2.4Met inachtneming van het voorgaande, is het hof van oordeel dat [appellant] geslaagd is in het aan hem opgedragen bewijs en overweegt daartoe als volgt.
2.4.1Uit de verklaring van [de vader] , zoals die uit het proces-verbaal van getuigenverhoor blijkt, kan worden opgemaakt dat volgens hem [geïntimeerde] de Nederlandse taal machtig was in woord en geschrift ten tijde van het ondertekenen van de overeenkomst op
26 november 2012. [de vader] , die blijkens zijn verklaring en die van [appellant] zelf, bij het sluiten van de overeenkomst op 26 november 2012 aanwezig was, verklaart verder dat [geïntimeerde] woordelijk instemde met € 2.500,- per maand aan stallingskosten. [de vader] kan weliswaar niet verklaren dat op dat moment concreet aan [geïntimeerde] is voorgehouden welk bedrag in totaal voor 1 februari 2013 moest worden betaald, maar wel dat [geïntimeerde] het papier waarop de afspraken stonden weergegeven, heeft gezien en gelezen voordat hij de overeenkomst ondertekende. [de vader] heeft onder meer verklaard:
‘Ik heb dhr. [geïntimeerde] wel eens ontmoet bij mijn zoon op kantoor. (…) Ik heb dhr. [geïntimeerde] veel vaker dan twee keer ontmoet. Dhr. [geïntimeerde] sprak in het Nederlands tegen mij. Ik spreek zelf Drents, maar dhr. [geïntimeerde] begreep mij wel. Ik sprak met dhr. [geïntimeerde] over van alles en nog wat. (...) Ik heb het er wel eens met mijn zoon over gehad dat hij niet verder kwam met dhr. [geïntimeerde] . Ik kan mij herinneren dat er een papier is ondertekend. Ik was daarbij aanwezig. Mijn zoon was daar ook bij en dhr. [geïntimeerde] . Het was in de kantine op het bedrijf van mijn zoon. Mijn zoon kwam met dat papier aan. U vraagt mij of ik mij kan herinneren wat er toen is afgesproken. Ik antwoord daarop dat is afgesproken dat het spul weggehaald zou worden. Ik weet niet meer wat er verder is besproken. Ik weet ook niet meer of er over de tekst die op papier staat is gesproken. De handtekening is direct gezet. Ik denk dat [geïntimeerde] alles begreep. U vraagt mij waarom ik dat denk. Ik antwoord daarop: dat kon ik vernemen uit zijn antwoorden. Dhr. [geïntimeerde] was tevreden. Het gesprek ging in het Nederlands en dhr. [geïntimeerde] begreep alles. U vraagt mij of toen ook is gesproken over stallingskosten. Ik antwoord daarop dat de eerste drie maanden geen stallingskosten betaald hoefden te worden en dat daarna stallingkosten van € 1, - per vierkante meter per maand betaald moesten worden. U vraagt mij of ook is gesproken over het aantal vierkante meters en ik antwoord daarop dat het volgens mij om 2500 meter/€ 2500,- per maand ging. Dhr. [geïntimeerde] zei: dat is goed. U houdt mij voor dat de machine er al een tijdje stond en er over veel maanden stallingskosten betaald moesten worden. Op uw vraag of duidelijk was voor dhr. [geïntimeerde] of over die maanden nog € 2500,- per maand moest worden betaald, antwoord ik dat ik dat niet weet, maar het was € 2500,- per maand stallingskosten. (…) Bij de aankoop van de machine heeft dhr. [geïntimeerde] een tegenbod in het Nederlands gedaan. Dhr. [geïntimeerde] snapte alles. U vraagt mij hoe ik dat weet. Ik antwoord daarop dat dhr. [geïntimeerde] normaal antwoord gaf in het Nederlands. Op uw vraag of dhr. [geïntimeerde] ooit heeft gezegd: ik snap het niet, of: kan je het nog een keer uitleggen, antwoord ik dat dat niet het geval is. U houdt mij voor dat ik zojuist heb verklaard dat dhr. [geïntimeerde] direct zijn handtekening heeft gezet. Op uw vraag of hij het papier eerst ook heeft doorgelezen, antwoord ik dat hij dat heeft gedaan. Op uw vraag of hij het papier eerst heeft gezien en gelezen voordat hij heeft getekend, antwoord ik: ja. Op uw vraag of dhr. [geïntimeerde] heeft gezien wat er op het papier stond, antwoord ik: ja. (…) Op uw vraag of bij de ondertekening in 2012 is gezegd dat voor1 februari € 167.000,- betaald moest worden, antwoord ik dat er is gezegd dat er voor die datum betaald moest worden. Op uw vraag of ook is gezegd hoeveel er totaal betaald moest worden, antwoord ik dat ik dat niet weet.’
