schade uit onrechtmatige daad al dan niet ook onder de exoneratie- en vrijwaringsbepalingen in de overeenkomsten valt.
4.48.
In het verlengde hiervan is het hof het eens met de rechtbank (rov. 4.37 van het vonnis) dat het beroep van [appellanten] c.s. op vrijwaring ook niet opgaat. De aard van het geconstateerde tekortschieten en onrechtmatig handelen van [appellanten] c.s. impliceert op zijn minst de aanwezigheid van bewuste roekeloosheid en op enkele onderdelen zelfs opzet. Bij dit laatste doelt het hof op de door of namens [appellanten] c.s. gedane onvolledige en/of onjuiste en/of nagelaten mededelingen over de precieze betrokkenheid van [appellant1] bij Finwire en TSI en op de kwestie van de wachtdagen van [naam14] .
Aanwezigheid schade bij Propertize
4.49.
Uit alles wat hiervoor is overwogen, volgt dat [appellanten] c.s. in beginsel volledig en hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die Propertize als gevolg van hun tekortschietend en/of onrechtmatig handelen hebben geleden, zoals de rechtbank heeft beslist. Voor zover zij hierover in hoger beroep hebben geklaagd, zijn hun klachten ongegrond bevonden. Daarmee wordt toegekomen aan de vaststelling van de omvang van de door hen te vergoeden schade. Anders dan [appellanten] c.s. betogen, heeft Propertize wel degelijk vermogensnadeel ondervonden van hun handelen en dus schade geleden, zoals hierna wordt uitgewerkt.
Omvang schade Propertize; btw; aftrek in der minne ontvangen bedragen van derden
4.50.
[appellanten] c.s. vinden het onjuist dat de rechtbank voor de schade van Propertize de via de inschakeling van Finwire en TSI gerealiseerde marges tot uitgangspunt heeft genomen, vanwege de noodzaak en het nut van die inschakeling en de marktconforme tarieven die zijn gehanteerd. Ook is de rechtbank onvoldoende ingegaan op het verweer van [appellant1] met betrekking tot (niet) doorbelasting door Propertize aan haar werkmaatschappijen van de kosten zodat de btw kon worden teruggevraagd. Door dat niet te doen is in zoverre sprake van medeschuld aan het ontstaan van de schade. Los daarvan is onduidelijk gebleven hoeveel btw verrekend is kunnen worden, aldus [appellanten] c.s. Zij betwisten dat Propertize de facturen van Finwire niet heeft doorbelast of kunnen doorbelasten aan Belval. Zij beroepen zich hiertoe mede op verklaringen daarover van [naam7] en [naam3] aan de FIOD. Verder achten zij (informatie over) de met Finwire en TSI getroffen schikkingen op grond waarvan een deel van de schade volgens Propertize al is vergoed van belang, evenals informatie over de eventuele regeling van [naam8] met Finwire in verband met de niet aan hem uitgekeerde reiskostenvergoedingen. Zij beklagen zich erover dat de rechtbank het bewijsrecht op deze punten heeft geschonden en hen ten onrechte niet in de gelegenheid heeft gesteld een incident ex art. 843a Rv op te werpen.
4.51.
Volgens Propertize bestaat haar schade uit de marge die zij in de jaren 2010-2013 zonder nut en noodzaak aan Finwire en TSI heeft betaald in verband met de detacheringen, de begunstiging van Finwire door BDG, het teveel aan betaalde wachtdagen en de marge die zij aan TSI heeft betaald voor de payrollling via Pay4People. Naar de mogelijkheid tot btw-aftrek heeft zij in verband met het verweer van [appellanten] c.s. nader onderzoek gedaan, op grond waarvan zij in relatie tot Finwire tot aftrek van een extra bedrag aan (vanaf juni 2012 verrekende) btw is gekomen van € 27.789,41 van het bedrag dat zij op grond van haar schadeopstelling in eerste aanleg (productie 163) vorderde. Voor Propertize c.s. was het tot juni 2012 niet opportuun, om boekhoudkundige en fiscale redenen, de facturen van Finwire aan Belval door te belasten. Dat nog meer btw-aftrek mogelijk was, hebben [appellanten] c.s. volgens hen ook niet onderbouwd. Bij de schadebegroting was al rekening gehouden met de in het kader van schikkingen door Finwire, [naam13] , TSI en/of Jupiter betaalde bedragen. De achterliggende stukken zijn wat haar betreft verder niet relevant voor dit geschil. Dat geldt ook voor stukken over de door [naam8] met Finwire getroffen regeling, aangezien die geen invloed heeft op de omvang van haar schade, aldus Propertize c.s. In hoger beroep heeft zij haar schade (minus het schikkingsbedrag dat Propertize van Finwire heeft ontvangen) herbegroot op € 809.816,45, inclusief de niet terugontvangen btw. Zij komen tot de conclusie dat het bedrag dat de rechtbank als schadevergoeding aan Propertize in verband met Finwire heeft toegewezen (€ 770.355,86) hoe dan ook blijft onder het bedrag van haar werkelijke schade, zodat die veroordeling in stand kan blijven. Daarbij betrekt zij dat in haar schadeberekening in relatie tot Finwire het jaar 2013 niet is meegenomen. Het voor het jaar 2013 geschatte bedrag in relatie tot Finwire van € 67.250,- (exclusief btw) overtreft volgens Propertize ruimschoots het genoemde extra bedrag aan btw (€ 27.789,41,-) dat zij van haar schadebegroting in eerste aanleg had moeten aftrekken. De schade veroorzaakt door de onnodige inschakeling via TSI van [naam14] heeft zij begroot op € 122.084,75 (inclusief het deel van de btw dat zij niet op grond van de pro rata regeling heeft terugontvangen). De wegens de inschakeling van Pay4People, [naam7] en [naam8] geleden schade betreft (exclusief btw, die volledig is terugontvangen) € 46.522,-. De totale aan TSI te relateren schade begroot zij, na aftrek van het ontvangen schikkingsbedrag, op € 53.606,75. Daarmee komt de totale schade van Propertize op € 863.423,20, nog altijd meer dan het in totaal door de rechtbank toegewezen bedrag aan schadevergoeding van € 823.962,61, zodat de grieven van [appellanten] c.s. tegen de vaststelling van de schade niet kunnen slagen, aldus Propertize c.s.
