Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in het principaal hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
.Het huwelijk van partijen is op 7 januari 2020 ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 2 oktober 2019.
4.De omvang van het geschil
- de waarde waarvoor de woning aan de man wordt toegedeeld (III), de door de man te betalen gebruiksvergoeding voor zijn gebruik van de woning (eerste IV), de gemeentelijke lasten van de woning (VIII), en de duur van de periode waarbinnen de woning aan de man wordt toegedeeld (X);
- de verdeling van de inboedel (tweede IV), waaronder de waarde ervan en die van de Dinky Toys (IX);
- de waardes van de Opel Mokka (V) en de Chevrolet Corvette (VI);
- de overbedeling van de man (VII).
de wijze van de verdeling van de huwelijksgemeenschap opnieuw vast te stellen zoals door de rechtbank in rechtsoverweging 5.1 is gedaan
aan de man:
aan de vrouw te handhaven;
De man verzoekt het hof in het incidenteel hoger beroep de beschikking van de rechtbank van 2 april 2020 in die zin te wijzigen dat:
5.De motivering van de beslissingen
a. de woning aan de [adres] te [woonplaats1] ;
kanvaststellen. Vast staat dat de man vanaf 1 augustus 2018 (datum indiening echtscheidingsverzoek) alle lasten met betrekking tot de aan de woning verbonden hypothecaire lening en kapitaalverzekering (inclusief het aandeel van de vrouw daarin) heeft voldaan, ook in de periode dat de vrouw bij uitsluiting van de man het voorlopig gebruik had van de woning, waarvoor zij destijds geen gebruiksvergoeding aan de man heeft betaald. Daarom ziet het hof geen aanleiding om in hoger beroep alsnog een gebruiksvergoeding aan de man op te leggen.