2.4.2[geïntimeerde] heeft enige tijd na het tekenen van de overeenkomst op 26 november 2012 contact met [naam2] opgenomen en met hem over deze overeenkomst gesproken. Weliswaar is [naam2] niet bij de ondertekening van de overeenkomst aanwezig geweest, maar hij verklaart dat [geïntimeerde] de inhoud van de overeenkomst kende en aan [naam2] heeft uitgelegd wat er aan de hand was. Daarbij heeft hij, aldus [naam2] , nooit aangegeven dat hij de overeenkomst niet begreep. [naam2] verklaart ook dat hij hoofdzakelijk Nederlands met [geïntimeerde] sprak en dat [geïntimeerde] Nederlands kon lezen. [naam2] heeft onder meer verklaard:
‘Dhr. [geïntimeerde] kwam bij mij en heeft mij de overeenkomst voorgelegd. Hij vertelde mij dhr. [appellant] nog een gedeelte van de koopsom schuldig te zijn alsmede stallingskosten. Dhr. [geïntimeerde] wist ook dat het contract beëindigd was. Het ging om ettelijke duizenden euro’s, ik meen € 32.000,-. Ik heb het contract toen ook gelezen en [geïntimeerde] verteld wat er stond. De afspraak was dat de koopsom voor de puinbreker nog betaald moest worden en stallingskosten. Ik weet niet of er verder nog afspraken in die overeenkomst stonden. (…) Zoals gezegd heb ik het contract met dhr. [geïntimeerde] besproken en gezegd wat daarin stond. Dhr. [geïntimeerde] heeft dat toen toegegeven. Hij wist van de hoed en de rand. Ik had wel de indruk dat dhr. [geïntimeerde] de stallingskosten niet eerlijk vond, maar of dat zo is kan ik niet goed inschatten. (…) Zoals ik aangaf is dhr. [geïntimeerde] bij mij gekomen en gaf mij het contract. Dhr. [geïntimeerde] kwam bij mij omdat hij niet meer kon betalen. Hij wilde hulp van mij om er vanaf te komen. (…) Het klopt dat ik dhr. [geïntimeerde] twee keer heb gezien. Daarnaast heb ik dhr. [geïntimeerde] telefonisch gesproken. Ik sprak in het Nederlands met dhr. [geïntimeerde] . Soms als hij het niet begreep, sprak ik in het Engels met dhr. [geïntimeerde] . Ik vroeg hem vaak of hij mijn uitleg begreep en hij zei dan ja. Soms ging ik over in het Engels om misverstanden te voorkomen. (…) Ik sprak hoofdzakelijk Nederlands met dhr. [geïntimeerde] , maar deels ook Engels. Ik had de indruk dat dhr. [geïntimeerde] Nederlands goed begreep. Op uw vraag of ik weet of dhr. [geïntimeerde] Nederlands kan lezen, antwoord ik: ja, want het contract was in het Nederlands. Dhr. [geïntimeerde] kon mij duidelijk vertellen wat er aan de hand was. Dhr. [geïntimeerde] heeft nooit aangegeven dat hij het contract niet begreep. U vraagt mij nogmaals wat dhr. [geïntimeerde] mij heeft verteld toen hij bij mij kwam. Ik antwoord daarop als volgt: dhr. [geïntimeerde] kwam met de overeenkomst en vertelde dat hij dhr. [appellant] geld schuldig was, maar niet meer kon betalen. Hij sprak over het contract en wat daarin stond. Hij had een machine gekocht voor transport naar Afrika en was nog een deel van de koopprijs en stallingskosten verschuldigd. Hij had geen geld en zat financieel omhoog. (…) Op uw vraag of dhr. [geïntimeerde] ooit heeft gezegd: ik heb wel getekend, maar ik heb het niet begrepen, antwoord ik nee.’