4.52.
Uit de eerdere overwegingen in dit arrest volgt dat Propertize door [appellanten] c.s. is benadeeld doordat zij een marge bovenop de detacheringskosten, de kosten van BDG en de kosten van payrolling aan Finwire en TSI heeft moeten betalen zonder dat de inschakeling van deze bedrijven voor haar enige toegevoegde waarde had. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat het aan [appellanten] c.s. was om te bewerkstelligen dat Propertize de externen rechtstreeks zou inhuren en het payrollingbedrijf rechtstreeks zou inschakelen om deze marges te besparen. Het hof ziet ook geen reden om aan te nemen dat de externen en/of Pay4People daartoe niet bereid zouden zijn geweest of alleen tegen hogere tarieven dan Finwire en TSI aan hen betaalden, zoals [appellanten] c.s. hebben gesuggereerd. Daarom is de betaalde marge aan te merken als schade die Propertize heeft geleden als gevolg van de tekortkoming/het onrechtmatig handelen van [appellanten] c.s. Dat geldt ook voor het deel van de marge dat aan Finwire is doorbetaald voor de detachering van [naam11] via BDG bij Belval, die [appellanten] c.s. hadden moeten voorkomen. De marktconformiteit van de marges is voor dit oordeel irrelevant. Aan bewijslevering komt het hof op dit punt dus niet toe. Verder is Propertize benadeeld doordat op aangeven van [appellant1] TSI meer wachtdagen voor [naam14] in rekening bracht aan Propertize dan [naam14] in rekening bracht aan TSI. Ook de daarvoor betaalde vergoeding vormt schade die Propertize heeft geleden als gevolg van de tekortkoming/het onrechtmatig handelen van [appellanten] c.s. Hieraan doet niet af, zoals [appellant1] hebben betoogd, dat zij vanaf 2012 ter grootte van de vergoeding van de ‘extra’ wachtdagen een reservering in hun boeken hebben gecreëerd ten behoeve van [naam14] . Wat er ook zij van deze – niet erg aannemelijke – reservering: die gaat Propertize niet aan. In zoverre kan de rechtbank worden gevolgd in haar benadering van de schade.
4.53.
Het hof stelt verder voorop dat de btw die Propertize over de teveel betaalde bedragen aan Finwire en TSI heeft betaald in beginsel tot haar schade behoort, omdat op grond van de ontvangen facturen die btw verschuldigd was en is betaald, in verband met aan Propertize geleverde diensten zoals bedoeld in de Wet op de omzetbelasting. Die btw had niet hoeven te worden betaald als de tekortkomingen/het onrechtmatig handelen van [appellanten] c.s. niet hadden plaatsgehad.
4.54.
[appellanten] c.s. hebben gemotiveerd betwist dat Propertize, zoals zij stelt, de facturen van Finwire niet (geheel) heeft doorbelast aan Belval. In het licht van deze gemotiveerde betwisting heeft Propertize haar stelling, dat dat (grotendeels) niet het geval is geweest omdat dat niet mogelijk was, onvoldoende onderbouwd, terwijl dat – zoals ook ter comparitie in hoger beroep ter sprake kwam – op haar weg lag. Een bewijsopdracht aan Propertize is bij deze stand van zaken niet aan de orde. Het hof zal er bij de begroting van de schade vanuit gaan dat Propertize de btw over de facturen van Finwire terug heeft ontvangen of terug had kunnen ontvangen en de btw-component dus buiten beschouwing laten. Dit onderdeel van de tegen de begroting van de schade gerichte grief slaagt in zoverre.
4.55.
Dat ligt anders voor de aan TSI over de marge betaalde btw. In de stellingen van [appellanten] c.s. leest het hof niet een verweer zoals dat ten aanzien van de aan Finwire betaalde btw is gevoerd. Voor zover btw over de aan TSI betaalde marges is gevorderd (alleen met betrekking tot de inschakeling van [naam14] ), zal deze in de begroting van de schade van Propertize worden meegenomen.
4.56.
Uitgaande van dit alles en van de in eerste aanleg als productie 163 overgelegde schadeopstelling, die Propertize heeft gebaseerd op gegevens die de FIOD heeft afgeleid uit de administratie en jaarstukken van Finwire en TSI – en die als zodanig niet (gemotiveerd) door [appellanten] c.s. zijn betwist – komt het hof tot de volgende schadebegroting:
marges Finwire, exclusief btw € 723.512,50
marge TSI inzake [naam14] , inclusief deel btw € 122.084,75
overige marges TSI, exclusief btw
€ 46.522,00+
totale schade € 892.119,25
betaling ontvangen van Finwire € 86.500,00
betaling ontvangen van TSI en anderen
€ 115.000,00-
resterende schade € 690.619,25.
4.57.
Aan de vaststelling van de schade van Propertize zoals hiervoor uiteengezet, doet niet af dat [appellant1] niet hebben kunnen beschikken over (achterliggende stukken over) de schikkingen die Propertize met Finwire en (aan) TSI (verbonden personen) heeft getroffen. Gelet op alles wat hiervoor is overwogen, acht het hof die informatie daarvoor niet van belang. Van belang is alleen dat de hieruit ontvangen bedragen van de gevorderde schadevergoeding worden afgetrokken en dat is het geval. Ook de inhoud van een eventuele regeling tussen Finwire en [naam8] is in deze procedure niet van belang, want een eventuele betaling door Finwire aan [naam8] is niet van invloed op de hoogte van de schade van Propertize. [appellanten] c.s. hebben daarom geen belang bij verstrekking van de desbetreffende stukken, zodat hun (eventuele) vorderingen op grond van art. 843a Rv niet toewijsbaar (zouden) zijn (geweest). Voor zover het bewijsaanbiedingen in deze procedure betreft, worden zij bij gebrek aan belang gepasseerd.
