Uitspraak
Porc-Ex Holland B.V,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
- Partijen zijn het eens over de naamswijziging van geïntimeerde, zoals in de kop van dit arrest vermeld. Ondanks deze naamswijziging zal het hof geïntimeerde als PEB aanduiden, omdat dit aansluit bij de stukken die zijn overgelegd;
- De wederzijdse spreekaantekeningen worden uitgewisseld en als voorgelezen beschouwd;
- Bij akte mag op elkaars spreekaantekeningen worden gereageerd; Vervolgens zal op de stukken arrest worden gewezen, behoudens een gemotiveerd verzoek van PEH om alsnog een zitting te houden.
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil en de beslissing van de rechtbank
- i) niet verstuurde creditfacturen wegens onvoldoende kwaliteit van geleverde varkens voor een bedrag van € 56.383,71;
- ii) verschuldigde provisie samenhangend met de levering van varkenssperma voor een bedrag van € 82.278,96 (€ 100.986,49 minus eisvermindering € 18.707,53);
- iii) een openstaand bedrag op basis van OFR-contracten van € 78.393,09;
- iv) een bedrag voor nog af te dragen provisie aan PEH van € 5.691,- (€ 16.500,00 minus eisvermindering € 10.809,-).
4.De beoordeling in hoger beroep
grief 1komt PEH op tegen het oordeel van de rechtbank dat tegen de vordering tot terugbetaling van de geldlening geen deugdelijk verweer is gevoerd.
onaanvaardbaarwas. Voor zover in de stellingen van PEB dit wel moet worden gelezen slaagt het evenmin, omdat het verweer een deugdelijke onderbouwing mist in het licht van de weerlegging daarvan door PEB. PEB heeft onder meer aangevoerd:
- dat zij op grond van onder meer de betalingsachterstand de overeenkomst op grond van een tekortkoming mocht ontbinden;
- dat het PEB in beginsel vrij stond de samenwerking te beëindigen en een nieuwe onderneming (PEN) op te richten;
- dat het voor PEB noodzakelijk was PEH te verbieden om nog langer DanAvl-genetica te verkopen, namelijk omdat PEB bij elke verkoop door PEH verplicht zou zijn om een fee aan VSP te voldoen en zij daarvoor zekerheid had gesteld, terwijl inmiddels duidelijk was geworden dat PEH de facturen van PEB (ook voor zover het ging om het niet betwiste deel daarvan) weigerde te betalen;
- dat PEN een slapende vennootschap is gebleven en dat PEH na twee weken een nieuwe partner had gevonden.
grief 2). Volgens PEH is de betwisting van die stelling door PEB een bevrijdend verweer en ligt de bewijslast daarvan bij PEB.
grief 5klaagt PEH over het oordeel van de rechtbank dat zij niet is geslaagd in
grief 3komt PEH op tegen het oordeel van de rechtbank dat PEB is geslaagd in het haar door de rechtbank opgedragen bewijs dat tussen partijen is overeengekomen dat, indien er een slachtopbrengst was, deze in mindering werd gebracht op het door PEB aan PEH te crediteren bedrag.
grief 4bestrijdt PEH dat zij het bewijs niet geleverd heeft (de bewijsopdracht zelf wordt niet bestreden). Voor het geval het bewijs niet geleverd is, betoogt PEH dat PEB aan haar een gebruikelijke/redelijke vergoeding verschuldigd is. PEH biedt aan te bewijzen dat een vergoeding van € 67,20 dan wel € 55,- in de branche een gebruikelijke vergoeding is.
grief 7bestrijdt PEH het oordeel van de rechtbank dat PEB nadat de samenwerking tussen partijen was beëindigd niet langer een fee aan PEB verschuldigd was als een klant een dosis sperma afnam.
grief 8faalt. PEH zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, vermeerderd met wettelijke rente als gevorderd. Deze kosten worden tot op heden aan de zijde van PEB vastgesteld als volgt:
- verschotten: € 5.270,- (griffierecht);
- salaris advocaat conform liquidatietarief (2 punten, tarief VI): € 8.128,-.