2.4.3[geïntimeerde] voert weliswaar aan dat uit de verklaring van [naam2] niet eenduidig blijkt dat hij op 26 november 2012 wist wat hij ondertekende, maar het hof gaat aan deze stelling als onvoldoende gemotiveerd voorbij. [geïntimeerde] heeft namelijk niet betwist dat hij op het moment dat hij met [naam2] sprak, wist wat in de overeenkomst stond. Indien hij ten tijde van de ondertekening niet heeft begrepen welke afspraken in de overeenkomst waren neergelegd, heeft [geïntimeerde] niet gemotiveerd hoe hij dan wel aan deze kennis is gekomen.
2.4.4[naam1] , die niet bij de ondertekening van de overeenkomst op 26 november 2012 aanwezig was, bevestigt met zijn verklaring dat [geïntimeerde] de Nederlandse taal machtig was. [naam1] heeft onder meer verklaard:
‘U vraagt mij of ik dhr. [geïntimeerde] ken. Ik antwoord daarop dat deze zaak al een aantal jaren duurt en dat ik dhr. [geïntimeerde] wel eens gezien en gesproken heb op het terrein van [appellant] . (…) Op het terrein van dhr. [appellant] stond een puinbreker. Dhr. [geïntimeerde] kwam langs en stelde zich netjes aan mij voor als dhr. [geïntimeerde] . Dhr. [appellant] sprak met dhr. [geïntimeerde] over de puinbreker, dat die puinbreker er te lang stond. Ik was bij dit gesprek tussen dhr. [appellant] en dhr. [geïntimeerde] aanwezig. Ik heb een aantal malen bij een gesprek tussen dhr. [appellant] en dhr. [geïntimeerde] gestaan. Ik bemoeide mij niet met het gesprek. Het gesprek ging in het Nederlands. Het kostte dhr. [geïntimeerde] in mijn ogen geen moeite om een gesprek in het Nederlands te voeren. Hij praatte gewoon normaal Nederlands.(…) Ik heb nooit de indruk gehad dat [geïntimeerde] het Nederlands niet goed begreep en op uw vraag of dhr. [geïntimeerde] wel eens heeft gevraagd om iets te herhalen, antwoord ik: niet dat ik weet.’
2.4.5Dat [geïntimeerde] de Nederlandse taal machtig was ook voor het sluiten van de overeenkomst op 26 november 2012, kan mede worden afgeleid uit de eerder door [appellant] in het geding gebrachte verklaring van [naam3] die in 2008 de werking van de puinbreekinstallatie heeft uitgelegd aan [geïntimeerde] . In de schriftelijke door [naam3] ondertekende verklaring staat:
‘In 2008 heb ik [naam3] toen werkzaam bij TRM Hengelo als [functie] aan [appellant] een puinbreker installatie verkocht in Hengelo. [appellant] is wezen kijken met een klant van hem om de machine door te verkopen, (…) en stelde zich voor als [voornaam geïntimeerde] uit Nigeria. Hij wilde graag een demonstratie van de machine, ik heb de machine gedemonstreerd aan [appellant] en zijn klant. De klant wilde de gehele machine kopen zoals hij daar stond en wilde alles meenemen naar Afrika om daar weer op te bouwen net zoals hij was in Hengelo. dit heb ik opgenomen uit de gesprekken tussen [appellant] en de klant. [appellant] en de Klant [voornaam geïntimeerde] hebben in het Nederlands met elkaar gesproken ook heeft hij mij vragen gesteld over de machine in het Nederlands.’