4.58.
Aan de stelling van Propertize dat haar schade nog (ongeveer) € 67.250,- (exclusief btw) hoger is, gaat het hof voorbij. Propertize baseert dit bedrag op een schatting naar aanleiding van de in 2013 van Finwire ontvangen facturen en de gemiddelde marge die Finwire daarop volgens haar zal hebben gemaakt, gelet op de in de jaren daarvoor gerealiseerde marge. Deze stelling heeft Propertize onvoldoende onderbouwd met concrete gegevens. Dat had wel op haar weggelegen. Bij deze stand van zaken komt het hof niet aan een bewijsopdracht aan Propertize van de juistheid van haar stelling toe. Overigens geldt dat het bedrag van € 67.250,- ook niet hoog genoeg zou zijn om de gevolgen van het deels slagende btw-verweer van [appellanten] c.s. te ondervangen, zoals hierna (rov. 5.1 en 5.6) zal blijken.
Geen mede- of eigen schuld Propertize
4.59.
[appellanten] c.s. kunnen zich voorts niet vinden in het oordeel van de rechtbank dat geen eigen schuld of medeschuld bestaat aan de zijde van Propertize bij het ontstaan van de schade (rov. 4.39 en 4.41 van het vonnis). Volgens [appellanten] c.s. wist Propertize van de goede banden van [appellant1] met Finwire omdat hij daar werkte en van het feit dat TSI van zijn schoonzoon [naam13] was, mocht hij toch als contactpersoon functioneren en is door Propertize geen onderzoek gedaan. Hierin zien [appellanten] c.s. een schending van de onderzoeksplicht bij Propertize. Met betrekking tot de verzekeringsdekking menen [appellanten] c.s. dat, nu alleen Aquarius contractspartij was – de toepasselijkheid van art. 7:404 BW was immers contractueel uitgesloten – de verzekeringsdekking waarover Propertize schreef alleen kon zien op Aquarius. Nu achteraf blijkt dat alleen voor [appellant1] verzekeringsdekking bestond, is Propertize tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichting om [appellanten] c.s. beiden te verzekeren, zo stellen zij. Nu zij niet beoogd hebben Propertize te benadelen of zichzelf of Finwire en TSI ongerechtvaardigd te bevoordelen, valt niet in te zien dat hen geen beroep op de verzekeringsdekking zou zijn toegekomen. Het gebrek aan verzekeringsdekking behoort voor rekening van Propertize te blijven, aldus [appellanten] c.s.
4.60.
Met betrekking tot de vermeende eigen schuld van Propertize hebben Propertize c.s. gewezen op de hand die [appellanten] c.s. zelf gehad hebben in de ontstane situatie, waarbij zij met list en bedrog ervoor hebben gezorgd dat Propertize overeenkomsten aanging die enkel waren gericht op verrijking van [appellanten] c.s. en/of familieleden van [appellant1] . Zij hebben het vertrouwen dat zij van Propertize kregen geschonden. Dit is zo kwalijk dat áls al sprake zou zijn van eigen schuld, wat Propertize c.s. betwisten, de billijkheid vereist dat de schade volledig voor rekening van [appellanten] c.s. moet blijven. Over de overeengekomen verzekering hebben Propertize c.s. er onder meer op gewezen dat die – kenbaar voor [appellanten] c.s. – alleen op [appellant1] zag en in dit geval geen dekking biedt, omdat er hetzij geen sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid hetzij sprake is van strafbaar, oneerlijk en frauduleus handelen.
4.61.
Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat aan de zijde van Propertize geen eigen schuld bestaat in het ontstaan van de schade in de hier besproken zin. Op grond van de mededelingen (bij TSI via [naam13] ) van [appellant1] (zie 2.17 en 2.48) mocht Propertize ervan uitgaan dat hij geen belangen (meer) had in Finwire en TSI. Dat Propertize wel wist dat [appellant1] betrokken was geweest bij Finwire en dat TSI van zijn schoonzoon [naam13] was, betekent niet dat Propertize had moeten begrijpen of vermoeden dat er nog wel andere belangen van [appellant1] bij deze vennootschappen speelden en dat hij zich daarom bij de inschakeling van Finwire en TSI niet zou laten leiden door de belangen van Propertize. Het gebrek aan volledige en juiste informatie bij Propertize over de belangen van [appellanten] c.s. in en bij Finwire en TSI is volledig aan [appellanten] c.s. toe te rekenen. Hun mededelingsplicht gaat hier vóór op de onderzoekplicht van Propertize. Van een aan Propertize toe te rekenen omstandigheid die tot de schade heeft bijgedragen is hierbij dus geen sprake.
4.62.
Het ontbreken van verzekeringsdekking valt Propertize evenmin tegen te werpen. Dat Aquarius niet meeverzekerd was, hadden [appellanten] c.s. kunnen en moeten begrijpen uit de aard van de in de overeenkomsten genoemde verzekering, die uitsluitend dekking biedt voor natuurlijke personen. Ook uit de brief van Propertize aan [appellant1] van 29 november 2010 blijkt dit (2.108). Dat het tekortschietend en/of onrechtmatig handelen van [appellant1] , zoals eerder vastgesteld, (mogelijk) zal vallen onder de uitsluitingen van verzekeringsdekking zoals die blijken uit productie 32 van [appellanten] c.s., is evenmin aan Propertize te wijten. Ook dit beroep op medeschuld faalt daarom. De verplichting van [appellanten] c.s. tot vergoeding van de (resterende) schade van Propertize blijft dus volledig in stand.
Geen verjaring
4.63.
[appellanten] c.s. hebben een beroep gedaan op verjaring van (een deel van) de vorderingen van Propertize, zoals weergegeven in rov. 4.2 van het bestreden vonnis. Zij zijn het niet eens met de beslissing van de rechtbank dat van verjaring geen sprake is (rov. 4.4 vonnis). Propertize c.s. hebben gemotiveerd betwist dat van verjaring sprake is.
4.64.
Het hof stelt, evenals de rechtbank deed (in haar rov. 4.3), voorop dat de hier toepasselijke verjaringstermijn van vijf jaren uit art. 3:310 BW pas begint te lopen nadat degene die schade lijdt zowel van de schade als van de daarvoor aansprakelijke persoon op de hoogte is. Uit wat eerder in dit arrest is overwogen, blijkt dat Propertize weliswaar wist dat zij marges betaalde aan Finwire en TSI, maar niet dat de inschakeling van Finwire en TSI (en dus het betalen van die marges) enkel in het belang van [appellanten] c.s. was, vanwege hun persoonlijke belangen bij het financieel welvaren van Finwire en TSI. Pas nadat in 2013 het handelen van [appellanten] c.s. werd onderzocht, nadat eerder al onderzoek naar dat van [naam1] was gestart, wist Propertize van haar schade en wie daarvoor verantwoordelijk was. De verjaringstermijn is dus pas toen gaan lopen en in 2016, ruimschoots binnen vijf jaar, hebben Propertize c.s. [appellant1] in verband met die schade gedagvaard. Van verjaring is dus geen sprake.
Geen schending klachtplicht
4.65.
In de beslissing van de rechtbank (rov. 4.6) tot verwerping van hun beroep op het schenden van de klachtplicht zoals bedoeld in art. 6:89 BW door Propertize c.s. (rov. 4.5) kunnen [appellanten] c.s. zich ook niet vinden. In de toelichting op hun grief houden zij vol dat Propertize c.s. de verwijten die zij [appellanten] c.s. voor het eerst bij de beslagleggingen in december 2015 maakten al kenden in februari 2013 (toen [appellant1] voor het eerst met Integis sprak) althans april 2013 (toen [appellant1] op non-actief werd gesteld en strafrechtelijke aangifte tegen hem werd gedaan). Zij bestrijden verder dat de op non-actiefstelling en aangifte een klacht inhouden in de zin van art. 6:89 BW. [appellanten] c.s. houden ook vol dat zij door het late klagen zijn benadeeld, omdat [appellant1] bij eerdere wetenschap van de verwijten zijn verklaringen tegenover Integis anders zou hebben ingestoken en hij zijn bewijspositie had kunnen versterken, terwijl het late moment van klagen ook invloed heeft gehad op de mogelijkheden om zijn ondernemingsactiviteiten ongehinderd voort te zetten.
4.66.
Anders dan [appellanten] c.s. stellen, heeft de rechtbank niet geoordeeld dat een strafrechtelijke aangifte heeft te gelden als een klacht in de zin van art. 6:89 BW. Het hof onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat [appellanten] c.s. uit die (later aan [appellant1] bekend geworden) aangifte, maar (vooral) ook uit de op non-actiefstelling op 8 april 2013 (2.112) al hadden moeten en kunnen begrijpen dat hen mogelijk verwijten van belangenverstrengeling werden gemaakt in verband met de uitvoering van de opdrachten voor Propertize. Dat moet voor hen nog duidelijker zijn geweest op grond van het Integis-rapport van 10 juni 2013 (2.114), waarin deze belangenverstrengeling aan de orde kwam. Niet in geschil is dat [appellant1] destijds gelegenheid heeft gekregen te reageren op het concept hiervan. [appellanten] c.s. hadden dus toen al kunnen overgaan tot het verzamelen van bewijs, voor zover dat nodig was voor hun reactie en ook om zich zo nodig te kunnen verweren tegen voorzienbare aanspraken van Propertize op dit punt. Gelet daarop valt niet in te zien dat [appellanten] c.s. zijn benadeeld doordat zij pas later (eind 2015) op de hoogte zijn gekomen van de definitieve inhoud van de verwijten van Propertize. Dit wordt niet anders door de volgens [appellanten] c.s. afwijkende, geruststellende opvatting van de onderzoeker van Integis (De Bruin) over de verwijtbaarheid van zijn handelen eind februari 2013. Uit de stellingen hierover van [appellanten] c.s. volgt dat, zoals Propertize c.s. (ook) ter zitting in hoger beroep hebben aangevoerd, De Bruin op dat moment nog niet beschikte over allerlei voor [appellanten] c.s. belastende informatie uit het (latere) strafrechtelijk onderzoek.
4.67.
In het verlengde hiervan gaat het betoog van [appellanten] c.s. dat, als Propertize eerder had geklaagd, [appellant1] de gang van zaken eerder had kunnen toelichten, ook niet op. Vlak na de op non-actiefstelling van 8 april 2013 heeft hij immers nog een gesprek gehad met Integis op 13 april 2013 (2.113) waarin hij een verdere toelichting kon geven. Dit geldt nog sterker waar [appellant1] zegt dat hijzelf vond dat dit gesprek kon doorgaan omdat hij niets te verbergen had. Hieruit kan worden afgeleid dat hij kennelijk zijn verklaring op dat moment niet anders zou hebben ingestoken als hij meer kennis over de verwijten had gehad.
4.68.
Met het betoog dat het late moment van klagen invloed heeft gehad op de ondernemingsactiviteiten bouwen [appellanten] c.s. voort op de stelling dat het door het tijdsverloop lastig voor hen is geworden om bewijs te verzamelen en zich te verweren. Gelet op het voorgaande ziet het hof echter onvoldoende grond om aan te nemen dat [appellanten] c.s. in dat opzicht zijn benadeeld, zodat dit argument ook niet opgaat.
4.69.