2.4.6Het hof is van oordeel dat de bovenstaande (getuigen-)verklaringen voldoende steun geven aan de geloofwaardigheid van de verklaring van [appellant] als partijgetuige, dat hij met [geïntimeerde] altijd Nederlands sprak, dat [geïntimeerde] tenminste de gerechtvaardigde indruk heeft gewekt dat hij Nederlands kon lezen en dat [geïntimeerde] hem ten tijde van de totstandkoming van de overeenkomst op 26 november 2012 goed moet hebben begrepen. De bovenstaande verklaringen, in het bijzonder die van [de vader] en [naam2] geven ook voldoende steun aan de geloofwaardigheid van de verklaring van [appellant] dat hij de overeenkomst op
26 november 2012 met [geïntimeerde] heeft doorgenomen en dat dit zowel de stallingskosten betreft alsook de regeling dat als [geïntimeerde] niet op tijd betaalde, hij zijn aanbetaling en de machine kwijt was. Van belang is met betrekking tot de stallingskosten en de periode waarover deze verschuldigd zouden zijn en met betrekking tot de aanbetaling en de aanspraken op de machine, dat [appellant] heeft verklaard dat [geïntimeerde] vóórdat hij tot ondertekening overging de overeenkomst zelf nog heeft gelezen en daarmee akkoord was. [appellant] heeft onder meer verklaard:
‘Ik heb op 26 november 2012 met dhr. [geïntimeerde] in de kantine gezeten. Ik heb toen tegen hem gezegd dat er binnen drie maanden betaald moest worden en de machine moest worden opgehaald. Zo niet, dan was hij zijn aanbetaling kwijt en de machine. Ik zou het geld en de machine dan houden om uit de kosten te komen. Ik heb dit met dhr. [geïntimeerde] in de kantine besproken en hij zei: dat is goed, laten we het zo maar doen. Hij zei: het komt allemaal goed. Ik ben toen naar boven gegaan om wat ik al in de computer had gezet nog uit te werken en uit te printen. Vervolgens ben ik met het contract naar beneden gelopen. Ik heb dit voorgelezen en dhr. [geïntimeerde] heeft het zelf ook doorgelezen. Dhr. [geïntimeerde] was ermee akkoord. Dat komt goed, zei hij. Ik zei: dan wachten wij af. Ik heb toen ook aangegeven dat als er niet betaald zou worden dhr. [geïntimeerde] het geld en de machine kwijt zou zijn. Mijn vader was bij dit gesprek met dhr. [geïntimeerde] aanwezig. (..) Ik sprak altijd Nederlands met dhr. [geïntimeerde] . Ook op 26 november 2012. Ik vind dat dhr. [geïntimeerde] prima Nederlands spreekt. Ik heb nooit de indruk gehad dat hij mij niet goed begreep. (…) U vraagt mij naar het stuk van 26 november 2012. Ik heb met [geïntimeerde] vooral gesproken over de vraag of een betalingstermijn van drie of vier maanden moest worden opgenomen. Ik heb ook met [geïntimeerde] over de stallingkosten gesproken. Hij zei: dat komt goed. Dhr. [geïntimeerde] vond zelf ook dat het te lang duurde. Ik heb dhr. [geïntimeerde] er op gewezen dat als hij niet tijdig zou betalen hij zijn aanbetaling kwijt zou zijn. Dhr. [geïntimeerde] reageerde daarop met de opmerking dat het zover niet zou komen, hij zou betalen. (…) Op uw vraag hoe ik wist dat [geïntimeerde] ook Nederlands kon lezen, antwoord ik: als je Nederlands kunt spreken, dan kan je ook Nederlands lezen. Ik heb het contract ook duidelijk met hem doorgenomen. Ik ging er vanuit dat hij het contract begreep. Als dat niet zo was, had hij de volgende dag terug moeten komen en niet na anderhalf jaar. (…) U houdt mij voor dat het betaalgedrag van dhr. [geïntimeerde] problematisch was en dat de op 26 november 2012 gemaakte afspraak inhield dat dhr. [geïntimeerde] nog een zeer groot bedrag moest betalen. Groter dan het bedrag dat dhr. [geïntimeerde] tot dan toe had betaald. U vraagt mij of ik er vertrouwen in had dat dhr. [geïntimeerde] dit nu zou kunnen betalen. Ik antwoord daarop dat dhr. [geïntimeerde] zei: het is goed, ik betaal alles. Ik geloofde dhr. [geïntimeerde] omdat hij beloofde te zullen betalen.’