Net als de rechtbank komt het hof daarmee tot de conclusie dat, nu niet is gebleken dat de belangen van [appellanten] c.s. zijn geschaad als gevolg van het verstrijken van de tijd totdat Propertize bij hen over de belangenverstrengeling heeft geprotesteerd, het beroep op het schenden van de klachtplicht niet slaagt. Voor enige bewijsopdracht in dit verband is geen plaats, omdat het aangeboden bewijs voor dit oordeel niet relevant is.
Positie en omvang schade SRH
4.70.
[appellanten] c.s. zijn het ook oneens met de oordelen van de rechtbank (in rov. 4.45 t/m 4.49 van het vonnis) over i) hun relatie tot hun opdrachtgever Propertize als onderdeel van het SRH-concern, ii) wat dat voor hen – gelet op hun brede werkervaring – met zich bracht in relatie tot SRH en iii) de kwalificatie van hun handelen als (ook) onrechtmatig tegenover SRH. Daarnaast betwisten zij enige norm te hebben geschonden die strekt ter bescherming tegen de schade van SRH. Bij gebrek aan onderbouwing van deze claim, in weerwil van het verweer van [appellanten] c.s., menen zij dat de rechtbank in haar oordelen buiten de rechtsstrijd is getreden en daarbij ook het geldende bewijsrecht heeft geschonden.
4.71.
Propertize c.s. houden vast aan hun stellingen dat [appellanten] c.s. zowel wegens tekortschietend als onrechtmatig handelen tegenover SRH hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die SRH daardoor heeft geleden. Zij hebben zich binnen het concern van SRH, een – naar [appellanten] c.s. wisten – grote bank-verzekeraar, schuldig gemaakt aan, kort gezegd, niet integer handelen en belangenverstrengeling bij en rondom de uitvoering van hun opdrachten voor diverse werkmaatschappijen van dochteronderneming Propertize. Zij hadden met de aard van hun opdrachtgever als onderdeel van een dergelijk concern rekening moeten en kunnen houden bij hun handelen. Datzelfde geldt voor het voorzienbare risico dat in geval van niet integer handelen op het niveau van de moedermaatschappij van zo’n concern onderzoekskosten zouden kunnen worden gemaakt. In dit verband verwijzen Propertize c.s. onder meer naar de door [appellanten] c.s. als productie A10 overgelegde e-mail van Propertize aan [appellant1] van 15 april 2010, waarin staat dat [appellant1] gescreend zou gaan worden ‘omdat SNS Property Finance een bank is’, en naar de ruime werkervaring van [appellant1] .
4.72.
Dat [appellanten] c.s. niet letterlijk bij een bank werkten, zoals de rechtbank heeft overwogen, heeft het hof al besproken in rechtsoverweging 4.47. Het doet er niet aan af dat [appellanten] c.s. rekening hadden moeten en kunnen houden met de al eerder genoemde hoge integriteitseisen die voor hen zouden gelden bij het accepteren van opdrachten vanuit een vennootschap als Propertize, als onderdeel van een groot bank- en verzekeringsconcern (rov. 4.4). Hun laakbare handelwijze, die hen zelfs op strafvervolging is komen te staan, straalt in negatieve zin af op SRH en is schadelijk voor het vertrouwen van het publiek in de integriteit van dat concern. Hieraan doet vanzelfsprekend niet af of en zo ja, in hoeverre, die strafzaken tot vrijspraken (zullen) leiden, zoals [appellanten] c.s. onder meer in dit verband omstandig hebben uiteengezet. Daarnaast hadden [appellanten] c.s. moeten begrijpen dat een integriteitskwestie bij een bestuurder van een dochtervennootschap zou worden onderzocht op het niveau van de moedermaatschappij (SRH), zodat op dat niveau kosten worden gemaakt. [appellanten] c.s. hadden in dat opzicht dus ook rekening te houden met de belangen van SRH. Onder deze omstandigheden hebben [appellanten] c.s. ook tegenover SRH onrechtmatig gehandeld door hun tekortschietend en/of onrechtmatig handelen tegenover Propertize. Voor de daardoor ontstane schade – de onderzoekskosten die SRH door hun toedoen in redelijkheid heeft moeten maken – zijn zij hoofdelijk aansprakelijk. De door hen geschonden normen beogen niet alleen de belangen van Propertize te beschermen, maar ook die van SRH, zodat ook aan de relativiteitseis van art. 6:163 BW is voldaan.
4.73.
Met betrekking tot de omvang van de schade, bestaande uit de op grond van art. 6:96 lid 2 BW gemaakte onderzoekskosten voor zover die aan [appellanten] c.s. zijn toe te rekenen, geldt het volgende. SRH begroot haar schade, na een beredeneerde schatting en na aftrek van het bedrag dat zij bij wijze van minnelijke regeling van TSI, Jupiter en/of [naam13] en Finwire heeft ontvangen, op € 325.536,12. Dit bedrag is door [appellanten] c.s. gemotiveerd betwist. Hoewel het hof aannemelijk acht dat een deel van de door SRH gemaakte onderzoekskosten is veroorzaakt door het handelen van [appellanten] c.s., is het partijdebat over de omvang van het hen in redelijkheid toe te rekenen deel onvoltooid. Naar het oordeel van het hof is het niet opportuun, mede gelet op wat partijen aan het einde van de comparitie hebben verklaard, deze schade in de onderhavige procedure te begroten, na verdere toelichting door de partijen en eventuele instructie. De door de rechtbank uitgesproken verklaring voor recht dat [appellanten] c.s. hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade van SRH bestaande uit onderzoekskosten en veroordeling van [appellanten] c.s. tot vergoeding van die schade, op te maken bij staat worden daarom gehandhaafd.
4.74.