2.4.7Tegen de achtergrond van de voorgaande, op essentiële punten consistente verklaringen komt de verklaring van [geïntimeerde] , zoals die blijkt uit het proces-verbaal van getuigenverhoor van 30 november 2020, dat hij ten tijde van de ondertekening van de overeenkomst op 26 november 2012 nog geen Nederlands sprak, met de heer [appellant] altijd Engels sprak en pas de afgelopen twee jaar Nederlands heeft geleerd toen hij een opleiding volgde voor taxichauffeur, ongeloofwaardig voor. Het hof constateert voorts dat [geïntimeerde] tegenstrijdig verklaart over zijn contacten met [naam2] . Enerzijds verklaart [geïntimeerde] dat [naam2] is ingeschakeld door de rederij die de spullen naar Nigeria verscheepte terwijl hij anderzijds verklaart dat hij [naam2] heeft ingeschakeld om de zaak met [appellant] te regelen. Dat hij tegen de achtergrond van die stelling vervolgens nooit met [naam2] zou hebben gesproken over de overeenkomst van 26 november 2012, zoals [geïntimeerde] ook heeft verklaard blijkens het proces-verbaal, komt het hof tegen de achtergrond van het geschil ook als ongeloofwaardig voor. In deze context hecht het hof geen geloof aan zijn verklaring dat hij niet meer weet of hij een kopie van de overeenkomst van 26 november 2012 heeft gekregen en, anders dan [naam2] heeft verklaard, ook geen kopie aan [naam2] heeft laten lezen. Dat [geïntimeerde] nooit met [appellant] over stallingskosten heeft gesproken en dat de ruimte die de puinbreekinstallatie inneemt ‘helemaal niet zo veel ‘ is, staat verder haaks op de verklaring van [de vader] en gaat voorbij aan hetgeen [naam2] heeft verklaard over het begrip dat [geïntimeerde] over de afspraak omtrent de stallingskosten had (vergelijk rechtsoverweging 2.4.2 en 2.4.3.) respectievelijk aan de daadwerkelijke omvang van de puinbreekinstallatie zoals die onweersproken uit de video van de machine, die als productie 9 in het geding is gebracht, blijkt alsmede uit het taxatierapport van Agema&Lubbers van
28 maart 2018. In het taxatierapport wordt aangegeven dat de installatie circa 3.700 vierkante meter in gebruik neemt voor stalling. Een andere illustratie dat de verklaring van [geïntimeerde] zoals die uit het proces-verbaal blijkt meer vragen oproept dan beantwoordt en daarmee afbreuk doet aan de geloofwaardigheid ervan, vormt de verklaring van [geïntimeerde] dat [appellant] contante betalingen wenste, geen betalingen per bank wilde en dat hij ‘het zwart’ wilde hebben. [appellant] heeft dit gemotiveerd betwist en gesteld, onder verwijzing naar de verklaring van zijn boekhouder [naam4] van HD Administratie B.V., dat de contanten na ontvangst zijn afgestort op de bankrekening van [appellant] en in de boekhouding zijn verwerkt. [geïntimeerde] heeft weliswaar bezwaar gemaakt tegen het inbrengen van deze verklaring bij memorie na enquête door [appellant] , maar [geïntimeerde] heeft inhoudelijk bij zijn memorie na enquête nog op deze productie kunnen reageren en de overlegging is niet in strijd met de instructie die [appellant] voor bewijslevering in het arrest van 3 maart 2020 van het hof heeft gekregen. Dat [geïntimeerde] niet meer inhoudelijk heeft gereageerd komt voor zijn risico. Het hof gaat aan dit bezwaar voorbij.
2.4.8Resumerend concludeert het hof dat [appellant] geslaagd is in het bewijs dat [appellant] in de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd mocht vertrouwen dat [geïntimeerde] de op 26 november 2012 gemaakte afspraken wilde. Uit de op belangrijke onderdelen consistente verklaringen valt op te maken dat [geïntimeerde] de Nederlandse taal machtig was in woord en geschrift, dat op 26 november 2012 tussen [appellant] en hem is gesproken over de stallingskosten, dat hij daarbij instemde met stallingskosten van € 2.500,- per maand en dat ook is gesproken over het kwijtraken van de aanbetaling als [geïntimeerde] niet op tijd zou betalen. Uit de verklaringen volgt verder dat [geïntimeerde] mondeling instemde met de afspraken, dat hij het document waarop de afspraken concreet waren opgenomen, voor ondertekening nog heeft gelezen en vervolgens tot ondertekening is overgegaan. Aldus heeft [appellant] er gerechtvaardigd op kunnen vertrouwen dat [geïntimeerde] begreep wat de afspraken inhielden en dat hij deze ook wilde, althans heeft [appellant] de tot hem gerichte verklaring van [geïntimeerde] , verwoord in de schriftelijke en door [geïntimeerde] ondertekende overeenkomst mogen opvatten als een akkoord over de betaling van het restant van de aanneemsom en die van de stallingskosten alsmede over de afwikkeling van de koopovereenkomst indien niet voor
1 februari 2013 het totale bedrag zou zijn betaald.
Toepassing artikel 6:226 BW dan wel 6:229 BW ?