De vraag of ook sprake is van tekortschietend handelen van [appellanten] c.s. in de naleving van contractuele verplichtingen tegenover SRH hoeft, gelet op het voorgaande, niet te worden beantwoord omdat een bevestigend antwoord niet leidt tot aansprakelijkheid voor andere schade dan hiervoor al is bepaald. Bij de daarop gebaseerde, in het incidenteel hoger beroep gevorderde verklaring voor recht heeft SRH geen, althans onvoldoende belang.
Geen terugbetaling loon
4.75.
Propertize c.s. hebben in het incidenteel hoger beroep gegriefd tegen het oordeel van de rechtbank (in rov. 4.58 en 4.61 van het vonnis) dat [appellanten] c.s. niet gehouden zijn tot terugbetaling van de helft van het ontvangen loon. In de (bestuurs)functies die [appellant1] bij dochtervennootschappen van Propertize zou gaan vervullen lag besloten dat hij ten behoeve van Propertize rechtshandelingen zou gaan en zou moeten verrichten. Vast staat dat hij arbeidskrachten moest aantrekken. Het verrichten van rechtshandelingen ten behoeve van Propertize lag dus besloten in de overeenkomsten van opdracht, waardoor deze (ook) als overeenkomsten tot lastgeving kwalificeren zoals bedoeld in art. 7:414 BW en art. 7:418 BW rechtstreeks van toepassing is. Zou dit al anders zijn, dan vallen de met Propertize gesloten overeenkomsten onder de schakelbepaling van art. 7:424 BW, met hetzelfde resultaat, zo betogen Propertize c.s. [appellanten] c.s. hebben gemotiveerd betwist dat van overeenkomsten sprake is die vallen onder de werking van art. 7:418 lid 2 BW.
4.76.
Het hof verenigt zich met de uitleg die de rechtbank in haar rechtsoverwegingen 4.57, 4.58, 4.60 en 4.61 van het vonnis heeft gegeven aan de betekenis van de door Propertize ingeroepen wetsartikelen in het licht van de met [appellanten] c.s. gesloten overeenkomsten. Het komt erop aan of sprake was van lastgeving – een overeenkomst van opdracht waarbij de lasthebber zich jegens de lastgever verbindt om voor rekening van de lastgever een of meer rechtshandelingen te verrichten (art. 7:414 lid 1 BW) – of een andere overeenkomst op grond waarvan de ene partij verplicht of bevoegd is voor rekening van de andere partij rechtshandelingen te verrichten (art. 7:424 lid 1 BW). Dat was niet het geval. De overeenkomsten van opdracht hielden kort gezegd in dat Aquarius (in de persoon van [appellant1] ) deel zou uitmaken van het bestuur van (klein)dochterondernemingen van Propertize. Ook als zij uit hoofde van die positie bevoegd zou zijn om (al dan niet gezamenlijk met andere bestuurders) bepaalde rechtshandelingen namens die vennootschappen te verrichten, wil dat nog niet zeggen dat op grond van de overeenkomsten een verplichting daartoe op haar rustte. Dat [appellanten] c.s. onder meer tot taak hadden om arbeidskrachten voor de projecten aan te trekken, maakt dat niet anders. Van een bevoegdheid van [appellanten] c.s. tot het sluiten van overeenkomsten ten behoeve van Propertize was evenmin sprake. Dat wordt ook geïllustreerd doordat de overeenkomsten met Finwire en TSI niet zijn gesloten door [appellanten] c.s., maar door Propertize zelf, na ondertekening door tekeningsbevoegde vertegenwoordigers van Propertize. Dat [appellanten] c.s. wel de onderhandelingen voor deze overeenkomsten hebben gevoerd, maakt het voorgaande niet anders.
4.77.
Nu van lastgeving of een daarmee gelijk te stellen overeenkomst geen sprake is, is het bepaalde in art. 7:418 BW (dat de lasthebber geen recht heeft op loon als hij een direct of indirect belang heeft bij de totstandkoming van de rechtshandeling en hij de lastgever daarvan niet in kennis heeft gesteld) niet van toepassing. De daarop gebaseerde vordering tot terugbetaling van loon is daarom niet toewijsbaar.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.78.
De grief van [appellanten] c.s. tegen de door de rechtbank in hun ogen ten onrechte uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de veroordelingen in conventie berust volgens de toelichting op een onjuiste interpretatie door de rechtbank van de door hen overgelegde uitspraak van de Ondernemingskamer uit 2015 over de vermogenspositie van Propertize. Tegen het door de rechtbank gehanteerde toetsingskader bij de beantwoording van de vraag of uitvoerbaarverklaring bij voorraad achterwege moet blijven (rov. 4.67-4.69 tweede zin), is (terecht) niet gegriefd. In de door [appellanten] c.s. aangehaalde uitspraak van de Ondernemingskamer ziet het hof onvoldoende grond om aan te nemen dat (thans) sprake is van een dusdanig restitutierisico dat het belang van [appellanten] c.s. bij behoud van de bestaande toestand tot op een rechtsmiddel is beslist zwaarder moet wegen dan het belang van Propertize c.s. bij directe uitvoerbaarheid van de veroordeling. Bovendien hebben Propertize erop gewezen dat [appellant1] al hebben voldaan aan de veroordelingen, wat [appellanten] c.s. niet hebben betwist, zodat [appellanten] c.s. ook geen belang meer hebben bij beoordeling van deze grief.
Beslagkosten
4.79.
[appellanten] c.s. keren zich tegen de toewijzing van de door Propertize gevorderde beslagkosten, omdat zij bestrijden aansprakelijk en schadeplichtig te zijn ten opzichte van Propertize. Zoals uit het voorgaande volgt, deelt het hof echter het oordeel van de rechtbank daarover, zodat de grief faalt.
Bewijsaanbiedingen
4.80.
Partijen hebben geen (voldoende concrete) feiten gesteld die, indien bewezen, tot een andere uitkomst in het principaal of incidenteel hoger beroep kunnen leiden. Aan hun bewijsaanbiedingen, voor zover in het voorgaande nog niet besproken, gaat het hof daarom voorbij.
in voorwaardelijke reconventie:
4.81.
[appellanten] c.s. hebben tot slot gegriefd tegen het buiten behandeling laten door de rechtbank van hun vorderingen in voorwaardelijke reconventie. Ook deze grief faalt, omdat – zoals de rechtbank terecht heeft overwogen – de voorwaarde waaronder die vorderingen waren ingesteld niet was vervuld. Noch uit de toelichting op deze grief, noch uit andere delen van de memorie van grieven, zoals het petitum, blijkt dat [appellant1] hun eis in voorwaardelijke reconventie in hoger beroep hebben gewijzigd of willen wijzigen in een onvoorwaardelijke eis in reconventie. Voor een ander oordeel in hoger beroep dan in eerste aanleg is daarom geen plaats. Ook in hoger beroep zal het hof de vorderingen in voorwaardelijke reconventie buiten behandeling laten.

5.De slotsom

gedeeltelijke vernietiging en bekrachtiging voor het overige van het vonnis
5.1.
De grief van [appellanten] c.s. tegen, kort gezegd, het meenemen van de btw-component in de begroting van de schade die Propertize heeft geleden door de inschakeling van Finwire slaagt. Het hof begroot daardoor de totale schade van Propertize op € 690.619,25. Dit bedrag is lager dan het bedrag van € 823.960,75 dat de rechtbank heeft toegewezen, zodat het dictum onder 6.5 van het vonnis zal moeten worden vernietigd. In plaats daarvan zal het hof de veroordeling van [appellanten] c.s. uitspreken tot betaling van het door het hof begrote bedrag. Nu [appellanten] c.s. niet hebben gegriefd tegen de door de rechtbank bepaalde ingangsdatum van de wettelijke rente zal ook het hof van die datum uitgaan.
5.2.
Verder slagen enkele van de grieven van [appellanten] c.s. gericht tegen de vaststelling door de rechtbank van de feiten. Ook de grief gericht tegen de overweging van de rechtbank dat [appellanten] c.s. ‘bij’ een bank werkten is terecht voorgesteld. Naar aanleiding van deze grieven heeft het hof echter de feiten anders en nader vastgesteld en die overweging van de rechtbank aangevuld en verbeterd, zodat deze grieven niet tot (verdere) vernietiging van het vonnis hoeven te leiden. De overige grieven van [appellanten] c.s. falen alle.
5.3.
Geen van de door Propertize c.s. tegen het vonnis gerichte grieven in het incidenteel appel slaagt. De rechtbank heeft de vordering van Propertize tot terugbetaling door [appellanten] c.s. van de helft van het door hen ontvangen loon terecht afgewezen. De in het incidenteel hoger beroep vermeerderde vordering tot terugbetaling van het volledige aan [appellanten] c.s. betaalde loon is op dezelfde gronden als waarop de grieven falen niet toewijsbaar en zal dus ook worden afgewezen.
5.4.
Ook de (in hoger beroep gewijzigde) eisen van SRH – de verklaring voor recht met betrekking tot de aansprakelijkheid van [appellanten] c.s. op grond van art. 6:74 BW voor de onderzoekskosten en de veroordeling van [appellanten] c.s. tot betaling van een concreet bedrag aan schadevergoeding in plaats van verwijzing naar de schadestaat zullen worden afgewezen.
5.5.
Niet in geschil is dat [appellant1] naar aanleiding van het (uitvoerbaar bij voorraad verklaarde) vonnis van de rechtbank al hebben voldaan aan de veroordeling tot betaling van het bedrag van € 823.960,75 met rente. Dit betekent dat zij, gelet op de onder 5.1 vermelde beslissing, teveel hebben betaald. Hun vordering tot terugbetaling van hetgeen zij hebben voldaan ter uitvoering van het vonnis van de rechtbank zal in zoverre worden toegewezen en voor het overige worden afgewezen.
5.6.
Gelet op het voorgaande hebben [appellanten] c.s. in eerste aanleg als de overwegend in het ongelijk gestelde partij te gelden, zodat zij terecht zijn veroordeeld in de proceskosten daarvan.
5.7.
Het voorgaande betekent dat het hof het vonnis van de rechtbank waarvan beroep onder aanvulling en verbetering van gronden zal bekrachtigen, met uitzondering van het dictum onder 6.5.
proceskosten principaal appel
5.8.
Als de in het principaal hoger beroep overwegend in het ongelijk te stellen partij zal het hof [appellanten] c.s. ook – hoofdelijk, zoals gevorderd – in de kosten daarvan veroordelen.
5.9.
Propertize c.s. hebben de veroordeling van [appellanten] c.s. in de daadwerkelijke proceskosten, althans een proceskostenveroordeling met toepassing van zesmaal het liquidatietarief gevorderd, in verband met het tegen beter weten in met een memorie van grieven van 309 pagina’s volharden in hun stellingen over het ontbreken van eigen, tegenstrijdig belang. Hierdoor zijn Propertize c.s. op kosten gejaagd, waardoor het gewone liquidatietarief volgens hen niet volstaat.
5.10.
[appellanten] c.s. hebben hiertegen onder verwijzing naar jurisprudentie van de Hoge Raad ingebracht dat hun verweer niet ‘evident kansloos’ is en dat het hen vrijstaat, ook door middel van een lijvige memorie van grieven met vele producties, de stellingen van Propertize c.s. in volle omvang te betwisten en te weerleggen, op basis van feiten en omstandigheden die zij daarvoor relevant achten.
5.11.
Het hof stelt het volgende voorop. Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de proceskostenregeling in de artikelen 237-240 Rv een exclusieve, limitatieve regeling bevat [2] en dat een vordering tot vergoeding van volledige proceskosten (in afwijking van het liquidatietarief) alleen toewijsbaar is in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen [3] . Van misbruik van procesrecht is sprake als de vordering (of het verweer), gelet op de evidente ongegrondheid, achterwege had moeten blijven, namelijk als eiser (of verweerder) op voorhand had moeten begrijpen dat de vordering (of het verweer) geen kans van slagen had. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure of het voeren van verweer past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door art. 6 EVRM. [4]
5.12.
Tegen de achtergrond van deze jurisprudentie kan het door [appellanten] c.s. gevoerde verweer daarom pas misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen opleveren – en Propertize c.s. aanspraak geven op vergoeding van hun daadwerkelijke proceskosten – voor zover dat verweer evident ongegrond was en in verband met de betrokken belangen van Propertize c.s. niet gevoerd had mogen worden. Hiervan kan pas sprake zijn als [appellanten] c.s. hun verweer baseren op feiten en omstandigheden waarvan zij de onjuistheid kenden of behoorden te kennen of op stellingen waarvan zij op voorhand de kansloosheid hadden moeten begrijpen.
5.13.
Hoewel Propertize c.s. kan worden nagegeven dat, zoals ook volgt uit rov. 4.48, bepaalde als tekortschietend of onrechtmatig handelen van [appellanten] c.s. gekwalificeerde feiten hun opzettelijk schadeveroorzakend handelen impliceren, kan niet worden gezegd dat al (of een groot deel van) het in de memorie van grieven herhaalde en aangevulde verweer tegen de vorderingen van Propertize c.s. evident en op voorhand kansloos was. Dat het hof op een enkel punt na de rechtbank is gevolgd in haar oordelen en beslissingen, maakt dit niet anders. Van misbruik van procesrecht of onrechtmatig procederen is geen sprake, zodat geen grond bestaat voor toewijzing van een proceskostenveroordeling op basis van de daadwerkelijk gemaakte kosten.
5.14.
Propertize c.s. kan wel worden nagegeven dat de memorie van grieven met haar 309 pagina’s een aanzienlijke omvang heeft, evenals het aantal (deels nogmaals) overgelegde producties (187). Anders dan [appellanten] c.s. menen, was het niet noodzakelijk voor een correcte beoordeling van het geschil in de hoofdtekst van de memorie van grieven veelvuldig de tekst van de producties waarop zij zich wensten te beroepen (ook nog bij herhaling) te citeren en in voetnoten op te nemen. Deze werkwijze was ook niet nodig om zich ervan te verzekeren dat het hof van de volgens [appellanten] c.s. belangrijke producties kennis zou nemen en vergrootte ook niet – integendeel – het leesgemak, zoals [appellanten] c.s. menen. Daarnaast hebben [appellanten] c.s. zeer uitvoerig de voorgeschiedenis met betrekking tot diverse kwesties geschetst, terwijl dat voor een groot deel niet of minder relevant was en in elk geval aanzienlijk beknopter had gekund. Aannemelijk is dat de omvang en opzet van de memorie van grieven ertoe heeft geleid dat het lezen en doorgronden ervan met het oog op het opstellen van de memorie van antwoord in het principaal appel en het – geruime tijd daarna – voorbereiden van de comparitie voor Propertize c.s. aanzienlijk tijdrovender en kostbaarder is geweest dan noodzakelijk, waardoor een standaard proceskostenveroordeling een onvoldoende tegemoetkoming zou bieden aan de door hen gemaakte kosten. Het hof ziet in dit alles aanleiding bij het vaststellen van het salaris advocaat voor het opstellen van de memorie van antwoord in het principaal appel drie punten te rekenen en voor het bijwonen van de comparitie twee, tegen het voor deze zaak gebruikelijke liquidatietarief. Het meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.
5.15.
Daarentegen zal het hof, zoals [appellanten] c.s. onweersproken hebben gevorderd, de kosten van de anticipatie-exploten als nodeloos gemaakt voor rekening van Propertize c.s. laten. Deels zijn deze exploten niet door Propertize c.s. aangebracht en daarna ging het nog maar om een marginale vervroeging, met één week.
5.16.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Propertize c.s. zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 5.270,00
- salaris advocaat € 24.255,00 (5 punten x tarief VII).
proceskosten incidenteel appel
5.17.
In het incidenteel hoger beroep zijn Propertize c.s. te beschouwen als de in het ongelijk gestelde partij, zodat zij, zoals gevorderd, hoofdelijk in de kosten daarvan zullen worden veroordeeld. Aan de zijde van [appellanten] c.s. zullen deze kosten worden vastgesteld op € 4.851,00 voor salaris advocaat (2 punten x de helft van tarief VII).
5.18.
Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten toewijzen zoals hierna vermeld.

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 20 juni 2018, behoudens de in het dictum onder 6.5 gegeven veroordeling, vernietigt dit vonnis in zoverre en doet in zoverre opnieuw recht;
veroordeelt [appellanten] c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander daardoor zal zijn bevrijd, om aan Propertize te betalen een bedrag van € 690.619,25, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 1 januari 2013 tot de dag van volledige betaling;
veroordeelt Propertize tot terugbetaling aan [appellanten] c.s. van hetgeen zij ter voldoening aan de veroordeling onder 6.5 van het vonnis meer hebben betaald dan het hiervoor vermelde bedrag (€ 690.619,25 met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2013), te vermeerderen met de wettelijke rente over het terug te betalen bedrag met ingang van de dag van betaling door [appellant1] tot de dag van volledige betaling;
veroordeelt [appellanten] c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander daardoor zal zijn bevrijd, in de kosten van het principaal hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Propertize c.s. vastgesteld op € 5.270,00 voor verschotten en op € 24.255,00 voor salaris overeenkomstig rov. 5.14 van dit arrest;
veroordeelt Propertize c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander daardoor zal zijn bevrijd, in de kosten van het incidenteel hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellanten] c.s. vastgesteld op € € 4.851,00 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin vervatte veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.L. Wattel, C.M.E. Lagarde en R.W.E. van Leuken en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2021.